GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PROF. HOLWERDA EN ZIJN „EER” (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PROF. HOLWERDA EN ZIJN „EER” (I)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOPDARTIKEI,

In het maandblad van Juni 1952 van het Gereformeerd Mannenblad heeft de heer I. S(tap) te Amersfoort een artikel geschreven, waarin hij zich bezig houdt met mijn preek, welke werd opgenomen in de Utrechtse kerkbode van 10 Mei 1.1., gehouden en gepubliceerd in verband met het sterven van Prof. Holwerda. Voorzover dit artikel betrekking heeft op wat ik schreef neem ik het over. Hier volgt het dan:

De vrijgemaakte kerken hebben twee gevoelige slagen geleden.

Een van haar predikanten waarschuwde op de e.v. Zondag na het overlijden van Prof. Holwerda om zich door de feiten niet te laten verbijsteren. Maar hij erkende, dat „verpletterende slagen" de kerken hadden getroffen, „waarbij wij ons de grond onder de voeten voelen wegzüiken". Ja, deze predikant had reeds door vejen de vraag horen stellen, „of de Heere dan tegen ons is, en of Psalm 90 in onze kerken dreunen gaat: „Wij vergaan door Uwen toom en door Uwe grimmigheid worden wij verschrikt."

Zeer terecht werd door hem toen de Bijbelse weg gewezen: met de feiten te gaan naar 't Woord van God. „Dit Woord Is in deze bange ure het licht op ons pad en de lamp voor onzen voet."

Dit is de weg. Met'ons verdriet, met onze teleurstelling, met onze zorgen voor de toekomst naar het Woord van God. Naar God zelf. En als wij in oprechtheid ons hart voor Hem open leggen, dan zal Hij ons troosten niet alleen, maar ons ook sterken op de wegdie Hij ons wijst.

Door dat open leggen van ons hart en door de ontdekkende genade van de Heilige Geest komen wel eens lelijke dingen voor de dag. Als we die zelf niet zien, dan laat God ze ons wel zien.

Bij een ander? — Nee, bij ons zèlf!

Nadat Israël voor Ai geslagen was en Jozua zich In diepe verslagenheid tot God wendde met een: „Ach Heere, waarom", toen zelde de Heere tot Jozua: Israël heeft gezondigd en zij hebben ook mijn verbond, hetwelk ik hun geboden had, overtreden

Wij worden langs die weg ontdekt aan onze zonde.

Als ik de vrijgemaakte bladen, kerk- zowel als jeugdbladen lees, dan krijg Ik de indruk, dat velen in die kring door de overdenking van de „verpletterende slagen", die hen hebben getroffen, nóg meer — voorzover dat mogelijk was — overtuigd zijn geworden van der synodocraten zonde. Niet van eigen zonde.

Nemen we de preek, waaruit wij hierboven een citaat gaven. Zij Is van Ds v. d. Bom, en werd gehouden op 4 Mei j.l. voor de vrijgemaakte gemeente van Amersfoort.

Nu is Ds V. d. Bom een volstrekt eerlijk man, „een Israëliet waarm geen 'bedrog is", een hoogstaand Christen, een predikant, die zijn gemeente op z'n hart draagt. Een vriendelijk man. Een zachtmoedig man. De wereld zou van hem zeggen: een goed en nobel mens.

Van opzettelijke onjuiste weergave van de feiten is 'bij hem geen sprake.

Maar zie nu, hoe de strijd der geesten zijn oog heeft verblind. Hij herinnerde in zijn preek aan de vrijmaking in Amersfoort en merkte daaromtrent op: „Toen zijn er velen tegen hem opgestaan en hebben hem weggescholden als een kwaden herder, die de kudde misleidde en de eenheid der kerk verscheurde".

Ds V. d. Bom zinspeelt hier waarschijnlijk op de afzettingsbul. Maar daar is het toch niet mee begonnen! .'De alles, zeggende en beslissende daad in het conflict is geweest, dat de toen-nog-bezwaarden een eigen kerkdienst gingen beleggen naast die van de bestaande Gereformeerde Kerk. Dat gaf de breuk in de gemeente. Dat was hier dus niet een „wegschelden" op grond van zijn prediking of andere herderlijke arbeid — Ds Holwerda werd hier zéér gewaardeerd zowel om het een als om het ander — maar het was hier een uitlopen uit, een verlaten van de bestaande kerk. Een. afscheiding.

Nu kan een afscheiding volkomen geoorloofd en noodzakelijk zijn — we denken aan 1834 en zeggen er niets kwaads van — maar men moet de feiten niet anders stellen dan ze geweest zijn.

Er is nog meer. Ds v. d. Bom vervolgde: „Welke smarten heeft hij (Ds Holwerda) toen geleden. Want er is geen groter smart voor een dienaar des Woords, die de ambtelijke bewijsvoering geeft, dat hij trouw is aan Christus en aan Zijn mandaten, dan weggescholden te worden als een ontrouwe herder, die de kudde ten verderve voert."

Van die smarten geloven wij geen zier. Het is trouwens in flagrante tegenspraak met het thema van de preek, door Ds Holwerda gehouden op de Zondag na de vrijmaking: „Vreugde over de kerkgemeenschap".

Smarten? O zeker, daar is stellig in zijn hart droefheid geweest over de scheur in de kerk, over het langzaam, maar zeker uiteengroeien van een hechte vriendenkring, maar verder — waarover! Daar was vreugde in vrijgemaakte kring over de bevrijding uit de synodale strik, over het feit, dat er zóvelen waren meegegaan, over het feit van de „reformatie" zelf.

Smart, zegt Ds v. d. Bom, over de hoon van zijn ambtelijke trouw, over de beloning „met een kerkelijk doemvonnls der exoommimlcatle".

Wij laten hier de vraag onbesproken, of het verstandig Is geweest van de kerkeraad der Gereformeerde kerk, om tot afzetting over te, gaan, waar de personen in kwestie metterdöèd onze kerk hadden vaarwel gezegd, maar hoe kan iemand gebukt gaan over de uitspraak van een kerkeraad die hij als zodanig niet meer erkent.

Dat ik er op attendeer is wel voornamelijk om deze reden: de heer Stap heeft Prof. Holwerda ook zo goed gekend, en is ook op de hoogte van zijn houding in de kerkelijke strijd, zoals die in 1945 te Amersfoort gestreden is in verband met de Synodale beslissingen en kerkrechtelijke vonnissen. Wij miochten van hem verwachten, dat hij Prof. Holwerda recht zou doen voor wat betreft de feitelijke toedracht. Dat mochten wij daarom van hem verwachten, omdat Prof. Holwerda in die dagen behoorde tot die , .hechte vriendenkring". Er waren tevoren, meen ik, intieme vriendschapsbanden gelegd tussen de heer Stap en Prof. Holwerda. Ik zou er niet op gezinspeeld hebben als de heer Stap het zelf niet gedaan had. Maar hij heeft iets anders gedaan. Hij heeft deze vriend en broeder van weleer nog een keer een groot onrecht aangedaan. En dat voor het forum van de toeziende mannenbond binnen de Synodale kerken. Hij meent te mogen zeggen: Gij, mannen broeders, gij moet, nu Prof. Holwerda gestorven is, niet denken, dat hem een groot onrecht is aangedaan. En ook niet, dat hij onder dat zgn. hem aangedane onrecht geleden heeft. Ge moet namelijk weten, dat Prof. Holwerda hier in Amersfoort zéér gewaardeerd werd zowel om het een als om het r - .: ''"r. Zijn persoon en zijn werk waren ons lief. Daa- n pok een hechte vriendenkring gegroeid in die dagen. En Prof. Holwerda had er een grote plaats.' Maar ge weet het, dat hij bezwaard was. En ook, dat hij een bezwaarschrift had ingediend bij de kerkeraad. Maar op het critieke moment is hij uit de kerk weggelopen. Niet weggescholden als een ontrouwe herder, zoals Ds v. d. Bom nu vertelt. En van die smarten, die hij zou geleden hebben, moet ge ook geen zier geloven. Zeker, hij vond het wel jammer die breuk in de kerk, en dat langzaam maar zeker uiteengroeien van een hechte vriendenkring, maar op een gegeven moment hakte hij de gordiaanse knoop door, gaf het sein tot een zgn. vrijmaking, en stond twee dagen later opgewekt en blij, dat hij de bestaande kerk uit was, te preken over: „Vreugde over de kerkgemeenschap". In die vreugde over de kerkgemeenschap, hem ten deel gevallen in de „vrijgemaakte kerk", hebt ge de echte Prof. Holwerda, een vreugde, nog versterkt door het feit, dat zovelen met hem aan de synodale strik ontkomen waren. Zij hebben toen gezongen van de reformatie der kerk. Onze harpen hingen aan de wilgen. Ge moet de preek van Ds Popma maar eens lezen. Maar daar werd geroemd. Maar laat U niet van de wijs brengen. De feiten zijn wel een beetje anders. Zij hebben daar gewoon revolutie gemaakt. Prof. Holwerda en anderen met hem zijn heel gewoon uit de kerk weggelopen. Zij hebben Zondag 8 Juli 1945 eigen kerkdiensten belegd. In dat beleggen van eigen kerkdiensten hebt gij nu „de alles zeggende en beslissende daad", hebt gij de openbare scheurmaker in optima forma, hebt gij de openlijke rebellie in de kerk van Prof. Holwerda. Maar het baat niet veel, om aan dat naakte feit te herinneren, want sinds zij in de vrijgemaakte kerken zulke grote slagen ondervonden, zijn ze niet tot zichzelf ingekeerd, om hun eigen zonde te zien, maar zijn ze nog meer overtuigd geworden van der synodocraten zonde. Als de Here Israël voor Ai vernedert, dan leert Hij hen: Israël heeft gezondigd. Maar als de Here de Vrijgemaakte kerken vernedert, dan horen zij de stem des Heren niet eens. Zij beginnen niet eens met de feiten zuiver te stellen. Want ook die Prof. Holwerda is uit de kerk weggelopen. Er is wel een afzettingsbul, welke zou kunnen doen vermoeden, dat hij is afgezet wegens het niet voor vast en bondig kunnen houden van de bekende leeruitspraken en kerkrechtelijke vonnissen. Maar die afzettingsbul vertelt U de waarheid niet. Die komt eigenlijk heel wonderlijk achteraan. Hij was de kerk al uitgelopen. Hij had de kerk al vaarwel gezegd. Dat deed hij met het beleggen van eigen kerkdiensten. Maar pas daarna werd hij afgezet. Die afzettingsbul kwam achter de feiten aan. Neen, w ij niet, maar h ij z e 1 f heeft zich doen kennen als een openbare scheurmaker. Want zeg zelf: is iemand, die eigen diensten gaat beleggen, en het gesprek afbreekt, en de bestaande kerk vaarwel zegt, geen scheurmaker, die men nooit mag volgen, al is het je beste vriend?

Zo spint de heer Stap, na zeven jaar, nog rustig Voort aan de legende rondom Prof. Holwerda te Amersfoort geweven, dat hij uit de kerk gelopen is,

omdat hij er uit wilde. Hij wilde de breuk. Dat is zonneklaar bewezen op Zondag 8 Juli 1945. Daarom waren ook alle pogingen, om die breuk te voorkomen, tevergeefs. Hij verbrak eenvoudig de contacten, en maakte zich eenvoudig vrij, en noemde dat ook nog een daad van reformatie.

Maar nu ben ik het geweest, die iets anders gezegd heb. Ik zeide, zijn kerkelijke worsteling overziende: „En als wij denken aan de vrijmaking der kerk, aan de storm, die toen opstak ook in onze gemeente, in deze famiUekring, hoe vermenigvuldigen zich dan onze gedachten. Want toen zijn er velen tegen hem opgestaan en hebben hem weggescholden als een kwade herder, die de kudde misleidde en de eenheid der kerk verscheurde". Waarom heb ik dan der waarheid geen getuigenis gegeven? Moet een christen dat niet altijd doen? En moet hij het zeker niet doen in het ernstig uur van de dood? Is er dan niet alle reden om de feiten te stellen, zoals ze zijn? Waarom deed ik dat dan niet? Waarom maakte ik dan van „weglopen" „wegschelden"? Ben ik dan geen getrouwe getuige, zodra het op de feiten aankomt?

Dat nu beredeneert de heer Stap als volgt: Wat Ds V. d. Born betreft, hij is een volstrekt eerlijk man, een Israëliet, waarin geen bedrog is, een hoogstaand christen, een predikant, die zijn gemeente op z'n hart draagt. Een vriendelijk man. Een zachtmoedig man. Van opzettelijk onjuiste weergave van de feiten is bij hem geen sprake, rnaar de strijd der geesten heeft zijn ogen verblind.

Het ontbreekt hier dus niet aan schone praedicaten van de zijde van de heer Stap. Maar hoe schoon zi] ook zijn, zij verliezen hun glans direct, als we even nadenken. Wie zo geïntroduceerd wordt, moet toch wel beschaamd staan, als iemand dan de nuchtere opmerking maakt: Waarom maakt hij dan van weglopen wegschelden? Inderdaad, al deze praedicaten vallen weg, juist door die opmerking, dat de strijd

der geesten mijn ogen zouden verblind hebben. Zal een eerlijk mens, als ik de heer Stap er aan houden mag, zich laten verblinden door de strijd der geesten? Zal hij op een gegeven moment wit zwart noemen? Of zal hij juist niet alles doen om de feiten zuiver te blijven zien? Bovendien wat is dat: door de strijd der geesten verblind worden? Het heeft mij blijkbaar oneerlijk, onbetrouwbaar gemaakt in de weergave. der feiten, ze anders doen stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Gelooft de heer Stap nu werkelijk, dat er van een strijd der geesten als zodanig een verblindende werking uitgaat, waarvan ook volstrekt eerlijke mensen het slachtoffer kunnen worden? Waarom heeft dan die verblinding mij getroffen, en bijv. de heer Stap niet? Maar hier komen we ook waar we zijn moeten. Mag ik even aan Luther denken, zonder mij met hem op één lijn te stellen? Heeft de Roomse Kerk ooit van hem gezegd: De strijd der geesten heeft hem verblind? Of heeft zij gezegd: God heeft die Luther aan het. oordeel der verblinding overgegeven, daarom voert hij zo'n onzalige strijd van kerkscheuring? Ik meen het laatste. Is het dan maar niet veel beter al die mooie praedicaten maar terzijde te leggen, en zonder aanzien des persoons te zeggen: Zie nu hoe de Here die Ds v. d. Bom aan het oordeel der verblinding heeft overgegeven? Want wat hij over Prof. Holwerda schreef, kan alleen worden volgehouden door de feiten onjuist weer te geven. De heer Stap is vriendelijk in het toekennen van praedicaten, maar hij voegt er in één adem aan toe: de man is verblind. Dat heeft de strijd der geesten gedaan. Maar ik las eens de opmerking, dat het 's H e - ren werk is der mensen ogen te openen en Satans werk ze te verblinden. En de Here opent juist de ogen der oprechten, der Nathahaëls, der kinderen des verbonds in de strijd der geesten. Neen, mijnheer Stap, het is innerlijk tegenstrijdig: een Israëliet,

waarin geen bedrog is, en tegelijk verblind.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

PROF. HOLWERDA EN ZIJN „EER” (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's