GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toen het Ministerie-Kuyper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toen het Ministerie-Kuyper

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 April 1909;

Toen iiet Ministerie-Kuyper zrjn novelie op de Haoger onderwijswet indiende, werd daarbij evenzeer gezorgd voor de Bijzondere Universiteiten, doordat de door haar verleende graden officieel erkend werden, als voor de oprichting van bijzondere leerstoelen aan de Openbare Universiteiten door particulieren of vereenigingen.

Het Ministerie-Kuyper toonde daardoor geen partijzaak te willen dienen, maar het landsbelang. Hoofddoel was de vrijmaking van het Hooger Onderwijs. En al was het bekend genoeg, dat de premier persoonlijk voorkeur schonk aan de Bijzondere Universiteit, toch hield hij rekening met het feit, dat velen meenden de Openbare Universiteiten niet te moeten loslaten eu daarom in het stichten van aanvullingskatheders heii zochten. Met name was dit laatste de uitgesproken wensch van de Christelijk-Historischen. En het Ministerie heeft voor beide '. richtingen, zoowel voor die van de Bijzondere Universiteiten, als voor die van de aanvullingsleerstoelen, den weg gebaand.

Gelijk het gewoonlijk gaat, zoo was voor l beide vaa deze stelsels iets te zeggen. Wie zich terugtrekt in een eigen stelling, staat daardoor krachtiger. Aan een Bijzondere Universiteit kan men zorgen, dat heel het onderwijs door* één beginsel wordt gedragen, komt daardoor de eenheidsidee der Univer­ jt siteit beter tot haar recht, en worden de leerlingen bewaard voor het gevaar, allerlei tegenstrpdige meeaingen zich te hooren verkondigen. Maar daartegenover staat, dat de groote stroom der studenten zich naar de Openbare Universiteiten blijft bewegen, en men dese studenten feitelijk overlaat aan den invloed van ongeloovige hoogleeraren, zonder tegen dat onderwqs hun rechtstreeks tegengif te bieden. De voorstanders der aanvuUJngskalheders wijzen dan ook op dit laatste gebrek en achten dit zoo zwaarwegend, dat ze daarom voor een Bijzondere Universiteit niet zijn te vinden.

Op dit geding thans weer in te gaan, is ons dod niet. De meeningen staan over en weer vast. De vraag moet door de practijk worden uitgemaakt, wie het hier bij het rechte eind heeft gehad. En de voorstanders der Bijzondere Universiteit hebben tot dusver geen reden van klacht gehad over het volgen van Groen's regel: In ons isolement ligt onze kracht. Want juist door zich te concentreerea in eigen kring, is een invloed naar buiten uitgeoefend, veel grooter dan men zich ooit had kunnen denken.

De hoofdzaak was echter, of het volk in breeder kring voor dat doel te bezielen was? Het vrq Hooger Onderwijs, hierin nog altijd ten achter gesteld bfj het Lager Onderwijs, moet uitsluitend leven van de gaven des volks. Rijke geldvorsten, die als d in Amerika, miljoenen uit eigen beurs k geven voor wetenschappelijke stichtingen, d kent men in Nederland niet. Zal het vrij t Hooger Onderwijs zich ontwikkelen, dan moet door contributiën en gaven dar smalle gemeente de som bijeenkomen. En waar zonder geld geen professoren te krijgen zijn, hangt het van den bezielenden invloed, die van het gekozen ideaal op het volk uitgaat, grootendeels af, of de koorden der beurs los worden gemaakt, de noodige bedragen voor tractementen er komen, en men tot benoeming van hoogleeraren kan overgaan.

Op dit practische punt moest dus blijken, wie den besten weg had gekozen. Een ideaal, dat het volk koud laat, houdt ook de beurzen gesloten, en leidt niet tot het begeerde doel. Terwijl omgekeerd een ideaal, dat de harten des volks in geestdrift ontbranden doet, dat volk ook bereidvaardig maakt om te offeren en daardoor den weg tot vrijmaking van het Hooger Onderwijs opent.

Hieraan getoetst is het niet twijfelachtig, wie dusverre de beste keuze deed. Al zijn onder de voorstanders der Vrije Universiteit niet vele rqken en edelen, toch brengen ze jaarlijks een niet onbelangrijk bedrag bijeen, genoeg naast de renten van het geschonken kapitaal, ' om een 12-tal hoogleeraren te onderhouden.

Maar de voorstanders der aan vullingskatheders hebben, niettegenstaande ze nu reeds bijna vijf jaar aan den arbeid zijn, het nog niet zoover gebracht, dat het geld er is om één hoogleeraar te bekostigen. Dr. Schokking klaagt dan ook in de laatste Gereformeerde Kerk steen en been over de weinige bijdragen die inkomen. Hij schrijft er dit van:

H«t is intusschen leleursteilend, zoo gering als ds bijdragen voor de vereeniging tot stichting vaa Bijzondere Leerstoelen blijven. Waarom het verheeld en het niet liever openlijk uilgesproken? Mogelijk, dat het meerderen beschaamt en prikkïU om alsnog te doen, wat tot heden werd verzuimd.

Wij kunnen ons toch niet anders voorstellen, of bij velen moet inderdaad van verzuim in deze gesproken worden en niet van on verschil ligheid, waarvan het anders den schijn zou hebben.

Wie, om eens iets te noemen, het verslag van de voorlaatste algemeene vergadering der Vereeniging tot christelijke verzorging van krankzinnigen gelezen heeft, herinnert zich, dat er tegen het voorstel vin bet Bestuur om een contract aan te gaan met de Vrije Universiteit in zake een leerstoel voor de psjchiattie sten: men sijn opgegaan, dat die vereeniging zich niet eenzijdig verbinden zou met genoemde Universiteit, maar liever het oog zou hebben op de Rijks-Universiteiten, waar oaze aanstaande doctoren gevormd worden.

Men vond deze stemmen in die vergadering toen blijkbaar niet heel aangenaam, maar heeft ze gemakkelijk kunnen smoren. Wie nu echter na de ontstemdbeid daarover bij velen verwacht zou hebben, dat dit voor het minst aanleiding 20U gegeven hebben om de Vereenigicg voor Bijz. Leerstoelen krachtig te steunen, opdat deze de inderdaad .^00 noodige taak van een beoefening der psychiatrie naar christelijke opvatting aan eene onzer Rijks-Universiteiten zou kunnen vervullen, is bedrogen uitgekomen. Wij hebben er althans nauwelijks iets van gemerkt. Is het wonder, dat die ontstemming dan vaak zoo weiaig ernstig opgenomen wordt?

Toch blijft de zaak van het hoogste gewicht. Een feit is het, hoe men daarover uu moge oordeelen, dat de Vrije Universiteit haar aanhang bijna uitsluitend heeft in de kringen van de Gereformeerde Kerken; en de Hervormden de wetenschappelijke cpleidiag hunner kinderen < eoeken aan de Rijks-universiteiten.

Maar dan mogen de laatsten ook niet zoo onverschillig blijven als tot heden het geval is omtrent den toestand aldaar.

Ea CU zegge men niet, dat daarin den laatsten tijd zoo groote verandering gekomen is. Dat moge ten deele het geval zijn wat de Theologische faculteit betreft; voor de andere faculteiten mag dit nog geen naam hebben. Daar nu de Vereeniging voor Bijzondere Leerstoelen juist ook op die andere faculteiten het oog wenscht te richten, zij bet bier nog eens met nadruk herhaald, dat zij recht heeft op de belangstelling van allen, die iets gevoelen van de groote beteekenis van de wetenschappelijke op leiding van de toekomstige kidslieden onzes volks.

We nemen dit citaat over, niet met een zeker leedvermaak, dat het dezen broederen trots al hun ijver zoo weinig gelukt, visch aan den hengel te krijgen. Zelfs vergeven we gaarne de ontstemming, die er in deze kringen heerscht over het feit, dat de Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen meer voor de Vrije Universiteit dan voor de aanvullings-katheders voelde. We begrijpen, dat het voor deze broeders wel zoo aangenaam zou geweest zijn, wanneer zulk een invloedrijke vereeniging haar moreelen en ütiantieelen steun aan de aanvultingskatheders geschonken had. Dan had men, zonder er zelf voor te betalen, zijn wensch vervuld gekregen gezien.

Maar wel wijzen we op deze klacht, omdat ze ons toont, dat ons volk voor die aanvuUingskatheders niet warm te krijgen is. Dr. Schokking kan wel zeggen, dat verzuim en niet onverschilligheid oorzaak is van dit druppelsgewgze inkomen der gelden, maar ieder voelt, dat dit meer een vriendelijk vergoelijken is van den toestand, dan het stellen eener juiste diagnose. Want waar liefde en bezieling is, daar komen de gaven vanzeif. En althans, om 0u de tegenstelling van Dr. Schokking over te nemen, de Hervormde Kerk, die zoo machtig is in zielenaantal, die zooveel gegoeden en welgestelden in haar midden telt, moest zonder eenig bezwaar voor minstens een twee dozijn aanvullingshoogieeraren kunnen zorgen. De kleine Gereformeerde Kerk, die wat zielenaantal betreft tegenover de Hervormde Kerk schier in 't niet verzinkt, bekostigt er wel twaalf aan de Vrije Universiteit en daa nog vier aan de Theologische School te Kampen. En als desniettegenstaande noch d@ Confessioaeelen noch de Bond tot vrijmaking er Kerken het tot één hoogleeraar brengen unnen, zou daarin dan geen wenk liggen, at de bewandelde weg verkeerd is? Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Toen het Ministerie-Kuyper

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1909

De Heraut | 4 Pagina's