„Zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels”.
En Jezus zeide tot hen: Voorwar ik zeg u, dat gij, die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels. Mattheus I9 : 28.
Dat in de kinderen zich de eigenaardige gelaatstrekken en karaktertrekken van vader of moeder voortplanten, kan een ieder nog dagelijks waarnemen. En is het zoo in het familieleven, niet anders is het in het geestelijk leven. De wijce waarop de geest van Christus in de eene familie werkt, verschilt soms zoo in het oogloopend van den aard van het geestelijk leven in de andere familie, dat men soms moeite beeft om in ieide de inwerking van den zelfden Ctiristus te herkennen.
Iets wat dan bijna altijd op deze drieërlei onderscheiding neerkomt: In de eene familie o, zoo warm gevoeitenüment, maar in het verstandelijk belijden zijn zulke gevoelsmenschen meest o, zoo achterlijk, en aan practiseh optreden denken ze niet. In een tweede familie hangt men daarentegen sterk aan het zuiver belijden, maar is in zijn gevoel nie zelden stomp en in zijn practijk zit men met gevouwen handen. £n bij een derde familie trekt u dan weer zoo heel %xA'sa, \asxpractisc Christendom aan, maar m'st ge o, soo vaak de teedere fijngevoeligheid en is 't of men om het zuiver belijden zich ganschelijk niet bekommert.
Niet alsof ge alle personen en alle families enkel naar die drie trekken kondt indeelen, want uit die drie trekken vormen zich dan weer allerhande uiteenloopende combinaties, en dk combinaties nemen op haar beurt weer een persoonlijk karakter aan; maar gevoel, gedachte en wil blijven dan toch de drie hoofdfactoren, waarvan alle splitsing, onderscheiding en indeeling uitgaat. Bijna een iegelijk die dit leest, zal dan ook van zichzelf zeer wel kunnen zeggen, of hij in den grond van zijn wezen meer gevoelsschepsel, meer verstandsmensch of meer wilspersoon is.
Maar bij die groepeering in families blijft het niet.
Verstaat ge eenmaal wel, dat het Koninkrijk van God ten slotte de nieuwe menschhtid za nitmakeu, dan volgt hieruit vanzelf, dat in dat Koninkrijk ook heel de menscbheid zich zal moeten vertooneo in al de gilden, groepen en kringen, die hier op aarde samen een stand, gilde of volk vormen. Veel te weinig wordt hierop gemeenlijk gelet. Maar al te velen begaan zelfs in Gods Koninkrijk geheel dezelfde fout, die de Ifransche Revolutie en het Liberalisme in het gemeen in de aardsche dingen begingen, door namelijk bij een volk uitsluitend te rekenen met de enkele personen Een volk, zoo deukt men dan, bestaat uit zoo en zooveel millioenen enkele individuen; die personen zijn de Staatsburgers; en die Staatsburgers maken dan sa& m het volk uit en vormen den Staat. Thans beginnen de Staatswijsgeeren van dat dwaze denkbeeld almeer terug te komen, en men ziet steeds helderder in, dat 't heel anders toegaat. Dat er niet maar enkele personen zijn, maar dat er zijn gezinnen, families, geslachten, standen, bedrijven, beroepen, vereenigingen van allerlei aard, en dat uit deze eerst een volk en een staat worden gevormd. Wie dat nog niet begrijpt, dweept maar aldoor met algemeen stemrecht, en laat elk besluit bij meerderheid nemen. Wie daarentegen het valsche hiervan inziet, ontkomt ook van zelf aan die valsche dweperij.
Waar men intusschen niet altijd op bedacht is, raakt de Kerk en het Koninkrijk Gods. Ook op dat heilig gebied toch hebben velen zich maar al te zeer gewend, om altoos met de enkele personen te rekenen, en ter nauwernood acht te «laan op de groepen van gelijke geestelijke karakters, en dit juist maakt de geestelijke voorstelling zoo arm. Iets wat te meer te betreuren ia, omdat de Schrift het jaist omgekeerd, openbaart. Naar luid der Schrift toch zullen de ^a«(^ apostelen zitten op/«/< za// tronen, oordeelende de /Z& < M//geslachten Israels.
Wat blijkt bieruh? Dit immers, dat Jezus de indeeling van Israel in twaalf stammen niet beschouwde als iets tijdelijks en voorbijgaands, maar als iets dat nog in het rijk der heerlijkheid zijn beteekenis zou blijven behouden. Dit CU heeft geen zin, zoo men hierbij enkel aan Joden denkt. Heel de ingang van het E\rangelia m de wereld was toch van meet af op Heidenbekeering gericht, en het duurde niet lang, of bet aantal bekeerde Joden zonk geheel weg, vergeleken bij het veel machtiger getal van de bekeerde Heidenen.
Doch zoo is 't dan ook niet bedoeld. Er ligt heel iets anders in. £r ligt dit in, dat Jezus het volk der Joden neemt niet als enkel uit individuen samengesteld, maar als organisch uit twaalf stammen bestaande, en dat wel zoo, dat elk van die stammen een eigen karakter, een eigen aard vertoonde, op zulk een wijs, dat eerst in die twaalf stammen ssim het volle beeld van het geheel uitkwam. In verband met die twaalf stammen stelt Jezus nu twaalf apostelen aan, van wie mag aangenomen dat de aard van de twaalf stammen in hen vertegenwoordigd was. We zien dan ook aanstonds in die apostelen verschil, verschil van aard, verschil van karakter, verschil van optreden. De een vult den ander aan. En niet in één enkel apostel, maar eerst in de twaalf samen vindt ge de volheid. Petrus was een heel ander mensch dan Jacobus, Jacobus heel anders dan Johannes. Johannes verschilt van Thomas. Thomas kwam heel anders uit dan Filippus. Kottom, elk apostel vertegenwoordigt iets eigens, niet alleen in zijn persoon en verschijning, maar ook in zijn prediking, in zijn geestelijke opvatting, en in de wijze waarop het Christendom zich in hem openbaart.
Dit nu overgebracht op heel de Kerk beduidt, dat ook heel de Kerk samengesteld is uit allerlei soorlen van personen, die samen groepen van een eigen karakter vormen, en zoodoende den rijkdom van het Christelijk leven juist in hun onderscheiden geestelijke bestaanswijs doen uitkomen. Die verschillen nu vindt men niet alleen onder de Joden, maar evenzoo onder de Heldenen. In dien zin genomen kan men ook onder de Heidenen de twaalf stammen aanwijzen. Ook onder de Heidenen, en dus onder Heidenen en Joden saam, d. i. in heel de Kerk, vindt men Pettusnaturen, Johannesnaturen. Thomasnaturen enz. En vandaar verklaart het zich, dat Jezus het kon uitspreken, dat zijn twaalf apostelen in den oordeelsdag de twaalf groepen van geloovigen oordeelen zouden. Een cijfer, waarbij het getal twaalf dan natuurlijk geen precies getal aanduidt, maar uitdrukt een betrekkelijke veelheid.
Leef in dit zeggen van Jezus nu met uw volle gedachten in, en zoowel de Kerk^op aarde als de zegepralende Kerk daarboven zal beginnen zich in zooveel rijker glans aan u te vectoonen. In de plantenwereld niet enkel peppel en jasmijn, maar een eindelooze verscheidenheid van boomen plantgewassen. Evenzoo in de dierenwereld niet enkel runderen en spreeuwen, maar een overvloedige weelde van allerlei dieren, van het Onze-lieve-heer-beestje tot den leeuw, en van het muscbje tot den adelaar. En zoo nu ook in de nieuwe menschheid, gelijk ze in de Kerk nu reeds voorgebeeld is, een, o, soo rijke verscheidenheid van allerlei karaktergroepen en soorten, die elk op haar eigen wijze den geestelijken rijkdom van het leven in Jezus doen uitstralen. Ge komt dan tenslotte toch wel bij de enkelen, op de eenlingen, op de persoonlijke verkorenen uit, maar dan zijn die uitverkorenen niet maar zóo en zooveel menschen in den tel, maar door genade verheerlijkte wezens, met een scherp afgeteekenden en rijken inhoud. Een ieder iets eigens en wat anders. Perelen elk met een eigen glans, en toch uit allen saam niet anders uitstralend dan de tijkdom die in Christus Jezus is.
Het is er mee als met een bibliotheek. Wie een bibliotheek eifde, maar ze niet kent, en t er geen smaak voor heeft, die weet alleen dat er op die planken al te zaam zeg duizend boeken staan, maar hij ziet geen ander verschil h dan in de bandjes en in de titels, alleen omdat bij de boeken niet kent. Wie daarentegen elk van die boeken gaat lezen, ze doorleest en kent, die telt bij geen deelen en bladzijden, maar staart in bewondering op den rijken boekenschat, jaist omdat ze één voor één iets eigens, ists bijzonders bezitten, maar saam groepen en soorten over allerlei onderwerpen vormen en juist zoo saam den schat van zijn kennis verrijken. En zoo CU ook is het in het Koninkrijk. Wie dit Koninkrijk niet verstaat, die zegt: In dit dorp rijn 20, 25, 30 echt geloovigen, doch daar blijft 't dan ook bij. Cijfers, nummers, getallen. Wie daarentegen die kinderen Gods innerlijk bestudeerde, in hun aard, in hun soort, in hun eigendommelijkheid, die heeft geen cijfers, maar een heilige familie voor zich, en ziet Christus verheerlijkt in zijn genadegaven aan de zijnen.
Dit nu openbaart zich in de groepen en soorten van geloovigen, en voor die groepen en soorten vormden reeds de twaalf stammen in l Israel de grondtrekken. Uit die twaalf stammen kwam het twaalfvoudig apostolaat. En zoo gaat de groepeering en indeeling door tot in de eeuwigheid, tot eens die twaalf apostelen zitten tullen, oordeelende de twaalf soorten van geeste lijke karakters, die uitkomen in het geestelijk leven. b h
Dit nu erft, door de overeenstemming tus-w schen ouders en kinderen, van het ééne geslacht op 't andere geslacht over. Doch hierbij blijft c 't niet. Die rijke uuanceeting toch van het tg . Christelijk leven en van het geestelijk karakter gaat door bij geheele stammen, bij geheele volken, en zelfs kan men zeggen, dat de kinderen Gods in 't Westen weet o, zoo heel anders zich vertoonen dan de kinderen Gods in bet Oosten, iets wat de Zending soms maar al te zeer vergeet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1912
De Heraut | 4 Pagina's