Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 44

42

DÉ AFWIJZING VAN ATTESTATIËN.

Duidelijker kon de kerkeraad zich wel niet uitspreken. En daar Remonstrantsche lidmaten uit den aard der zaak in zulk een gesprek geen behagen hadden, terwijl de rechtzinnige lidmaten er wel voor zorgden dat zij van rechtzinnige kerkeraden hunne altestatiën kregen, zoo is hel geval, waar die resolutie van sprak, hier natuurlijk niet dikwijls meer voorgekomen. Het was uiterst zeldzaam, dat er in eene plaats, waar de Remonstranten heerschten, nog rechtzinnige lidmaten waren, zonder dat er tevens eene doleerende kerk was, die de alteslatie kon uitreiken. Inderdaad kon dat bLjna nergens zich voordoen, dun alleen maar in Utrecht, destijds het eldorado der Arminianen, en dat zóó geheel van dien geest was doortrokken, dat de vrienden der Gereformeerde belijdenis zich maar zooveel mogelijk schuil hielden. En zoo kon dan ook een echtpaar, dat in October 1617 uit Utrecht naar Amsterdam kwam, geen getuigenis indienen dat in Amsterdam werd vertrouwd. Hier was het genomen besluit dus natuurlijk toepasselijk; vooral, zooals in den kerkeraad ook werd overwogen, daar ,/sy omtrent 7 Jaeren binnen Vtrecht gewoont hadden, end men niet en wist hoe zij in de Leere stonden, oft sy gesont ofte verdorven mochten zijn." En toen is het genomen besluit niet slechts uitgevoerd; maar omdat zij zooveel jaren in Utrecht gewoond hadden, is toen ook nog in stilheid onderzocht, hoe zij daar zich gehouden hadden. Eerst nadat alle onderzoek goed was uitgevallen, en zij bevonden waren »int geloove reyn en suyver" te zijn,, werden zij „op haere goede belydenisse" aangenomen i). Yraagt men nu ten slotte, of de kerkeraad tot dat all.is ook recht had, en dan niet sleclils zedelijk i'echt, maar ook recht in formeelen zin, dan is zeker die vraag wel voldoende beantwoord, als we op het volgende letten: F . er is zoo gehandeld, niet door Amsterdam alleen, maar ook door de andere Gereformeerde kerken ^); 2". er is heel wat te doen geweest ») Uit de kerkeraadsnotulen van 26 Oct., en 14 en 21 Deo. 1617. Zie hierachter Bijlage D. 2) Blijkens de aangehaalde kerkeraadsnotulen van 25 Nov. 1614 is er te dien aanzien overleg geweest met de andere kerken. En dat de andere Gereformeerde kerken inderdaad geheel eveneens gehandeld hebben, wordt b. v. gestaafd door het getuigenis van de Remonstranten zelven. In het stuk, dat den 10 Dec. 1618 door Simon Episcopius, met de twaalf andere gedaagden, aan de Dordtsche Synode werd voorgelezen, en dat geheel afgedrukt is in de Acta van de 25e Zitting, werden de Contra-Remonstranten in het algemeen o. a. beschuldigd van partijdigheid tegen de Remonstranten en van scheurm'akerij, en werd ten bewijze daarvan ook aangevoerd: «dat de aencomeUnghen, die by den Remonstranten tot het heylighe Avontmael O-itfanghen waren, ghelast zijn sich van nieuws bij den ContraRemonstranten te laten examineren, ofte van 't heylighe Avontmael sich te onthouden"; en ))dat der Remonstranten attestation, met welcke men de Communicanten, die na andere

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen