GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Evolutie of revelatie - pagina 114

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evolutie of revelatie - pagina 114

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

112 betont werden, dass eine Beschreibung des Paradieses in den babylonischen Inschriften ebensowenig vorliegt wie u. s. w." Elke poging om het Paradijsverhaal uit Babel's mythen te verklaren is tot dusverre, om een woord van Dillmann over te nemen, „grossartig mislungen". DELITZSCH heeft in zijn bewerking van Smith's Chalddische Genesis en zijn Wo lag das Paradies? de onderstelling geofferd dat de hof van Eden dezelfde was als de landstreek by Babel, genaamd gan Bunias (hof van God Dunias) en dat de namen van Pison en Gihon overeenkwamen met kanalen tusschen den Eufraat en Tigris, maar reeds na één jaar was „allgemein anerkannt", zegt Dillmann, dat de beschrijving, die Genesis 2 van het Paradies geeft op deze landstreek niet past. HOMMEL in zijn „Vier neue arabische Landschaftsnamen im Alten Testament" vindt evenals Glaser het Paradijs met zijn vier stroomen terug in Arable, terwijl hij daarmede in verband brengt het „eiland der zaligen" in het Gilgamosepos; terwijl GIJNKEL den oorsprong van de ,Paradijsmythe" zoekt in de voorstelling van den „Godenberg in het Noorden", die bij de Babyloniërs voorkomt; ZIMMEEN, BiUische und Babylonische ürgeschichte, 3e Auflage, Leipzig, 1903 (Der Alte Grient, 2e Jahrg. Heft 8) p. 22, en K. A. T.^ p. 526 wijst op het voorkomen van „heilige boomen", „levenswater" en „levensspijze" in Babel's mythologie. Feit is echter, dat de legende van een aurea aetas, die bij Eomeinen, Grieken, Indiërs, Egyptenaren en andere volkeren voorkomt, juist in Sabel ontbreekt. Zie voor verdere critiek het uitnemende werk van Prof. Dr. JOHANNES NIKEL, Genesis und Keilschriftforschung. Preiburg i/B, 1903, p. 147 en vv. 155) DELITZSCH, Eerste Voordracht, p. 37; de afbeelding van dezen zegelcylinder vindt men op pag. 38. Ook hier gat Delitzsch slechts weer, wat G. Smith reeds in 1875 beweerd had. 156) ZiMMEEN, I.e. p. 21; K. A. T.^ p. 529. Evenzoo merkt BEZOLD I.e. p. 38 op, dat deze voorstelling „durchaus nicht mit Notwendigkeit auf die biblische Erzahlung vom Sündenfall zu beziehen ist un bis zur Stunde durch keinerlei schrifthche Aufzeichnungen unterstüzt wird". LINDL, I.e. p. 115 geeft de afbeelding van een anderen zegelcylinder, die veel op dezen gelijkt en voorstelt, hoe twee vrouwen bezig zijn dadels te plukken. Ook andere beroemde Assyriologen als Oppert, Halévy, Tiele en Jensen ontkennen elk verband tusschen dezen zegelcylinder en den zondeval. 157) DELITZSCH zelf erkende in de latere uitgaven (zie p. 68), dat „der bekleidete Zustand der beiden babylonischen Figuren" het toch moeilijk maakt hier een afbeelding van den zondeval te vinden. Behalve de in den tekst genoemde bedenkingen zij er nog op gewezen, dat beide figuren volstrekt niet zeker een man en vrouw voorstellen; veeleer zijn het twee manspersonen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1903

Rectorale redes | 136 Pagina's

Evolutie of revelatie - pagina 114

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1903

Rectorale redes | 136 Pagina's