Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 45
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
35 Nu zou i!< op de juistheid van dit „Sittenbild", dat Roomsche schrijvers van den toestand der Protestantsche Kericen geven, zeer veel kunnen afdingen. Bossert heeft ten opzichte van één gebied, Wurtemberg, al deze getuigenissen door Döllinger en Janssen aangevoerd, nauwkeurig onderzocht en aangetoond, dat ze óf op onbewezen praatjes rustten, óf in strijd waren met andere getuigenissen, die een geheel anderen indruk geven van den toestand in de Protestantsche Kerk te Wurtemberg '*"). Hij heeft bovendien, en dat was wel de meest treffende critiek, zich de moeite gegund ook eens getuigenissen bijeen te zamelen, hoe in dien zelfden tijd de zedelijke toestand was in het Roomsche Beieren en getoond, hoeveel erger blijkens deze getuigenissen van Roomschen kant het zedenbederf daar èn onder de geestelijkheid èn onder het volk was ^*"). Hier ligt dan ook de groote fout der Roomsche historieschrijvers, dat ze wel uit vaak onbetrouwbare bronnen alles meedeelen, wat een schaduw op het Protestantisme kan werpen, maar verzwijgen, — wat tot een billijke beoordeeling had meegedeeld moeten worden, — hetgeen Roomsche schrijvers omtrent het verval der zeden in dien zelfden tijd in Roomsche landen melden. Het zou me dan ook weinig moeite kosten, om met een reeks getuigenissen van onverdacht Roomsche schrijvers u een nog veel droever beeld te teekenen van den toestand in de Roomsche Kerk dier dagen. Heeft Bellarminus niet verklaard: „Eenige jaren voor het ontstaan der Luthersche en Calvinistische ketterij was er naar het getuigenis van hen, die toen leefden, bijna in het geheel geen strengheid in de kerkelijke uitspraken, geen tucht over de zeden, geen kennis der Heilige Schriften, geen eerbied voor de Goddelijke dingen, ja bijna in het geheel geen godsdienst meer" "^''). Heeft Dionysius de Karthuizer niet gezegd van de priesters in zijn tijd, dat ze „hun vermaak niet zochten in God en deugdzame daden, maar in spijs en drank, in spel, dans en wereldsche ijdelheden en dat ze dientengevolge allengs waren vervallen in een poel van ondeugden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's