GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 167

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 167

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

157 dum suscepit in stabulum et incepit sanare promissa perfedissima sanitate in vitam eternam" (1, 2, p. 108). En nog veel minder is de voorstelling van Denifle juist, alsof God volgens Luther de zonde buiten Christus om vergeven kan. Luther komt juist zoo kras mogelijk tegen deze nominalistische voorstelling op. Wanneer sommigen zeggen : „concedimus, quod ex nobis iniusti sumus, ideo ex Deo iustficandos esse credimus, Christum autem nolimus, potest nobis sine Christo iustitiam suam dare", dan antwoordt Luther: „non vult, neqae potest, quia Christus quoque Deus est; non dabitur nisi per fidem Jhesu Christi" (I, 2, p. 91). Zelfs het geloof zonder Christus geeft niets. Het zijn „presumptuosi, qui sine Christo confidunt accedere ad Deum, quasi sufficiat eis credidisse ac sic sola fide non per Christum sed iuxta Christum", want beide, Christus en het geloof, zijn noodig: „fidem quidem habere, sed tarnen Christum adhuc simul in eternum habere, in tali fide mediatorem" (1, 2, p. 131). Ook de derde beschuldiging van Denifle, dat Luther elke praeparatio ad justificationem zou ontkennen en leeren zou, dat de mensch zonder berouw en innerlijken afkeer van de zonde de justificatio zou erlangen is onwaar, want Luther leert wel degelijk, dat de „opera praeparatoria ad iustificationem acquirendam" noodig zijn: „parare enim illis oportet viam Domini venturi in nobis" (I, 2, 71, 90, 91, 95 et passim). Waar Luther alleen tegen op komt, is de „usitata sententia: facienti quod in se est, infallibiliter Deus infundit gratiam", omdat zij „absurdissima et Pelagiano errori vehementer patrona" is, aangezien de Nominalisten daarmede bedoelen, dat de mensch uit eigen kracht zich kan voorbereiden, en meenen dan als een recht en met onfeilbare zekerheid deze gratia van God te kunnen verkrijgen (I, 2, p. 522, 523). Hiertegenover stelt Luther, dat deze praeparatio niet uit ons, maar uit God is, zooals hij bij Rom. 9 : 16 zegt: „non est volentis neque currentis; non est hoc intelligendum, quod ita sit miserentis Dei solius, ut non sit necesse aliquem veile et currere, sed quod homo velit ac currat, hoc ipsum non est sue virtutis, sed misericordie Dei, qui dedit hanc potentiam voluntatis et operationis, sine qua homo ex se ipso neque veile neque currere potest" (I, 2, p. 224). Voorts merkt Luther zeer juist op, dat God vaak „ut suos electos humiliet et doceat in nudam misericordiam suam confidere, deposita omni voluntatis vel operum presumptione", toelaat „eos desperate affligi et persequi a diabolo vel mundo vel came", ja zelfs „sepius et precipue nostro tempore suscitat diabolum, ut

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 167

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's