GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Belangstelling en kritiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belangstelling en kritiek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien wij' mee als voorlnaamste programpunt van onze reformaiorische actie rekenen het wekken van belangsbelling voor de' vraagstukken van den dag, dan mogen wij' inu, na ruim een half jaar weraiens, verklaren, dait dns blad althans hierin op weg is het gekoz'en doel te bereik^; .

Ook schrijver 'deztes' heeft in dit opzicht geen reden tot ontmoediging.

Gedurig flikkeren hier ten ginds lichtjes van levendige , interesse, en zelfs mocht ik, aan het slot van mijin vorig artikel, verschillende namen noemen van deskundigen, idie mee willen duwen aan den slroeven wagen van den vooruitgang. Er zijta artikelen beloofd voor de zteer problematische onderwerpen: bouwkunst, muziek, schilderkunst, ontspanning. '

Zoo betaamt het „ontsprotenen uit Calvijn".

Dit is reformatorisch christendom.

Maar de gratie der waardeering heeft een zusteï: de waakschö kritiek, en zfö! komten altijd samen^ liefst gearmd, op bezoek.

Een verstandig mensch heet zie beiden welkom', want hij heeft ze beiden noodig.

Men kan zeker tegen „De Reformatie" niet htet verwijt richten, dat ze haar koloimmen grendelde voor de kritiek, en pok hier heeft schrijver dezes geen klacht, dat men hem jiegeert.

Maar wèl meen ifc recht te hebben tot de klacht; dat de op zichaelve paedagogische muze der kritiek bezig is door een onrechtvaardige onmatigheid hem te bemoeilijken.

En daarover wü ik thans mtet mijn lezers' ieien rustig oogenblik praten.

Ten deele is de tegen mij'. op: gestuw^de kritiek incidenteel, len geldt ze alleen den vorm! van zeggen. Zoo is er o.a. ontsLenUning over de manier, waarop ik djen heer Gerritse heb beantwoord, en ook jaanleiding, zou hebben gegeven tot «jen conclusie, die voor prof. Geesinfc minder vleiend is.

Misschien kan ik deze sitruifcelsteenen dadelijk iweg ruimen. Mijb. verklaring^ dat er, sindsi Dr de Moor de letterkünidige rabriek in .„De Heraut" verzorgt, geen mmderwaardige boeken aan de kritiek zullen ontsnappen, is misverstaan, omidat men ze niet hield in het verband. Ik had het over den eisoh van strengerie reoenseering en noemde in heit gevoel van die noodzakelijkheid, o-.a. Dr de Moor's kritiekvorm als een voorbeeld. Ik erken, dat ik Hoor praögiiante tormuleeting, en vooral door invoeging van het woordje sinds, , aanleiding heb gegevein tot eene opvatting, die voor prof. Geesink krenketnd is, ten wil daarvoor bij dezen mijn verontschuldiging aanbieden.

Met de kwestie-Gerritse staat het evenzoo. Meii heeft mijn bedoeling niet gevat. Natuurlijk erken ik het recht van iederen lezer tot kritiek. Maar men ai'gumenteere niet met verkeerd toegepaste schriftuurplaatsen. Het is plicht tegen de onheilzaaiende methode van op-den-klank-af-tieksten-citeeren onverbiddelijk te getuigen. Natuurlijk bedoelde br. Gerritse niet de Schrift te misbruiken, en daarom blijft in zeker opzicht zijn persoon er buiten, maar het is in zijn, en ons aller belang, dat de manier van bewijsvoering zoo 'kras mogelijk wordt veroordeeld.

Ik geef itoe, dat ik niet duidelijk genoeg tusschen persoon len zaak heb onderscheiden en daardoor den indruk wekte, alsof ik een broeder hardelijfc bestrafte. Hem onbedoeld te hebben gegriefd doet mij leed, en ik bied ook hem daarvoor verontschuldiging aan.

Voor een deel is dus de ingekomen driliek incidenteel, gevolg van ontstemming om min-gelukkige woordkeus, — maar, voor wie een beetje dieper kijkt dan de letter, is het duidelijk, dat bij sommigen de kritiek een achtergrond heeft, die eejn verschil van geestesrichting verraadt.

Ons blad is geboren uit den wil in onze kerken de naderende slO'rmen van verdeeldheid te bezweren, te zoieken .naar verzoening van wat, zonder diepere noodzaak, , van elkander dreigde te vervreemden, en daartoe speciaal leiding te gevten aan een zich steeds duidelijker afteekenönd reformatorisch streven, dat, bij' gebrek aan stuur, voor den bloei van ons kerkelijk leven zOo licht verderfelijk kan worden. Maar nu is noo-dig, zal ons blad aan dat doel beantwoorden, dat niet alleen bij de redactie zoo groot mogelijke homogeiniteit, , maar oiok in den kring der lezers ten opzichtei van de schrijivers, in dit blad vertrouwen en verdraagzaamheid wordt gevonden. Wanneer in „De Reformatie" artikelen verschijnen, die niet volkomen beantwoorden aan eigen k'ijk-op-de-idingen en zielkundige gesteldheid, dan is het een hiiiiderend sloren van den-gang van ons blad, wanneer men zich negatief kritisch tegenover dergelijke uitingen stelt.

Wij moeten nu eenmaal ^en verschil in accent, en tot op zekere hoogte zelfs in richting van denken, binnen ös> slder van het gereformeerde leven, k'rmnen verdragen^

En bij' name is het iombillijk, gezien het program, dat in ons blad voorop is gesteld, aan de artikelen, die een beslisit' reformatorisch karalcter dragen, een eterlijke bela, iigBtelling te weigeren.

Wanneer men zich met een zekfer vooroordeel stelt tegenO'Ver hebgleen z.g. nieuw is, wordt de kritiek onrechtvaardig. Dan gebeurt, wat sohrij've'i; dezes herhaaldelijk overkomen is, d, at men het oordeel grondt op een vluohtigen indruk, of, erger nog, op een derdiehalnidsch gerucht. Men grijpt een enkele uitdrukking aan, zonder te letten op het redelijk verband, of men loopt vooruit met zijn fantasie, zonder de gereedelijke ontwikkeling van het thema af te wachten.

Zoo blijven sommigen, omdat zij' zich niet de mioeite getroosten mijii schrijven te verstaan als ©en betoog, in het waandenkbeeld gevangen, dat mijn pleiten voor de bewegii^ der „jongeren" een vergoelijking zon inhouiden van de vrijeïe opvattingen en onkerfcelij'ke gedragingen bij een deel van het opkomend gesladht.

Men nam' miet rustig nota van de zeer ernstige waarschuwing, die ik stelde juist tegenover deze ontaarding van de ware reformatie.

En vooral is het vooroordeel hardnekkig biji sommigen ten opzichte vajn wat ik over de inoderne letterkunde in het midden bracht, nu reeds weken, maanden, lang.

Er zijn er, die naar het sc'hijht, niet kunnen begrijpen, mijn standpunt, dat de beste methode tot bestrijding van de gevaren der moderne letterfcunide, insluit de waarideering van het betrekkelijk goede, dat God in zijh algem'eene genajde in de kunst van wereld-menschen heeft gelegd, en ook meebrengt den eisch tot scheidende kritiek van hetgeen onder ons aan literatuur wordt voortgebracht.

Hoe sterk en glronddoos dit vooroordeel is, blijkt zeker wel het duidelijkst bij degenen, die een soort doemvonnis uitspreken, zonder zelf van mijne artikelen nota te hebben genomen.

Het geval-Johanna-Breevoort is dienaangaande een ongelooflijk frappant staaltje.

Deze schrijfster (ziöker niet de eerste de beste) viel mij' aan in de pers als iemand, die zon' vleien om de gunst dei on-christelijke schrijvers en „kunstvoortbrengS'elen, die Gods , eer en Woord_ en de ziedelijkheid aanlaslen, goed en mooi zou j)rijaen".

En wat bleek na het verschijhen dezer kritiek?

Dat de schrijfster was afgegaan op een verkeerd gelezen citaat in de „N. R. Courant", maar mij'ne artikelen zelve ni'ei eens had ingezien.

Ik haal dit piet op, om' Johanna Breevoort onaangenaam te zijn (zij' heeft, m'et een ridderlijke openhartigheid, die haar eert, de vergissing erkend), maar om in een voorbeeld te toonen, waartoe dit gemis aan objectieve belangstellingBde ki-itici bre gen kan.

Men versta mijf' wel: ik eisch van ïiienralnd, ! dat ^ij' mijn artikelen leest, pok geloof ik vrij' té zijn van den hoogmoed, die eigen werk het belangrij'kst acht, — integeaideel, niemand van de lezers kan dieper overtuigd zij'n van de onvolkomenheid van mijin pogen om op' het netelig gebied der kunst naar phristelij'k beginsel voorlichting te geven, .— maar wel heb ik recht om te vragen, dat m'en de kritiek baseere op eerlijk^ be'langstelling, en tegenover den schrijver het vertrouwen 'koestere, dat hij', niet minder dan iemand anders, zoekt de eer onzies Gods en het heil van Zijn volk.

Alleen dan is mo'gelijk harraonieuse samenwerking to; l het ééne reformatorische doel.

Naschrift. — Om aan de ingekomen artikelen van sonimige medewerkers plaats te ïuimen, moet mijn arbeid gedurenld© eelnige wteken wachten.

Mej. V. M. te Z. — Van uw waardeerehd ischrijven heb ik' goi^d nota , genomien, ook van uw; fcriti-'sche opta: erking.

R. v. E: , te A. — Uetterlijk genomte'n is uw opvatting juist. Maar het gaat hier oni den gteeSt, de bedoeling, van de Schrift als geheel.

B. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Belangstelling en kritiek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's