GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog eens de Kindertoeslag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens de Kindertoeslag.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het artikel van den heer Huizenga heefc mij gerustgesteld.

Zijn qnaJificatie van het z.g.n. kindergeld deed mij vermoeden, dat hij-in deze loonsbeschouwing een ernstige afwijking zag van de gereformeerde lijn, en ik verwachtte niet anders, dan dat hij mij in een principiëale uiteenzetting mijn „ethische" dwaling zou aantoonen. Doch dit is nog al meegevallen. Ik heb in dit woord „ethisch" veel meer gelezen, dan de samensteller van het sociale werkplan voor Patrimonium ermee bedoelde, want hij beeft met dit adjectief sleolrLs dit willen zeggen, dat de verdediging van het kindergeld niet objectief steun vindt in de Heilige Schrift, doch-subjectief voortvloeit uit een soort medelijden of medegevoel met de groote - gezinnen.

Nu begrijpen we elkaar beter.

Van ketterij' is dus geen sprake.

De heer H. denkt er niet aan ons ethische gevoelens toe te dichten, maar mag _ik hem dan vriendelijk verzoeken met zijn qualifioaties in 't vervolg wat voorziichtiger te zijn'. Wij-zijn zoo spoedig geneigd om alles in loketten te verdeelen, en op elke meaning, al behoort ze ook tot de meest ver-afgeleide principes, een cachet te drukken, en . sommigen zijn tegenwoordig al heel gauw met het 'woord „ethisch" klaar, doch voor dit snelkeuren en snelstempelen moeten we op' onze hoede zijn. De praktijk der laatste jaren heeft bewezen, dat wat vroeger als een onwrikbaar calvinistisch principe werd verdedigd, thans toit de meer neutrale zone wordt gerekend, en de ontwikkeling van ons eigen partijleven, die niet buiten het groote wereldleven omgaat, heeft ons in niet geringe .mate bescheidenheid geleerd. ^W^^

D'aarmee onitken ik natuurlijk het b^^^^, der grondprincjipes niet. - ftSs-iW

Er zijn. hoofdbeginselen, die nooit wankelen.

Wij belijden eeuwige waarheden, die wij' tot geen prijs loslaten, doch ik kan nog niet inzien, dat onder die fundamenteele gereformeerde grondstellingen het al of niet aanvaarden van het kindergeld een plaats inneemt. De gansche quaestie is voor mij-niet van dat gewicht, en ik denk er niet aan om' mijn opvatting gereformeerder te noe-• men dan de meening vaa den heer Huizinga, doidh begeer ook ; niet voor minder gereformeerd dan hij door te gaan.

Bovendien is mijn opponent in zijn beoordeeling niet juist.

Hij vergist zich, wanneer hij de verdediging van het kindergeld alleen laat opkomen uit medehjden met de groioite gezimren, en het is niet waar; dat' de kinderbijslag slechts steunt op gevoelsoverweging. Deze loonsbepaling hangt samen met onze beschouwing van de loon sfactoren, en met de diepgaande vraag, of bij het loon alleen gerekend mag worden met den gepraesbeerden arbeid, of dat ook in aanmerking komen de behoeften van het gezin. M.i. dienen ook deze mee te spreken. Zonder ook maar in het minst in de Marxistische wateren te willen verzeilen, gelool ik-niet, dat loon naar werk als regel is door te voeren. In geen enkelen 'kring kan deze maatstaf consequent worden gevolgd. Overal vinden we nog andere loonsfaotO'ren dan dien der arbeidsprestatie, - en de voorbeelden liggen voor het grijpen, dat oolc' de grootte der behoelLen haar invloed oefent. Ik kan hierop thans niet dieper ingaan, omdat ik dan in den breede over arbeid en loon zou moeten handelen, doch ik stipte dit even aan, om tegenover den heer Huizinga te handhaven, dat bij de verdediging van het kindergeld geen medelijden spreekt, maar de oyertuiging, dat de levensbehoeften van den werkman niet buiten beschouwing mogen en kunnen blijven.

Straks kom ik hierop wel terug.

Thans wil ik eerst een opmerking maken over 'teerste punt, dat mijn geachte opponent noemt. Hij beweert, dajt hét kindergeld pas met de crisisjaren zijn intrede heeft gedaan, en eigenlijk' een gevolg is van allerlei noodmaatregelen, die de regeering nemfen moest om de menschen tegen de duurte te beschermen, en de verkwisting onder de ongehuwden en kinderlooaen tegen te gaan. Ik wil niet ontkennen, dat de malaise der oorlogsjaren de practische invoering van het kindergeld ten zeerste heeft bevorderd, wat ook uitnemend te verklaren is, doch daarover gaat liet toch niet. De vraag is, of het kindergeld pas als een noodsprong in den hangen tijd, die achter ons ligt, uitgedacht en verdedigd werd, ol dat hel ook voor dien is aangepïezen en voorgestaan, en het antwoord op die vraag is niet ver te zoeken.

Reeds voor den oorlog is de kindertoeslag verdedigd.

Ook toen vond deze loonsbepaling in onze kringen instemming.

Prol. Diepenhorst b.v. heeft zich toen reeds als een warm voorstander doen kennen, en daarom begrijp ik niet, hoe de heer-H. er toe komt om het kindergeld als een soort .crisisproduot te beschouwen. Hij weet toch wel, dat reeds geruimen tijd voor 1914 in de tractementsbepaling van veel predikanten de kinderbijslag was opgenomen, en al is het oak, dat in de - toepassing van deze loonsgedachte de ellende-tijd der verioopen oorlogsjaren verhaastend heeft gewerkt, heit gaat niet aan om te leeraren, dat men pas in dien tijd tol dit stelsel gekomen is.

Het bestond reeds vroeger.

Het werd ook eerder toegepast.

Het-is alleen in de .crisisjaren meer op den voorgrond getreden, en in de profijtelijkheid voor het sociale leven meer openbaar geworden.

Ten tweede beroept de lieer H. zich op de Sohiift.

Hij . doet dit zeer kort.

M.i: omdat Mj in de Scihrift weinig steun vindt.

Terecht merkt hij op; , dat de Bijbel geen boek is met Goincrete voorschriften, en 'Gods Woord predikt oins geen maatschappelijk stelsel. Hel zegt •olns ook niet, of op den liasis van het familie-ol gezinsloon nog bijzondere kindertoeslag geoorloofd .is lof iniet, en uit het feit, dat we van znlke kindergeldein niets lezen, mag niet geconcludeerd, dat ^e voor ons contrabande zijn. Hier worden alleen algemeene reigelen gegeven, en in die regelen ons de eisch 'Grods bekend gemaakt, dat een loon moet gegeven, hetwelk tot voldoende onderihbud van höt gezin kan strekken, doch verder gaat de H. S. niet.

Over het „hoie" wordt niet gehandeld.

Noch ia het Oude, no'ch in het Nieuwe Testament.

De werkigiever uit - de gelijkenis. gaf aan iederen arbeider evenveel, hetzij hij den geheelen dag ol slechts een' uur gewerkt had, en deze rekende dus niet met den gep'raesteerden arbeid, maar met de levensbehoeften, doch mag deze handelwijze als regel gelden? Laat de heer H. voorziichtig eijn in iiet trekken van conclusies voor allerlei sociale maatregelen, want dan kon het instituut van Sabbath-en jubeljaar hem wel eens tot een zeer eigenaardig standpunt voeren. En watjiij zegt over de rijke beloftejn Gods voor Jiet gezin, ik' zou . niet gaarne de waardij van een dier beloften ontkennen, doch is met die beloften het kindergeld in strijd?

Wil de Heere niet het gansche loon' gebruiken om de gezinnen in stand te iouden?

Mag een huisvader niet alle middelen aangrijpen om voor zijn groot gezin het dagelijksch brood te verdienen, en wanneer zulk een huisvader allicht naar meer bronnen van inkomsten omziet, dan een ongetrouwde en kinderlooze, om in de speciale behoeften van zijn gezin te voorzien, is er ook niets op tegen dat in de loonsbepaling met die behoeften gerekend wordt. Hierbij' wordt aan het Godsvertrouwen geen afbreuk gedaan. De Jieer H. maakt een onzuivere tegenstelling." Het geloof in de zorgende liefde Gods sluit niet de inspanning van lalle krachten buiten, en wanneer wij met-het kindergeld groote gezinnen te hulp komen, stellen wij ons juist in de hand des Heeren om Zijn instrument te zijn itoL vervulling van Zijn beloften.

Nu staat natuurlijk^ "-de-j-yader verantwoordelijk voor zijn gezin. St^^fe

Niet de maatschappij, 'maar hij Jieeft voor zijn kinderen te zorgen. ,

Daarvoor arbeidt hij, en daarvoor werkt hij om het loon, en neen, dan vraagt hij geen medelijden, en hij wil-geen bedolaai'sgave', maar wa, ar het loon het van God gegeven middel is om zichzelf en zijn gezin als beelddragers Gods te handhaven, mag hij danJibaar zijn, dat in dat loon, dat zeer zeker verband ho^udt met den arbeid, dien hij verrichtte, gerekend is met zijn speciaal gezin, hetwelk de Heere aan ^ijn zoTg en leiding toevertrouwde.

Strijdt dit met de overgave des geloofs aaa God?

Hoe komt de heer H. erbij?

M.i. is het kindergeld veel eerder een eisch van soiciale rechtvaardigheid, en wanneer het streven naar de vervulling van dezen eisch een wegdoezelen van de lijnen, en een bewijs van geloofsiazinking is, dan lijdt heel de loonactie aan dit euvel. Hetzelfde argument, hetwelk de heer H. tegen, 'het kindergeld gebrU|ikt, dat n.l. het geloofsvertrouwen in 't gedrang komt en de spanning van het geloofsleven verzwakt wordt, is reeds lang tegen alle sociale aotie gebezigd door hen, die ia luie lijdelijkheid zich aan den arbeid van Patrimonium onttroltken. Dezen hebben ons altoos voor de voeten geworpen, dat de maatscliappelijke beweging vloekte met onze berusting in en het vertroiuwén oip^ Gods bestel, en wij hebben toch' als Calvinisten volgehouden, dat _\dezg-beide geen tegenstellingen zijn. iïSSïfeï?

Zoo staat het ook mei ïi'et kindergeld.

Onze kerlcen hebben dit uitnemend begrepen. Ear voor onze groote gezinnen is dez© vorm van familieloon meermalen een ware uitkomst geweest, en mede een verhooring van de bede om het dagelijksch brood, en een bewijs, dat God het vertrouwen niet beschaamt. - .

Hierbij wil ik het laten.

De lieer H. begrijpt nu, naar ik hoop, op welk standpunt ik sta.

Het is 'mij niet te doen om gnfcel groote gezinnen te 'Ihulp te komen. Ook .wegen bij mij' geen gevoelsmotieven. Ik bedoel geen barmhartigheid te oefenen. Evenmin twijfel ik aan 's Heeren tro'uwe zO'rg. Aan „Ziiekelij'k voelen" behoeft de 'heer H. niet te denken, maar ik zie, om de woorden van Prof. DiepenJiorst te gebruiken, de dingen aldus: „De arlieid is het doior 'God aangewezen middel .O'm in het levensonderhoud te voorzien; de arbeid moet immer in verband worden gebracht met den arbeider; mitsdien mag een loonsbepaling, mee op de koisten van het levensonderhoud gebaseerd, niet worden losgelaten, en het is alleszins rationeel, dat, waar de grootte van .het gezin de meesL natuurlijke factor is, welke het bedrag der kosten beïnvloedt, met haar ook rekening wordt gehouden".

Van het verkeerde dezer beschouwing heeft de

heer H. mij niet overtuigd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog eens de Kindertoeslag.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Reformatie | 8 Pagina's