GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over „het huisbezoek”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over „het huisbezoek”.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de vorige stukken is gewezen op het doel van het huisbezoek: onderzoek naar den geestelijken welstand der gemeente. Werd het huisbezoek geteefcend als eeii a in b t e 1 iJ k werk; van v e r t r o u w o 1 ij karakter en in het bestraffend, vermanend optreden geteekend.

V.

Uit ftetgeen in het vorige artikel is meegedeeld, mag niemand het besluit nemen, dat het in de Gereformeerde .K^erk een „ellendige toestand" is. Waaneer hier een paar tuchtzaken besproken worden, mag niemand zeggen: zóó verdorv^en is nu de Gereformeerde Kerk. Integendeel. De weinige tuchtgevallen, die zich voordoen, wijzen er m. i. op, dat het leven in de Gereformeerde Kerk niet zóó slecht is, als het meegedeelde zou kunaen doen vermoeden. Ten bewijze daarv; an deel ik mede, dat in een wijk van 85 gezinnen, in vier jaar tiids, één keer tegen de overtreding van het zevende gebod moest worden opgetreden, bij leden, die tot de kerk behoorden, en éénmaal, bij leden, die, na het sluiten van het huwelijk van elders gekomen zonder attestatie, den doop voor hun kind a.a.n.vroegen. Het huwelijksboekje der burgerlijke gemeente deed het ontdekkend licht opgaan, en werd oorzaak xooi' behandeling.

Ieder, die als opziener in de gemeente heelt mogen dienen, zal met Dr Bavinck, zeggen:

„ik ben blij, dat ik .... in eene gemeente verkeerd heb en 't volk heb loeren kennen in zijn menigerlei verkeerdheden, ja, maar toch oiok in zijn diepe godsvrucht en edelen zin voor wat goed is en waar." (Dr Hepp: Dr H. Bavinck bladz. 119.)

Zoo althans is het mij gegaan. De arbeid in de gemeente heeft voor 't eigen hart de meeste vrucht. Niet, dat er geen moeilijkheden zijn; zeker, talloos vele. Daar zijn de vragen van den dag. Wanneer ge in een arbeiderswijk moogt verkeeren, dan dieat ge op de hoogte zijn van de vakorganisaties, hun voormannen te kennen al is het maar bij name; en als er strijd is u in te werken in de beteekenis van dien strijd. Doch dan pas hebt ge uw roeping als ambtsdrager vervuld, wanneer ge in die moeitevolle dagen de stakers en hun gezin bezoekt.

Het is een, voor mijn oor-althans, ontzettende vraag: Wat doet de kef^f^p'het terrein van hétsociale leven?

Welnu, gij, ambtsdrager, vertegenwoordigt de kerk. Tot u ziet men op om hulp, oni 'troost, om bemoediging. En dan kan het heel goed zijn, dat ge het niet met een staking eens zijt, docb als men het vertrouwen zijner gemeenteleden heeft, dan duldt men het m u, en waardeert het, dat ge in die moeilijke dagen het gezin bezoekt.

In de dagen der poststaking bezocht ik, op één yvond, drie leden in de wijk, die de uniform; droegen en het, o, zoo zwaar hadden, omldat zij het christelijk beginsel hadden voor te staan. Wij spraken samen, gingen in gebed, en ook de wankele broeder, drukte me de hand en durfde te zeggen: nu weet ik, dat de, kerk met ons meeleeft; ik' waag het er morgen weer op!

Maar ik heb ook gevoeld de bitterheid, die er was in liet hai't dezer mannen, toen .de Eerste Kamer de pensioenwetten verwierp.

Waarlijk — het is niet zoo gemakkelijk om' opziener te zijn Met „een gemoedelijk woord te kunnen spreken" is men geen ouderling. De levensvragen komen op ons aan. Wij staan midden in het leven. Daardoor wil God ons voor versteening bewaren. En als wij dan voor een lid der gemeente, hetzij een bootwerker of politie-agent — ook deze hebben hun strijd — een postbeambte of bouwvakarbeider, geen ander woord dan een „gemoedelijk woord" zouden hebben, dan verstonden wij als opzieners onze roeping niet. Hier kan ook een woord van vertroosting noodig zijn. Hier vraagt men geen dogmatische uiteenzetting, hier vraagt men ware belangstelhng in het leven van den dag.

En toch — am-btelijk is het, werk van den opziener. Ook in stakingsdagen; ook als men bij een patroon het belang van een arbeider heeft te bepleiten. Meent ge, dat u dat niet aangaat"? Ge zoudt uw roeping verwaaxloozen, indien ge de aan uw zorg toevertrouwde zielen in hun' aardsche bekommering alleen liet staan, vooral — als de patroon een belijder, is. Dan juist móet de kerk, dat • zijt gij, bemiddelend optreden, en anders, de beide partijen" door arbitrage tot elkander brengen. Dit optreden van een opziener kost tijd en moeite, dat weet ik, doch wie zijn roeping verstaat zal geen „Zondagsouderling" willen of ook maar kunnen zijn. Het is de schuld der ambtsdragers mede, dat de kerk bij de groofe menigte in discrediet is geraakt. .Vooral hier, o-p het sociale terrein, heeft zij, een roeping; moet de kerk onderrichtend, leerend optreden. Dan vindt zij ook ingang wanneer zij met haar vermaning kom't.

Des opzieners ambt is zoo veelvuldig. Hoe vaak wordt door het maatschappelijke vraagstuk te bespreken de Weg naar de ziel gevonden? En om de ziel is het te doen.. Waar een gezond zieleleven is, daar is ook een gezonder maatschappelijk leven. En helaas, beide zijn irx onzen tijd krank.

Zeg nu niet, dat een opziener alleen' kom't voor den geestelijken nood. Dat is onjuist. Onze .Heiland zelf gaf het brood voor het natuurlijke leven als de schare hongerde, zoo hebben ook wij de aardsche dingen te bespreken om toegang te krijgen tot het hart.

Of dat gelukt?

Altoos, als gij er u biddend voor hebt opge-!k aiiaakt.

Dan weet ge ook, wat de ziel noodig heeft. Ge verstaat dan, de bekommering voor het tijdelijke en hebt aanleiding öni te vragen of diezelfde zorg nu ook gevonden wordt voor wat eeirwig blijft. Zoo wordt de brU|g gelegd. Dan ontdekt ge: een opgaan in het maatschappelijke, en — verwaarloozen van • het geestelijke; of ook een worstelen om beide. Nu vindt ge gelegenheid voor uw zielearbeid. Kunt ge uw woord tof ontdekking kwijt raken; bespeurt ge óf een hartelijk instemtaen, of een schuchter bedenkingen opwerpen. Hebt ge leer e n d öp te treden. Misschien ook vertroostend, 't Kan gebeuren, dat de moeder in hét ge zin gebukt gaat onder aardsche zorgen; niet opgewassen is tegen den dagelijkschen strijd van h'aar man in zijn godlooze maatschappelijke oin'geving. Dan voelt ge , den gemeenschapsband des geloofs, wanneer ge in moeilijke dagen, bemoedigend, vertroostend met het W.oord des Heeren tot baar komt.

En het Wo.ord onzes Gods is zoo rijk, vooral voor neergebogen zielen; en wanneer gij dan als ambtsdrager één droppel olie hebt miogen gieten in dat gebroken hart, wanneer gij dan een traan ziet drogen, als gij de beloften Gods hebt aangewezen, dan ervaart uw hart iets van die he-srlijke gemeenschap, die het eigendom is van al Gods kinderen, n.l. dat Hij den Trooster gezonden heeft.

Er is nog te spreken over de bekoimimerde neergebogen ziel; de klacht over doodigheid, over vragen van den kinderdoop, de leer der Apostolischen; of ook over voorwerpelijke kennis; het aanvullend optreden en dies gewenschte om het huisbezoek niet alleen doch met z'n tweeën te doen; over „be-vinding" en „lijdelijkheid"-; over wat de kerk'doet voor dwalende en zoekende zielen, doch' Ik meen dit, om. niet te veel tegelijk te behandelen, tot eenige volgende maanden te mogen uitstellen — als het God belieft mij het leven te laten en geen ander roeping voelt zijn bevindingen mee te deelen.

L. J. K.

Religieuse Volkskunde.

Het is een bekend feit, dat menig jong predikant moeite heeft 'het karakter van-züm gemeen.te he doorgronden.

Verschillende laktoren küniiéh''hièfih' D'eleiuine-''' rend werken.

Vooreerst de natuurlijke faktoren.

Ons land, om ons daartoe eens te beperken, is bevolkt door menschen van verscihillenden stam. De Eriesche, Saksische of Frankiscihe oorsprong werkt nog altijd na. Dit komt in de groote steden niet meer zoo uit. Daar heeft in sterke mate bloeda-n'enging plaats gevonden. Maar ten plattelande bleef het type soms vrij zuiver bewaard. Ook de bodemgesteldheid spreekt hier een woord mee. Een land, dat aan de golven moet worden ontworsteld, kweekt meerdere energie dan een, dat door zijn natuurlijke ligging vanzelf is beschermd en in vnichtbaa, rheid niet is misdeeld.

Daarbij komen ook de cultureele faktoren.

Niet alleen heeft ieder volk, maar ook ieder gewest, ja iedere landstreek een aparte historie on ontwikkeling, die het hare hebben bftjgedragpn tot de karaktervorming der bewoners.

Afzonderlijk dienen hier genoemd de godsdienstige faktoren.

Ons land werd betrekkelijk laat gekerstend. In verschillende streken laten zich nog sporen van het vroegere heidendom' aanwijzen. Bij begrafenis sen en andere plechtigheden komt dat soms ongedacht aan het licht. In menige plaatselijke zede is de heidensdhe oorsprong onmiskenbaar. Men is zich dat niet bewust, miaar toch! koestert men vaak een bijgeloovigen angst o.m' daarmede te breken.

Dan is nog van belang de latere godsdienstige ontwikkeling. Heeft de reformatie er spoedig wortel geschoten of niet? Was zij er algem'een of bestreek zij slechts een beperkt terrein? Door welke predikers zijn die menschen sinds dien tijd bearbeid? Allemaal vragen van gewicht om de zoogenaam, 'de „ligging" eener gemeente te bepalen.

En nu noemde ik nog maar enkele fa'kto.ren. De economische en maatscjiappelijke liet ik buiten beschouwing, hoewel ook' die gewicht in de schaal leggen.

Als nu een jonge, .mian uit een heel ander deil des lands komt, verstaat men voor wat ernstige moeilijkheden hij geplaatst wordt als hij naar de behoeften der gemeente het Woord Gods ontsluiten moet.

Er zijn zelfs gevallen, waarin de predikant gedurende zijn ganschen diensttijd in een plaats^ vreemd tegenover de gemeente blijft staan.

Sommigen hebben intuïtie genoeg om-!iet go meentelijk karalcter als aan te voelen. Anderen ontbreekt dit echter.

Zij dienen daaromj door deskundigen geholpen te worden, opdat een deel van hj'unjdeven niet een mislukking worde.

Prof. van Veldhuizen schreef onlangs '— ik m'een in „De Schatkamer", — dat de studenten der Grroningsche Universiteit, als zij een beroep hebben aangenomen of naar een nieuwe gemeente gaan, de gewoonte hebben hem even te raadplegen over de literatuur van „de volk'sziel" hunner toekomstige omgeving.

De raad van een bij uitstek deskundige als Prof. Van Veldhuizen heeft vanzelf ongemteene waarde.

Men kan de Groninger studenten benijden-j^jlat; ., zij da.arvan mógen profiteeren.

Toch is het. op zichzelf wenschelijk, dat; ^|^& : kennis meer gemeengoed worde. "SSSïp^^

Ook zal het blijken, hoe één persoon opi den duur niet in staat is, heel dat breede terrein te onderzoeken.

Inderdaad' moet 'hiervan gezette studie worden gema.akt.

Dat zal de prediking en het herderlijk werk ten goede komen.

Hier kunnen de folklorist van .professie en de speurzinnige theoloog zoo prach.tig sam'enwerken.

Daarom is het ons hoogst sympathiek, dat Dr P. M. Ariëns Klappers m de „Nieuwe Theologische Studiën" tot die samenwerking zoo krachtig' opwekt: O.m.. leest men daar:

Aan hen, " die ten onzent de wegen voor de beoefening der religieuse volkskunde hebben gebaand, breng ik gaarne hulde. Zij zijb de sociografen ten deele vóór geweest.

Voor zoover er geschriften van hunne hand verschenen (onder hen die d6.z, en tak van wetenschap min of meer systematisch beoefenden, noem ik Beks, Waterink, Stoel en Heynes, maar ook van anderen verschenen belangwekkende artikelen op dit gebied), hebben zij! m'ijf in de overtuiging bevestigd eri versterkt, dat de predikant, door zijn roeping, het volksbestaan het diepst kan aanvoelen. Liefde, tijd en igeduld, deze voor goede , Wiaarneming zpo belangrijke factoren, zijn vooral IDIJ den predikant van het platteland, waar men buitendien de meest' homogene bevolking aantreft, eerder regel dan uitzondering. Hij experimenteert onbewnist en heeft daarbij eene uitnemende Waarnemingsgelegenheid; immers de geboorte en groei van godsdienst is een proces, waarbij zoowel de volksgleest als het milieu den mentoi' geopenbaard worden. Deze - beschikt zoodoende over belangwekkend sociografisch studiemateriaal.

Ik heb mij afgevraagd, hoe deze indirecte bron verder ontsloten kan worden. Kan eene • enquête ' daartoe aanipiding geven?

Ik voorgaande regelen niet voorge-? **: '"'*: 'spiegeld, dat • de onmiddellijke drijïveeren van den sociograaf die van jden predikant kunnen worden. Zij; zullen hem, naar ik hoop, over het algemeen, een welwillend-passieve houding! doen aannemen, welke zeker reeds zeer gewaardeerd zal worden. Maar wanneer de predikant actief zal meewerken, dan moet hij zijfu inspiratie ontleenen aan eigen fe^sfeer. Die'theologische motieven voor een religieus-•"^^^olkskundige enquête zijn Wel in de eerste plaats ^degene, 'die voor de beoefening 'Van rsiligieuse *^^*"Volkskunde in het alg; emeen worden aangevoerd. Bevoegder personen dan ik zullen hier pleitbezorgers zijn. Voornamelijk wijst men op de heuristische ^vaarde van een volkskundige studie der eigen gemeente. Wel is waar kan niet verwacht worden, i^sjgdat eén, naar aanleiding eener enquête, in te "^^slellen plaatselijk onderzoek, dezelfde diepte zal vertoonen als een onderzoek op eigen initiatief, maar daartegenover staat, dat predikanten die anders niet aan zulk een onderzoek gedacht zouden heljben, nu daartoe overgaan en ziji, die reeds vruchtbare waarnemingen verrichtten, een prikkel tot p'ublioatie hunner bevindingen ontvangen. Een forsche opzet, een gunstige nawerking, kan zoodoende verkregen worden.

De Gereformeerde zal het niet in alles met Dr Ariëns Kiappers eens zijn.

Wat deze b.v. de subjectieve religie (religio snbjectiva) noemt, zouden wij met een geheel anderen naam bestempelen.

Ons Gereformeerd standpunt zal ook hier op menig punt tot een eigen beschouwing leiden.

Dit neemt ecihter niet weg, dat de Gereformeerden juist op dit terrein van niet-Gereform'eerde onderzoekers veel kuniien leeren en naar wij hopen zal ook het omgekeerde het geval zijn.

Intusschen zij dit onzen predikanten ernstig: ter . overweging aangeboden.

Zij, die met wetenschappelijfcen zin toegerust, op dit igebied diep-boringen doen, zullen in ons blad gaarne een plaats vinden om* hun resultaten te pabliceeren.

HEPP.

Gewaardeerde onzekerheid.

De Nederlander merkt bij het slot van mijn tweede artikel over het Gezanjg der Gerr^eente op, dal haar inzonderheid trof „de gtoo; te kerkrechtelijke onzekerheid", die uit dat slot sprak. Ik h'ad n.l. in het midden gelaten wat beter was, dat de Synode adviseerde tot het rythmisch zinig; en en de kerken daarop wachtten, of dat de kerken erim'ede begonnen on daardoor der Synode gemakkelijker maakten, aldus te adviseeren; voor beide methoden was m. i. iets te zeggen.

De Nederlander schrijft dan:

„Moet hier n'u de plaatselijke kerk voorgaan of moet , zij wachten op de synodale beslissing?

Men herinnert zich, hoeveel er is te doen geweest en eigenlijk nog te doen is over de invoering, van het j, vro'uwenkiesrecht" te Zandvoo-rt.

Eerst de plaatselijke kerk of eerst het geheel? j .Voor dr De Moor staat vast, dat omtrent den kerfczang de plaatselijke kerk vrij is. Het zou be-, langwekkend zijn om dit kerkrechtelijk betoogd te zien. De kwestie van de autonomie der gemeente is een van de neteligste en een van de minst 1 opgeklaarde punten uit het ^^gereformeerde kerkrecht."

Ik zou willen antwoorden: wel, die „onzekerheid" waardeeren wij juist ten zeerste in onze Kerkeaorde.

We zijn zoO' dankbaar, dat zij zoo min ningelijk reglementeert en de vrijheid der plaatselijke kerken eerbiedigt, alleen dan regelen aangevende wanneer zulks noodig is om' der wille van fet beginsel en van het met elkander gaan in gelijken tred bij dingen, waarbij alle kerken belang hebben.

Deze „onzekerheid" waarborgt de veelvjoraiigheid, die het resultaat is van de ontwikkeling van het eigen leven naar zijnen aard; terwijl mten toch anderzijds niet voor desorganisatie behoeft te vreezen.

Over de taanier, waarop we onze Psalmen zullen zingen, bepaalt de 'Kferkenorde niets, en daarin is elke gemeente dus geheel vrij.

Wel heeft ze geregeld, wat in de kerken gezongen •mag worden; en een kerkeraiad kan dus b.v. niet besluiten de „Proeve" Geelkerken c. s. in te voeren aleer de Ker^kenorde gewijzigd is.

Want de manier van zingen raaikt alleen een quHestie van iiitvoering; maar de stof van zingen raakt het beginsel.

Vrijheid dn alles, wat niet behoeft bepaald te worden, is de „onzekerheid", door ons zoo iioog gewaardeerd, die ons steeds voor een Reglementenbundel heeft doen vreezen, evenals voor een overvloed van Synodale bepalingen.

We weten te goed, dat Reglemtentenbundels met lintwormen meer dan één trek van overeenkomst bezitten.

Ze hebben een neiging om al niaar aan te groeien En ze kosten den patiënt een belangrijk deel van zijn gezondheid.

Zelfs wanneer de Synode het rythimisoh zingen voor onze kerken aanvaardt, nuagi-dat m. i. nooit anders gebeuren dan in den vorm va, n een advies, dat de kerken niet bindt m!aar alleen de waarde heeft van een goeden raad. Niets meer, doch' ook natuurliik niets' minder.

De M.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over „het huisbezoek”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1922

De Reformatie | 8 Pagina's