GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De loocbening der Cemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De loocbening der Cemeene Gratie.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

In Amerika is onder de Gereformeerde broederen •ernstig geschil gerezen over liet leerstuk van de Gemeene Gratie' i

Er zijn er, die meenen, dat deze leer onscliriftuurlijk is en daarom de Gemeene Gratie loochenen.

De stand van de kwestie wordt uiteengezet in de brochure van Ds J. K. van Baaien: „De loochening der Gemeene Gratie, Gereformeerd of Doopersch".

Ds van Baaien ziet in dit geschil een beginselstrijd tusschen Calvinisme en Anabaptisme en meent, dat in HoUandsche kringen in Amerika nog maai' al te veel van den Doopersohen zuurdeesem te bespeuren valt.

Om onze lozers voor te lichten, volgen we den schrijver op den voet.

We vvenschen echter deze zaak geheel los te maken van de Jansen-kwèstie.

Ook werpen we ons niet als scheidsrechter tussclipn de Amerikaansche broeders op.

Daarom blijven hun personen buiten geding.

Zij, die in Amerika de Gemeene Gratie loochenen, zetten de uitspraken van godgeleerden als Kuyper en Bavinck, in deze kwestie eenvoudig op zij en betoonen daarbij niet steeds het verschuldigde respect.

Voor hen is het Noachitisclie "V^erbond een verbond van particuliere genade. .

Ook wordt volgens hen, het leven der wedergeboorte niet gedragen door het leven uit de schopping. Evenmin is ook het verbond der bijzondere genade aan alle zijden omringd door een algemeene genade, gelijk een kern door haar bolster.

Er bestaat, zoo gaan zij verder, geen genade, dan in het bloed van Christus en in den natuurlijken mensch is er van vatbaarheid voor genade in het hart geen sprake.

Tot den natuurlijken 'mensch vloeien wel uitwendige zegeningen, welke voor den geloovige bestemd ziJn, af, maar die zegeningen verkeeren ^^or hem in een vloek.

Daartegen nu brengt Ds van Baaien zijn bezwaren in. Hij ontdekt rationalisme in de redeneeneeringen zijner tegenstanders. Maar vooral legt liij hun ten laste een eenzijdige theologie, die alleen uitgaat van de leer der uitverkiezing.

Met de voorbeelden van Farao's dochter en de bekeering der Ninevipten op de prediking van Jona, wil hij aantoonen, dat de gaven Gods aan de onwedergeborene, dezen niet nog goddeloozer maken.

Hij meent in , de loochening der Gemeene Gratie ' te herkenn-eri, de dwaling van het Anabaptisme, waaraan de praktijk van de „miJding" onafscheidelijk verbonden was.

Het zou jammer zijn, indien dit geschil in onze Amerikaansche Kerken op scheuring uitliep. Daarom matige men zich in zijn uitspraken, veirkettere elkander niet te spoedig, zegge liever, dat iets in de Anabaptistische lijn ligt, dan dat men het als Anabaptisme brandmerkt en houde rekening met de inkonsekwenties, welke büj de tegenpartij duidelijk zichtbaar zijn. en waaruit blijkt, dat men bij het Anabaptisme, niet wil uitkomen.

Het is alsof Kuyper zeker voorgevoel had van - de moeilijkheden, welke dit leerstuk in de toekomst zou opleveren, toeii'%ij den term „algemeene genade" ini-uilde tegen „gemeene gratie". Misschien zou het verhelderend werken, indien men, inplaats van , , genade", , , lankmoedigheid" gebruikte. Toch mag het genade-begrip hier niet losgelaten. Calvijn is • daarin voorgegaan. -

Calvijn laat zich op de ernstigste wijze over de loochening der Algemeene Genade uit.

En wat de Schrift aangaat: naast de genade iti Christus kent zij aan het woord genade ook een veel ruimer zin toe.

Een viertal verkeerde elementen huizen er in het ' genadebegrip van hen, die alleen de particuliere genade als genade beschouwen.

Stellig is de algemeene genade er om de bijzondere genade. Maar niet wordt eerst de bijzondere genade bewezen, terwijl dan iets, wat op algemeene genade gelijkt, ervan zou afvloeien naar de wereld. Dit ware een verbreken van den stelregel van den apostel: het natuurlijke is eerst, daarna het geestelijke.

Wat is er waar van de bewering van bedoeld© broeders, dat de natuurlijke zegeningen, welke de wereld ontvangt, eenmaal in vloek verkeeren?

Dat de mensch eenmaal-te zwaarder zal moeten boeten, omdat hem algemeene genade bewezen is, leert de Schrift nergens.

Thans moeten wij nog even onze oogsn richten op die bijzondere algemeene genade, welke Calvijn onderscheidde van de gewone algemeene genade.

In de giften der algemeene genade bestaat verschil.

Het eene volk wordt hooger bevoorrecht dan het andere. i.

Ook ontvangt de - eene persoon meer algemeene-^genadetalenten dan de ander.

Die meerdere of mindere gaven vormen het bijzondere in de algemeene genade.

Kan men nu als regel vaststellen, dat zij, die meer van zulke gaven verkregen hebben, straks zvvaaxder zullen worden gestraft?

Het is bekend, hoe Zwingli's gedachten juist in geheel andere richting gingen.

Hij meende, dat groote en voortreffelijke mannen, die buiten het terrein der particuliere genade leefden, toch Op grond van Gods vrijmaohtig welbehagen zalig zijn geworden en nqg kunnen worden.

Hij verwachtte in den hemel nevens de aartsvaders ook Sokrates, Aristides, Antigonas, Numa, Camillus, de Cato's en de Scipio's, zelfs een mythische figuur als Herakles weer te vinden.

Hij koos daarvoor dus die mannen uit, die in gaven van algemeene genade hebben uitgeblonken, die in de bijzondere algemeene genade bovenaan stonden.

Terecht hebben de andere Reformatoren zich tegen deze meening verzet en haar als dwaling geteekend.

Luther schreef: indien dit waar is, is heel het evangelie valsch.

Het: buiten Christus geen zaligheid, stond voor de andere Reformatoren vast als een muur.

En de verlossende werking van Christus is identiek met de partiöuliere genade.

Tot een ander uiterste vervallen echter zij, die oordeelen, dat juist de voortreffelijkste mannen buiten het christendom een onverdraaglijker rampzaligheid zal worden toegemeten. :

Het is waar, evenals er graden zijn in de zaligheid zijn er ook graden in de rampzaligheid.

De vroeger aangehaalde woorden van Christus bg. treffende de stedekens aan het meer van Tiberias kunnen hiervoor als bewijs dienen.

Maar dat zij, die met de algemeene genade het meest werden begiftigd eenmaal tot den hoogsten graad van rampzaligheid zullen worden veroordeeld, is ten stelligsto niet aan de Schrift ontleend.

Geen enkelen passus kan men daarvoor bijbrengen.

En nu zouden wij ons kunnen beroepen op het meiischelijke rechtsbesef, dat tegen zulk een .voorstellin» in opstand komt.

We gelooven, dat zulk een beroep hier ook geldigheid zou bezitten.

Wanneer de Schrift er tegen iirgaat, hebbon we ons rechtsgevoel het zwijgen op te leggen.

Maar wanneer de Schrift zwijgt, hebben we ons' rechtsgevoel te lafei\ spreken.

Dat rechtsgevoel liet ook Kuyper aan het woord komen, toen hij vroeg of de dochter van'Farao z\va, irder oordeel zou ontvangen, omdat zij Mozes heeft gered en laten opvoeden in al de wijsheid der Egyptenaren.

Men kan hieraan nog vele vragen toevoegen.

B.v. of de Farao, die het voorrecht had een geloofsheld als Jozef te kennen en hem tot onderkoning van Egypte aanstelde, vreeselij'ker daar het oordeel. zal getroffen worden dan de Farao der verdrukking.

Of ook, of Gyrus, die de Joden toestond naar hun land terug te keeren, schrikkelijker straf zal ontvangen dan Rabsaké, den lasteraar van Israels God.'

Het absurde, het ongerijmde daarvan wordt intuïtie! begrepen.

Maar liever dan op ons rechtsgevoel willen we ons beroepen op een rechtsregel Gods.

Ik hiacht die bij de particuliere genade-reeds even ter sprake.

Zij wordt hierin Uitgedrukt, dat. wie den weg hoeft geweten en niet bewandeld met vele slagen zal geslagen worden.

De rechtsregelen Gods zijn onveranderlijk.

Zij ondergaan of men met algemeene of particuliere genade te doen heeft, of met aanbieding des heils geen aanpassing naar de omstandigheden.

Het recht Gods staat vast.

Daarom moest ook Christus zijn ziel stellen tot een rantsoen voor velen, omdat het recht Gods zich niel vei'wrikken laat. ;

Welnu, als het dan zóó gesteld is, dat wde ten opzichte van het evangelie een gezicht heeft ontvangen in den weg des heils, maar dat licht niet heeft gevolgd, in verdubbelde mate zal geslagen worden, dan moet dit ook gelden voor hen, die onder de algemeene genade hebben geleefd.

Niet me meer algemeene-genade-Iicht heeft ontvangen zal het zwaarst worden bezocht.

Niet een Sokrates, Plato, Aristoteles en zoovele anderen zullen er het klaaglijkst aan toe zijn.

Want zij hebben biji het licht hun gegeven gearbeid.

Zij hebben met hun algemeene genade-talenten gewoe. kerd tot uiterlijken zegen van de menschheid.

jVIaar zij, die aan dat licht ongehoorzaam zijn geweest, zij, die de algemeene-; genade-talenten hebben misbruiict, zullen het ontzettendst worden getroffen.

Een Antiochus Epiphanes, een Nero, een Caligula, die de algemeene genade hun verleend omgezet hebben in verdorvenheid, gruwel en beestachtige goddeloosheid zullen liet het hardst hebben te verduren.

Niet de algemeene genade wordt eenmaal tot een vloek.

Maar het misbruik van de algemeene genade.

Bij de Oud-Gereformeerden.

Hebben we ons tot taak' gesteld onzen lezers 'ook inlichtingen te verstrekken over het kerkelijke leven buiten onze eigen kerken en hebben we daarom gewezen op! de tweeërlei strOiOming in de Christelijke Gereformeerde Kerk, thans willen we ons net eens werpen in het vischwater van hen, die algemeen bekend staian als de „Oud-Gereformeerden", ir»a^^ •wier kerken ; officiëel den naam van „Gereformeerde Gemeenten" aannamen.

Hun orgaan heet „De Saamhinder", dat tot ondertitel draagt: „Correspondentieblad der Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika", Waar dat zek'er niet het karakter 'vertoont van eei 'correspondentieblad in den zin, die gewoonlijk aan dit woord wordt gehecht. Het bevat voor het grootste deel artikelen zooals andere 'kerkelijke bladen.

D© Redaktie-staJ wordt gevoerd doior den Kamerlid-predikiant Kersten vian lerseke en Ds W. den Hengst te Leiden.

Het trof ons bij de jaarwisseling, dat aan den overgang van het oude in het nieuwe geen woora werd gewijd. Noch het num'mer van 28 December noch dat van .11 Januari ^et blad verschijnt den 2den en 4den Donderdag der niaand) bevatten daarover meditatie, tijdbescihouwing of geluk'wensch. I" de hoofdartikelen werd gehandeld over „'t Lijden C'hristi" (men lette op dit archaïsme) en „Christ-us in den staat des doods", de samenspraak tvjsschen Bart en Kees liep over de 26ste en 27 ste legering (men zie de toelichting beneden), terwijl vervolg'

werd tet „Verhaal van het werk der overtuiging" «n .bekeering in 1746, te Nieuwkerk en Werklendajii voorgevallen, verhaald door Ds Joh. Groenewegcn". Hieruit volgt natuurlijk nog niet, dat ^e Oud-Gerefornieerde beweging tijdloos is, maar ^e] dat men er over het geheel sterker leeft in jitet'verleden idaix in piet heden en dat men het stilstaan bij de 'tijdwisseling niet van groot belang' ficilit.

Met warmte wordt door Ds W. den Hengst in de Leestafel iaanbevolen de lectuur van Ds Ledeboer en William - Huntington, lectuur, waarin wij echt mystieke tonen beluisteren, maar w.aar toch verscheiden valsche doorloopen en die een aandoening tan ziekelijkheid bij ons achterlaten.

Merkwaardig is het oordeel van Ds den Hengst over Huntington.

William Huntington S(aved) S(imer) d.i. geredde . zondaar, is reeds lang geen onbekende meer bij het JN'oerlands gereformeerde vdk. . D: eze vruchtbare schrijver, - die aan het einde der 18e en in 't begin der 19e eeuw een drietal gemeenten in Engeland gediend heeft, verdient het gelezen te worden. Een excentrieke persoonlijkheid, man zonder wetenschappelijke voiining, doch niet A^an - Theologische kennis ontbloot, een 'scherpzinnige geest, singulier, oOk in zijn levensloop', met zijin rijke geestelijke ervaring een vraagbaak voor velen. Huntington is een schrijver, die paid, oak door zij'n allegorische voorstelling, waardoor hij iets van den Zigeuner, Bunjan, weg heeft. .Een lust is 't om te lezen, hoe hiJ! in eerstgenoemd boek, den Remonstrant ontkleedt, hem aan stukjes en brokjes snij'dt, en hem het laatste vezeltje vleesoh van de botten schrapt. In hot tweede boek geniet ge van de zielkundige kennis, van de geestelijke wijsheid en takt, waarrnee hg als middel in Gods hand, Elizabeth 'Morton in haar eigengerechtigheid zoekt te ontgronden, en tot kennis, waardeering en aanvaarding van Gods rechtvaardige genade in Christus zoekt op te leiden.

Niet alleen om de waardeering van Huntington, mjaar ook' lom de taal, welke deze recensie spreekt, is zij het uitknippen waard.

Daartegenover prijst Dis Kersten brochures - van Gerefonneerde zijde als „Waarom gij niet gelooft" van Ds J. A'. Tazelaar en „Hoofddoel en Gedachtengang van Lucas' Evangelie-verhaar' van Prof. Greydaiuis gaarne aan.

Wie daaruit echter zou willen afleiden, dat Ds Kersten minder Oud-Gereformeerd is en meer de Gereformeerde Kerken nadert, is wat voorbarig.

Ds den Hengst verloochent in zijn stukken over Kerkgeschiedenis, waarin hij pas de Do-rdsche Synode hoeft besproken, zijn Gerefonneerde origine niet en beM'ijst, dat de invloed van Prof. Rutgers niet opgehouden heeft in hem na te werken. 'Wij achten het een gelukkig verschijnsel, dat door zijn stukken kerkrechterlijk besef wordt gekweekt in deze gemeenten „van min Vaste formatie". De toon, welken hij daarin aanslaat, verschilt van dien in het bovenaangehaalde, niet weinig.

Ook op de particuliere Synodes wordt met het •kterkrecht rekening gehouden, al komt men blijkbaar weleens voor typische moeilijkheden te staan.

Zoo geeft Ds Kersten een verslag van de , , Zuidelijke Particuliere Synode", Woensdag 31 Januari te lerseke gehouden.

Op die Synode ging het o.a. over hét formulier van den bejaardendoop en liet verslag zegt:

Het voorstel van Middelburg, het gebruik van het Formulier voor bejaardendoop van 1G19 en dat van 1578 facultatief te stellen, werd verworpen. Geheel de vergadering vereenigde zich • , met het rapport, dat werd uitgebracht door de deputatie, ter vorige Synode benoemd, en dat handhaving van het geldend formulier met kracht bepleitte.

Een beslissing, die gevoel voor kerkrecht verraadt en mede daarom toejuiching verdient.

Zelfs bij een heel andere k'westie kwam het kerkrecht te pas.

Men heeft ook onder de Oud-Gereformeerden zijn geschillen.

Eén ervan is van recenten datum.

Ds Kersten, die gelijk alle predikanten der , , Gereformeerde gemeenten" ook rondreizend predikant IS, wijl er zooveel vacante kerken zijn, heeft zich bovendien nog het lidmlaatschap der Tweede Kamer laten welgevallen, tlij is sinds dien ook „de heer" festen en de geachte afgevaardigde Kersten geworden. En dat klinkt velen Oud-Gereformeerden niet lieflijk in de ooren. Ook meende toen, dat onder de drukke (besognes, al ontvangt hij ook verlichting van een auto, zijn predikantschap bet eerst zou lijden.

De zaak kwam; ter Synode.

Ds Kersten a-neldt in zijn verslag h'et verloop en den afloop:

Het ter classis Middelburg uitgesproken oordeel van onvereenigbaarheid van het leeraarsambt met het lidmaatschap der Tweede Kamer, deelde de Synode niet, opfc niet na de woordenvolle verdediging door een der leeraars. Zelfs Middelburgs classis trad terug en met 13 tegen 3 stemlmen en 1 onthouding werd het voorstel van Ds Kok aangenomen, dat uitspTak, dat noch op-Bijbelsche, noch 'Op Kerlcrechterlijke gronden het onvereenigbare 'kon nitgesp'roken en het dus aan den persoon UI kwestie werd overgelaten of hij' bijf de vervulling van zijn ambt, het lidmaatschap dei: Tweede Kattier kan aanvaarden.

Naast en na hijbelsche golden dus ook kerkrechtelijke motieven.

Zijn gevoel van als triumfator - uit den strijd te 'zijn teruggekeerd kon Ds Kersten niet verbergen. D'e uitlating over „de wöOirdenvoUe verdediging" getuigt erv, an. iOf echter zoo'n uitlating voor den ouderlingen vrede hevorderlijk is, mag betwijfeld.

In hletzelfde nuniiner laat Ds Kersten nog uitkomen, hoe 'nuttig hij als Kamerlid werkzaam is en "hoe hij het Oud-Gerefo-rmeerde standpunt ook in die kwaliteit verdedigt.

Over ’t algemeen zijn de Oud-Gereformeerden, gelijk bekend, tegen de vaccinatie.

Missdhien spreek ik te zwak en moest ik' schrijven: alle Oud-Gereform'eerden zijn er tegen.'

In de „Saambinder” beantwoordt hij nu vragen, die inhouden Jioe te handelen met kinderen, die naar school imoeten, als volgt:

Om uw 'kind ter school te krijgen, zonder vaccinatie, hebt ge eene verklaring noodig, onderteekend door twee doktoren, dat van de vaccinatie voor uw kind bijzonder gevaar te duchten is. Dat gevaar bestaat zooiwei voor een gezond als voor een zwak kind, wijl het inbrengen, van vaccinestof in bet bloed, den dood tengevolge hebben kan.

Maar dat willen de meeste doktoren nog niet toestemmen. Ge zult dus ' anti-vaccine-doktoren moeten zoeken.'Probeer eens in Don Haag? Begin met uw huisarts. Maar houdt voet bij' stuk en laat u geen ooren aannaaien. Vindt ge geen dokter in uw omgeving (misschien willen de lezers, die doktoren kennen, die tegen de v; accinatie zijn, ze wel eens opgeven) dan zaudt ge met uW kind naar Dr Noordtzij te Zwolle en Dr Schouten te Apeldoorn of D'r Hofman in Gouda kunnen gaan.

Uw kind mag dan drie jaren naar school. De wacht is nu Uiet grooten drang op het vaccine-wetje, dat gemoedsbezwaarden vrijstellen zal en dat niet alleen doior don minister mij-beloofd, doch ook in de openingsrede der Tweede Kamer aangekondigd is.

Worde deze zaak ons een ernstig gebed. Om meer dan één reden boezemt dit antwoord belang in.

In elk geval ziet men echter, hoe Ds Kersten deze echt-Oud-Gereformeerde zaaK tot bij den minister toe bepleit.

Als heuglijk verschijnsel maig geboekt, dat men in deze 'kringen al sterker Voor de Zending gaat gevoelen.

Wij geven nog, eens het woord aan het verslag:

Aangaande de Zending, besloot de Synode de Zendingscommissie aan te sporen hier en daar in de gemeenten op te treden en de dure roeping der kerk te Isepleiten.

Nu iets over de eischen rVoor het predikambt.

Ds Kersten jheeft het hier over de Synode der Nederlandsche Gereformeerde Gemeenten in Amerika en geeft deze bespiegeling.

Men had de eischen voor het leeraarsexamen een weinig nader te regelen, 't Is goed bij' het eenvoudigste te blijven. Gave de Heere menschen die aan de gestolde - eischen mochten voldoen, 't ware een rijken zegen.

M.a.w. de schrijver is geen voorstander van degelijke wetenschiappelijke opleiding.

Jamtoer!

Want betere scholing zou de predikanten uit deze kerkengroep vanzelf dichter bij de onze brengen.

En nu een kijkje in het catechisatielokaal.

Ds Kersten yervolgt:

Voor de catechisatie dor kleine kinderen vestigde men boven Borstius en Dijksterhuis het oog op het lieve boekje van Ledebaer.

Ik denk, het zal 'wel bevallen, als men 't eenmaal gebi-uikt. Borstius heeft imj' altijd wat gestooten. Dat brave 'kinderen naar den hemel gaan, heb ik nooit kunnen 'gelooven; wel slechte en goddelcioze. En, weet je, 'de kinderkens leeren Ledeboer zoo gemakkelijk. Natuurlij(k, als ze het een paar keer zijn doorgcweest, moeten ze , eens wat ijreeder leeren. Hebben ze Op school Bijbelsche gescheidenis, dan zou men reeds vroeg in de Catechisatie met de dogmatische vraagstukken (heel eenvoudig) kunnen beginnen. Ik heb er proef mee genomen en 't valt mSj niet tegen, 't Is aardig zoo die kleine kleuters soms antwoorden kunnen. Ja, catechisceren is een mood werk. Een of ander jongelings-vereeniging-jongeling heeft eens in een krant der jongelingen verklaard, niet gaarne bij' mij ter catechisatie te zullen gaan; 'tmloest er wel een janboel zijn. Nu, dat laatste kooi hem meevallen. Janboel is 't bij mij nog nooit geweest, hoewel ik ('kben haast bang dat paedagagen mij nu zullen gaan kastijden (maar 'k zal het toch zeggen) catechisaties heb gehad en nog heb van honderd en meer leerlingen.

Om je een geheim' te verklappen, de eminente meester Wijnveld in D'en Haag heeft mij in den 'korten tijd, dien ik aan de Keucheniusschool verbonden geweest ben, orde-houden geleerd; 't zat er misschien al' een beetje in. doch' ik deed zoo verkeerd; en dat heeft mij'n oud-schoolhoofd mij gewezen, van welke les ik mijn leven lang profijt gehad heb. En nu heb ik in 'tcatechiseeren van de mij toebetrouwde jeugd w'el bemerkt, dat ons volk een thedogiseerend volk is, haast van de geboorte af. School en catechisatie werken saam op die wijze met het huisgezin mede.

Hier wordt pnen zoowat over alles wat de catechetische opvatting van Ds K. betreft, ingelicht. Hoe men «de objecten der catechese heeft te beschonwen, hoe de catecheet het bolwerken moej: , ' hoe groot de catechisaties wel zijn, leerstof, leer-155 middelen, leerplan aUes komt hier in het kort ter sprake.

Nu zal geen Gereformeerde het gaarne hooren, dat „brave" (kinderen naar den liemel gaan. Dat jwoord „braaf" staat hém niet aan en riekt erg tot-nut-vjan-het-algemeen-a.chtig-, of zoo men wil: pelagiaanschi.

Maar evenmin hoort - hij gaarne, dat alleen slechte en goddeloo'ze fcinderen naar den hemel gaan.

Hier is de rechte verbondsbeschouwing zoek'.

Hier raakt Ds K. in strijd iaiet het Schriftwoord: En indien de rechtvaardige nauwelijk's zalig wordt, •waar zal de goddelooze en zondaai verschijnen? "'-(1 P'etr. 4:18). En niet alleen met dit Schriftwoord, maar niet jheel de Schrift.

Hier komt het anti-nomianisme om den gluren, dat in die kringen zoo Welig tiert. hoek

Overigens klan men respekt hebben voor den oudonderwijzer Kersten, dat hij onder honderd catechisanten en meer de orde bewaart en dat er tevens nog wat van zijn onderwijs terecht komt.

En de tegenwoordige onderwijzers klagen juist over klassen van 45 leerlingen!

Wil men nog nader met de geestesgesteldheid' der Oud-Gereformeerden kennismaken, dan leze men h'et volgende stukje uit de samenspraken tusschen Bart en Kees.

Zij gaan ibeide de plaatsen na: , '-^aar Israël in de woestijn heeft gelegerd en houden daarover bespiegelingen.

Hier heeft men een proeve ui t h^t laiatste numnaer:

Bart, En nu gaan we volgens Num. 33:31 naar , , Bene Jaakan".

Kees. Diat is dus de 28ste legering, hé Bart? Als we deze achter den rug hebben, zijn we het twee derde deel van den weg gepasseerd, is het niet?

Bart. Ja, zoo is het juist.

Kees. ik ben wel bang dat het sommige menschen wel wat te langzaam gaat, zou je ook niet denken?

Bart. Daar kunt ge best gelijk in hebben. Kees. ik geloof dat er ook maar één in staat was, onii den weg zooials hij nu is, uit te denken. En die eene is de Heere. Als menschen dien weg uit hadden gedacht, dan was Israël niet 42 maal gelegerd geweest, en het had geen 40 jaar geduurd, eer ze in Kanaan waren. Wij hadden ze er uiterlijk in een paar weken of maanden naar toe laten loopen.

Kees. Ja, maar dan zou het ook geen tocht zijn geweest, waarin God aan Zijfn eer kamt, en waarin de mensch op' het heerlijkst getroost engezaligd wordt.

Bart. O zoo. Kees. En daarom is het juist den Heere te doen. „O'm mijns Naams wille", zegt de Heere gedurig. En een ding mag ons troosten, dat is, dat de tocht hoe langer lioe belangrijker gaat worden. Straks zijn we getuigen van den dood van Mirjarn, van Aaron, van IMozes enz. Maar laat ons niet voioruitloopen.

Kees. Is de legering, die we nu betrekken nogal aangenaam, Bart?

Bart. Dat ligt er aan. Als je grajag in de D'onkerstraat tusschen schreeuwende kinderen zit, dan wel, maar anders ....

Kees. Wat beteekent dan Bene Jaükan? Bart. , _„Kinderen van kommer 'en verdriet."

Kees. Nu, als nu al de kinderen van Jaakan een bekommering hebben als David zegt in Psalm 38:19: Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde", dan zal ik het onder hen best uithouden, Bart.. Ik vind dat nog niet zoo'n ongelukkigen toestand..

Bart. Ja, was dat maar waar. Dioch er zijn: zooveel kinderen van kommer en verdriet, die. een kwade bekommering hebben.

Kees. Wie tel je daar onder?

Bart. Ik zou zeggen als nuim'nifer één satan. Die is de middellijke oorzaak van alle bekonih meringen; hij is'~de bron van alle verdriet, doordat hij' den mensch tot den val bracht.

Maar nu gelooit ik ook, dat hij i-uim zijn portie heeft van. de ellende, die hij' zelf zaaide en dat Ijij 'straks de rampzaligste van alle ramp-zaligen zijn zal.

Kees. Daar heb ik nooit over gedacht. Wel weet ik, dat hij de. ooi'zaak is van de meeste bekommernissen van Goids volk. Die tranenzaaier bezorgt Gods kinderen wat een verdriet, maar dat hijzelf ook zoo'n vreugdeloos bestaan heeft, en zelf zooveel bekominering heeft, daar heb ik nooit over gedacht.

Bart. Nu Kees, je kan er op aan, dat het waar is. Het meeste heeft hij bekommering, als de Heere een mensch bekeert, jils God geprezen wordt en het Zioai - iVel gaat, eii de Heer© Jezus geliefd en geëerd wordt.' Dat kan zij a satanisch gemoed niet verkroppen..

Nu zit ook hierin wel iets, dat aantrekt.

Alleen reeds de belangstelling in het geestelijkmystieke, welke hieruit spreekt, doet aangenamer aan dan menige conversatie over eUkel tijdelijke dingen, waaraan men zich in onze kïingen soms wel bezondigt.

Overigens heeft dat allegoriseeren onze sympathie niet.

Het leidt niet tot recht verstand van de Schrift, maar geeft - aan de fantasie vrij spel.

Bij de bekomlmering terug te gtaan op Satan, moge „diep" lijken, 'miaar is toch igewild en overeenkomstig' de beteefcenis, welke het spraakgebruik aan "het woord „bekommering" hecht, onjuist.

Toch waardeeren we het weer, dat in het vervolg van de samenspraak .tegen valsche bekommering wordt gewaarschuwd.

In ‘t kort, , uit alles blijkt, dat men in de Gereformeerde Gemeenten in een andere, sfeer ademt dan in de Gereformeerde Kerken.

We zien evenwel liet goede, • dat daar wordt gevonden, niet over het ihoofd.

En wie de Oud-Gerefomneerden vian voor twintig of vijfentwintig jaren vergelijkt bij die van thans, ontdekt een aanmerkelijk verschil en tevens een groote verbetering.

Kerkelijk saamwonen met hen zou niet, althans in afzienbaren tijd niet, gaan.

Dit wordt van beide kanten ook niet begeerd. Wel hopen we tóet Jien saftien te wandelen naar de Stad, die fundamenten heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

De loocbening der Cemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's