GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVIl.

De Copernicus van de wijsbegeerte.

Gelijk wij gezien hebben, bestond het „nieuwe" van de nieuwe wijsbegeerte daarin, dat de denkhervormers een poging waagden, om een wereldbeschouwing te scheppen, vrij van alle vooroordeel en overlevering en opgetrdkken alleen op de basis van het menschelij'k verstand.

De grondregel van deze 'moderne wijsbegeerte, in afwijking van, en in tegenstelling met, de filosofie der middeleeuwen, was daarom: Wij mogen niet iets aannemen als waarheid op grond van eenige autoriteit buiten ons (hetzij deze Augustinus of Aristoteles heet), imaar alleen 'omdat wijzelf door verstandelijk onderzoek tot het inzicht gekomen zijn, dat hetgeen (wij deriken, waarheid is.

De zoogenaamde lonbevooroordeelde nieuwlichters gingen echter, zonder dit zelf te bevroeden, van twee vóóroordeelen uit, namelijk, dat de wereld buiten ons bestaat, als een onafhankelijk object (de natuur!), - en voorts, dat het verstand, mits het zoo goed en .secuur mogelijk in werldng gesteld wordt, ieen volkomen vertrouwbaar apparaat is, waarmiee wij 'de zuivere 'kennis kunnen verkrij'gen (h'et dogma van 'de onfeilbaarheid van 'het verstand!)

Om deze reden draagt 'deze nieuwe wijsbegeerte, globaal genomen, het karakter van dogmatisch naturalisme.

Wij hebben, verder oolk nagespeurd het feit, dat deze „geréfoi-m'eerde" filosofie in twee hoofdtakken verliep.

Het menschelijk verstand beschikt over twee vermogens om de waarheid uit de werkelijkheid op te houwen, namielijfc de zintuigelijke waarneming en het pure denken.

De school, die het eerste instrument het hoofdzakelijke , acht, heet de empiristische '(wij vonden ze in Engeland, ; bij Baco en zijn volgelingen); de school, die bij het klare denken zweert, heet de rationalistische (hier zagen we Descartes aan het ho'ofd staan, en Spinoza leerden wij kennen als zijn grooten profeet).

In de eerste school volstond men dus met het kermen Van de dingten, zooals ze aan ons verschijnen.

Men herkent jhlier den nuchteren, pralktischen, zin van den Angelsaks, die met zijn beide groote voeten op de aarde (liefst op de liééle aarde) blijft staan.

In den rationalisüsohen tempel streefde men naar een kennen van de - dingen, zooals ze bestaan in zichzelf, een bteniüs, weUswaar verkregen door gehruikimlaking van de waarneming, maar door h'et den'fcen gedistilleerd tot een kennis onafhankelijk van de izintuigelijke waaroetoïng, en opgebouwd miet behulp van de denkprincipes (b.v. de leer van oorzaak en gevolg), de bovenndei-natuur-uitgaande

oftewel mietafysisclie 1) beginselen van het kenvermOigen.

Hieraan Iherkent imien den Franschman, wiens geest aangelegd is op de beelding en vér-beelding.

De strijd tusschen deze beide scholen typeert de ontwildcelingsgeschiedenis ; der wijsbeigeerte in de eerste twee eeuwen.

Als twee partijen, die nti'et ©llklaar een langdurig en slepend proces voeren, 'zonder dat een bevoegd rechter in staat is een beslissende uitspraak te doen, blijven deze antithetische richtingen om den voorrang strijden.

Maar eindelijk Jcom't de igroote rechter, die bevoegd is het beslissend oordeel te sprek'en, omdat hij door het gezag van zijn (genie en van zijn prestatie verre boven , al zijn voorgangers uitsteek!

Zijn naam is: lm manu el Kant (1724—1804)

Wanneer men dezen naam uitspreekt, behoeft men zich niet te vermoeien met versierende toevoegselen, wiant .bij een zoo groot en universeel filosoof rriiaakt lelk adjectief den indruk van een ondoelmatige begrenzing.

Toen wij het hadden over Descartes, stelden wij hem vóór lals een baanbreker, een soort Luther van de wijsgeerige reformatie, maar, tot Kant ge^ naderd, zien wij weer hoe betrekkelijk alle g'rootheid en beteekenis is óók in de wereld der wijsbegeerte.

Ten opzichte van Kant zijn hervormers als Descartes niet meer dan voorloopers, bergplateau's in het Alpenland, waarnaar men de trotsche hoogte van het boven alle toppen uitstellende Alpgevaarte eerst recht (aanschouwelijk afmeten kan.

In Kant concentreert zich de nieuwe wijsbegeerte 'als in een eindpunt, dat tevens hoogtepunt, middelpunt en luitgiangsp'unt is.

Spinoza oefent nog invloed tot in onze eeuw door zijn gansoh eigenaardige denldmystiek, die pieer religieus dan wijsgeerig is, mlaar met de verschijning van Kant heeft Descartes feitelijk' gieheel algedaan.

En de vele groote denk'worstelaars, die op Kant gevolgd zijn, onder(gaan allen den invloed van zijn genie, hetzij zij hem bestrijden of volgen.

Wij mogen ons niet onttrek'ken aan de taak, een antwoord te zodken op de vraag: Wat heeft Kant voor de wijsbegeerte gedaan, — wat heeft hij van haar gemaakt?

Ons doel is imimers: te weten te k'omen wat eigenlijk wijsbegeerte is!

Welnu, dan moeten wij op audiëntie gaan bij den eenziaimen kluizenaar van Koningsbergen (de woonplaats van Kant, die hij gedurende zijn geheele leven jniet verlaten heeft!) — een profetische naam, vsrant deze wijze was de Koning der bergen. Maar nu zijn we toch genoodzaakt een om(grenzing te maken.

Hoe algemeen ook de beteekenis van Kant geweest is voor de ontwikkeling der wijsbegeerte, .— , we moeten toch één terrein afzonderen, waar hij bepaald den , schepter heeft gehanteerd, namelijk' de z.g. „Erkenntnisz-theorie, of kenleer.

In het uitspinnen van een alomvattende wereldbeschouwing, waarin niet alleen het verstand, maar ook het hart van den wijsgeer de rust der evenwichtigheid kan , vinden, is Spinoza grooter.

In het componeeren van een stelsel, dat als „Erzatz" kan dienen (natuurlijk in schamelijke betrekkelijkheid) voor de wijsheid, die van boven is, staat Kant in de schaduw van Hegel.

Maar in de kenleer, die het meest karakteristieke en het moeilijkst beoefenbare vak der wijsbegeerte is, staat Kant eenig en onovertroffen.

Laat ons tradhten deze Ikern-kwestie in Kant's wijsbegeerte naar voren te brengen.

In den tijd van haar onmondigheid was de hoofdvraag van de wijsbegeerte: Wat is de wereld? Hoe bestaat zij? Hoe is zij mogelijk?

Kant stelde als de mieest principiëele van alle vragen: Hoe is het feit van de kennis (en ervaring) van id e wereld mogelijk?

Niet het voorwerp, miaar het subject, het instrument, 'het apparaat, van het onderzoek moet het eerst onderzocht!

De wijsgeeren vóór Kant igingen uit vair het (dogmia.tisch) geloof in de geschiktheid en vertrouwbaarheid van het denkorgaan. Zij onderzochten niet de wetten, en voiorwaaxden, en functies, van het wonderbaarlij'k jgecomplioeerd mensdhelijk verstand.

Kant maakte zich lop tot de, schijnbaar onmogelijke, taak (miet zijn verstand de innerlijke structuur en werking van het denkvermogen, als middel tot verovering van de kennis, aan een kritisch! onderzoek te onderwerpen.

In onderscheiding van alle voorafgaande stelsels van wijsbegeerte, draagt dus Kant's filosofie een kritisch karakter.

Zijn baanbrekend hoofdwerk heeft tot thema het kritisch onderzoek van het pnre verstand, dat is'het verstand, niet naar zijn inhoud, mlaar alleen als instrument beschouwd.

In het Duitsch heet dit 'boek, kort mlaar treffend: Kritik der reinen Vernunft.

En tot welk resultaat kwam deze moedige ontdekkingsreiziger in de geheimzinnige, pnontgonnen, gebieden der (menschelijke rede?

Dat de mensch, in naïf vertrouwen op de geloofwaardigheid van zijn verstand-), tot dusver in een waan geleefd had, en de wereld niet is gelijk hij haar d a c h t, m^aar in. zekeren zin een product is van zijn eigen denken.

Kant heeft zichzelf, miet het oog op deze ontdekking, den Copernicus der wijsbegeerte genoemld.

Deze vergelijking is een verklaring.

In de oude wereld heerschte de z.g. Ptolemaeïsche voorstelling, dat de aarde vaststaat als het middelpunt van het heelal, en dus zon, maan en sterren om haar heen circuleeren.

Copernicus deed de ontdekking, dat deze voorstelling een gevolg is van gezichtsbedrog. Wij nemen onze eigene beweging niet waar; wij merken niet, dat de aarde (mét ons) door het universum vliegt; en dus schrijven wij de beweging, die we in de sterrenwereld waarnemien niet aan onze planeet, maar aan de andere hemellichamen toe.

Met andere woorden: bet wereldbeeld, dat wij vormen, stemt niet overeen met de öbejctieve werkelijkheid, miaar is een m, 'aaksel, in zeker opzicht ©en verzinsel, van ons verstand, dat zich door de zintuigen laat „bedriegen”.

Het heelal, liever het zonnestelsel, waarvan wij deel uit miaiben, is niet geocentrisch (de aarde als middelpunt), maar heliocentrisch (de zon als middelpunt).

Deze natuurkundige ontdekking vah Copernicus heeft Kant idóórgewerkt en doorgetrokken op het giebied der wijsbegeerte.

Niet ialleen in de bieschouwing: van ons planetenstelsel, mjaar in heel onze wereldbeschouwing', zoo' leerde hij, heerscht een dergelijk zelfbedrog. Gelijk onze zintuigen ihaar eigen constructie aanmierk'en als bestaande werkelijkheid, zoo beschoaiwt ons verstand als objectiieve werkelijldieid wat feitelijk niets anders is als een voortbrengsel van zijn eigen arbeid. De zintuigen kennen laan de zon een beweging toe, die er niet is. Het verstand schrijft aan de wereld buiten zich toestanden en eigenschappen toe (b.v. ruimte en tijd, oorzaalk' en gevolg), die niet objectief bestaan.

De kritische wijsbegeerte van Kant verhoudt zich dus tot de dog: m(atische, igelijk de helio-centrsche natuurbeschouwing staat tegenover de geocentriscihe.

Baco noemide zicfi'zelf den Columl5us der wijsbiegeerte.

Kant ’had (van zijn standpunt) het recht zich den eeretitel: Copernicus der wijsbegeerte, toe te kennen.

Correspondentie. — Naar aanleiding van ons antwoord aan J. W., die bezwaard was over ons argeloos zinnetje betreffende Lüther, kregen wij enkele brieven. Ook een groot stuk van J. W. zelf. Het gaat niet aan deze stukken te plaatsen. Waar zou het naar toe, als we breede debatten gingen voeren over zulke minimale bijkomstigheden. Voor gedachtenwisseling over de hoofdzaak verleen ik gaarne plaats, zoover de schrale ruimte dit toelaat.

B. W.


1) Ik neem hier het woord „metafysisch" niet naar zijn oorsprong, maar naar zijn gangbare beteeljenis.

2) Wij kunnen het woord „Vernunft" zoowel vertalen door , .nede" als „verstand". Op de fijnere onderscheiding kunnen wij hier niet ingaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's