GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijk leven.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In m’n vorig schrijven zei ik, dat ons kerkelijk leven et los-staat van ons geestelijk leven; dat het zelfs, niet Kgt aan den uitersten omtrek ervan, maar vlak bij het middelpunt.

Dat zou niet zoo zijn, als de zichtbare geïnstitueeirde Kerk, met al wat ertoe behoort, een produkt was van onze willekeur, een liefhebberij voor de vromen, zonder meer.

Oo'k dan zou het feit, dat het in alle eenwen, overal waar de Heere door de prediking des Evangelies een zeker' getal geloovigen verwekte, tot kerkformatie kwam, wèl tot nadenten stemmen, wèl doen vermoeden, dat er achter dit verschijnsel een drang werkt die niet vreemd is aan het geestelijke leven. Maar men zou dien drang kunnen aanzien voor niets anders en voor niets meer, dan de drang die op religieus, politiek, sociaal en allerlei ander gebied, menschen van eenzelfde overtuigin, g en inzicht en van eenzelfde bedoelen zich in allerlei vereenigingen en bonden doet aaneensluiten. En zoo zou het verband tusschen kerk en geestelijk leven wel niet geheel ontbreken, maar toeh uiterst los zijn en van bijkomstigen aard.

Doch zóó is het, naar al wat het Woord Gods ons aangaande den mystieken oorsprong der Kerk leert, niet. Het eindigt daarbij niet in den subjectieven drang der geloovigen om zich als gchjkgezinden aaneen te sluiten, maar toont ons achter dien drang, een ohjectievey door God beschikte werkelijkheid, waaruit hij opkomt.

Die obiectieve werkelijkheid is de eenheid aller geloovigen in Christus. Een eenheid, die niet, als eenheid in geloof, hoop en liefde, eerst uit het genadeleven in hun zielen opbloeit, maar die met het geloof-zelf gegev'en is, waarin hun geestelijk leven wortelt en waardoor het Van oogenblik tot oogenblik gedragen wordt. Het is de eenheid van het g e e s t e 1 ij k Lichaam onzes Heeren Jezus Christus.

Het geestelijke Lichaam. Het beeld — maar dat schier geen beeld meer is —• zegt ons, dat de geloovigen niet Beginnen met als losse individuen naast elkander te staan, om dan allengs één te worden, maar dat ze mét dat ze geloovigen, mèt dat ze Christus ingelijfd worden en ten leven komen, óók hdmaten van zijn lichaam zijn en 'Opgenomen in. de gemeenschap der heiligen. Ja, dat hun gemeenschap aan Christus en al zijne weldaden aan dat in-zijn in zijn Lichaam hangt; zóó, dat er, gelijk onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis, in Art. 28 zegt, buiten „deze heilige verzameling dergenen die zalig worden, geen zaligheid is".

En het is nu uit deze mystieke eenheid der geloovigen (met Christus als hun Hoofd, en met elkander als Bdmaten van zijn Lichaam, dat de Heilige Geest doet opwerken den drang tot Kerkformatie. Hij is derhalve een Ie Ven s drang; een drang die in en met he'd geestelijke leven gegeven is. Dien drang te weerstaan, is het geestelijk leven zélf te weiïrstaan; hem niet te volgen, is te verloochenen de eenheid en de gemeenschap van 't Lichaam van Christtis.

Een geloovige die zich van deze dingen rekenschap 'geeft; kan niet onkerkelijk zijn; kan evenmin het kerkelijke leven als bijzaak zien; maar zal verstaan, dali „de wet des levens, gelijk die in Christus Jezus is, ook zonder dat eenig gebod des Heeren dreef, om kerkformatie en kerkehjke gemeenschap roept.

Doch — en hierop moet, , ik niet minder nadruk leggen — O'Ok zulk een van buiten tot ons komend gebod des Heeren i s er.

Het moest er zijn om der zonde wil, die ook bij de geloovigen nog nawerkt, en die he'U in gevaar brengt — zooals het onkerkelijk leven van tal van vromen, helaas, bewijst — ook op dit punt, en op dit punt vooral, 'den drang des geestelijken levens te weerstaan.

Christus heeft gewild, dat de verborgen eenheid" der geloovigen in Hem, haax zichtbare openbaring op aarde zou hebben.

En die zichtbare openbaring is de geïnstitueerde Kerk. In het volk Israël gaf Hij haar voorafschaduwing. Door den arbeid van Johannes den Dooper en zijn eigen werk op aarde gaf Hij haar in don engeren en in de'U ruimeren kring zijner discipelen haar voorloopigen vorm. En door den arbeid zijner Apostelen bracht Hij haar tot volle gestalte.

Naar de bede van het Ho'Ogeprieisterlijfc gebed: „Vader, dat zij één zijn", was 't Hem niet genoeg, hier en ginds en overal, die de Vader Hem gaf te brengen tot geloof en bekeering. Wie Hij door Woord en Geest riep tot zich, voegde Hij: toe tot zijn gemeente. „Vergaderen" is de constante naam voor den arbeid der Apostelen. En niet tot groepen voor los naast elkaar levende geloovigen, maar tot geïnstitueerde kerken deed Christus, door al de Apostelen en zeer nadrukkelijk door Johannes op Patmos, zijn Woord uitgaan.

En alweer blijkt ons hier het nauwe verband tusschen geestelijk en kerkelijk leven.

Want ons geestelijk leven gaat niet op in gebed', in stille overpeinzing en in genieting van de gemeenschap met onzen God. Zijn hoogste doel en zijn heerlijkste uiting ligt in gehoorzaamheid. En tot de gehoorzaamheid waarin 't zich betoonen moet behoort óók die aan de ordinantie van Christus vo-or de openbaring zijns Lichaams O'p aarde.

En niet in de laatste plaats. Want zoo we in al onze levensuitingen ons als geloovigen, d.w.z. als leden van het Lichaam van Christus hebben te openbaren, waarin eerder zullen we het moeten doen, dan in het zoeken van-en het volharden in de gemeenschap met zijn Kerk?

Het is dat, wat we belijden in onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis: „dat niemand, van wat staat of qualiteit hij zij, zich behoort op zich zelven te houden, O'm op zijn eigen persoon te staan; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelven daarbij (bij de Kerk) te voegen en daarmede te vereenigen; O'uderhoudende de eenigheid der Kerk."

„Der Kerk.” Er zonden thans geen vragen meer te beantwoorden vallen, zoo er slechts ééne zichtbare kerk was. D'och wijl er zoo tal van kerken zijn, komen eerst mi de vragen recht los. Oók de vraag, die me aanleiding gaf, over dit onderwerp te schrijven, en die ik in een volgend nummer hoop te beantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's