GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een voorstel inzake art. 123 Reg. Reglement.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voorstel inzake art. 123 Reg. Reglement.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Volksraad in Indië verwierp het nieuwe dooi de regeering voorgestelde art. 123 R.R. Maar daar-. mee is de zaak allerminst van de baan. In het Aprilnummer van „De Macedoniër" komt de heer P. Bergmeijer met de vraag: Wat nu? en Ds Alkema, die jarenlang in de zending op West-Java arbeiden mocht, schrijft er een artikel over in het Aprilnummer van „Antirevolutionaire Staatkunde". Vooral het laatste artikel noopt ons ook in deze rubriek op deze kwestie terug te komen.

De heer Bergmeijer keurt het oude, nog steeds geldende artikel, waarin van de zendelingen geeischt wordt, dat zij voorzien zijn van een bijzondere toelating, sterk af. Het nieuwe ontworpen art. 123, dat nu door den Volksraad verworpen werd, vindt hij nog zooi verkeerd niet. Wij' laten het hier volgen:

„1...Voor gewesten of gedeelten van gewesten, wa, ar de verzekering van de openbare orde dit vereischt, kan bij ordinantie worden bepaald, dat Christen-godsdienstleeraars, - priesters en - zendelingen voor de uitoefening van hun werkzaamheden als zoodanig voorzien moeten zijn van een door of namens den Gonvemeur-Generaal te verleenen bijzondere toelating, welke voor intrekking vatbaar is.

2. De ordinantiën, uitgevaardigd krachtens het vorig lid, worden telkens voor ten hoogste \'ijf jaren vastgesteld.

3. In het verslag, bedoeld bij het laatste lid va» art. 60 der Grondwet, wordt van de uitViaardiging, wijziging en intrekking van die ordinantiën mededeeling gedaan."

De heer Bergmeijer oordeelt, dat dit voorstel een verbetering was, omdat als regel aan de zending vrijheid werd gegeven, en alleen in bij'zonder« omstandigheden een toelating noodig was. Hij zoekf dan ook de oorzaak van verwerping vooral in het tweede lid, dat elke vijf jaren groote debatten in den Volksraad mogelijk zou maken over de vraag, of in een bepaalde streek de openbare orde dooi de zending in gevaar zou worden gebracht enz. enz. Echter wijst hij er ook op, dat het nieuw ontworpen artikel de dubbele zending in de hand werkte.

Trots dit laatste bezwaar betreurt de heer .Berg; meijer de verwerping van dit nieuwe artikel; hij schrijft toch: „Het zal oü. nu hoe langer hoemoeilijker worden van art. 123 af te konien. Ook doordat de Volksraad nu moet worden gehoord. Daar gingen nu reeds stemmen op, die alle zending in Mohammedaansche streken wilden verbiedeii-Of die de bevolking zelf wilden doen uitspreken öf zij de zending op haar gebied wenschte te zien toegelaten. Als het dien weg op moet gaan, zou een wijziging van , art. 123 wel geheel uitgesloten zijn."

En daarom vraagt de heer Bergmeijer: Wat nu?

Op deze vraag geeft Ds Alkema een antwoord.

Ook hij moet niets van het tegenwoordig geldencd art. hebben.

Interessant is het, hoe hij tegenover hen, die in dit art. een middel tegen de dubbele zending zien, juist wnjst op het groote gevaar, dat hier schuilt.

Zeker, een rechtsche regeering 'k a n art. 123 gebruiken, om een andere zending te verhinderen op een reeds bezet terrein in te dringen. Maar zal een meer radicale regeering het art. daai-voo-r oolk gebruiken? Ds Alkema spreekt daar niet van, maar stel eens de mogelijkheid, dat de socialisten en vrijzimiig-democraten bij de a.s. verkiezingen een grooten sprong voorwaarts deden en met de Roomschen het regeeringskasteel beklommen, zouden dan de Roomsehen niet verlof vragen en krijgen voor verschillende door Protestanten bezette terreinen? Neen, art. 123 biedt geen blijvenden waarborg tegen dubbele zending. Trouwens, de geschiedenis bewijst dit ook, gelijk Ds Alkema aantoont.

Zoo komt Ds Alkema tot de slotsom, dat art. 123 weg moet, daar het een schande is vo-or de zendelingen alleen een bijzondere to'elating noodzakelijk te achten. Maar anderzijds moet toch de dubbele zending ook worden voorkomen en geweerd.

Vroeger hebben wij het handhaven van deze twee zaken genoemd het zoeken naair de kwadratuur va; n den cirkel En wij meenen, dat Ds Alkema niet geslaagd is deze te vinden.

Dubbele zending is een" ellende. Met instemming wordt door Ds Alkema aangehaald het woord van den heer van Boetzelaer gesproten op, de Zendingsconferentie voor 1921: „Zou men zijn kinderen (en Inlandsche Christenen zijn niet meer dan kinderen) den eenen dag willen blootstellen aan den invloed van een Roomschen priester en dan van een joodschen rabbi en dan , v; an een modernen predikant? "

Een nieuw art. 123 moet, met afschaffing van de bijzondere toelating voor de zendelingen, zulk een dubbele zending verhinderen.

Daarom komt Ds Alkema, met het rolgeiude voorstel :

1. De terreinen, eenmaal toegewezen, blijven a-an de daaa-werkende corporaties.

2. Voor nieuwe terreinen geve de regeering toestemming met aanteekening, dat zij, tenzij! de to-elating wordt prijsgegeven, blijVen aan de daar eenmaal werkende kerken of genootscbappen.

3. De zendende corporaties geven aan de regée-' ring nauwkeurig kennis van de personen (Euro-" peesche zoowel als Inlandsche) die uitgezonden worden, terugkeeren, ontslagen worden, overgeplaatst enz., en de regeering handhave haar repressief toezicht over deze personen, gelijk zij' dat heeft over alle ingezetenen van haiar gebied.

Bezien wij dit ontwerp van nabijL

Tegen punt 3 zullen wel geen onoverkomelijke bezwaren zijn. Indië is nu eenmaal anders idan I^lederland en stelt andere eischen.

Maar pimt 2 kan geen instemming bij ons vinden. De bedoeling is, dat voortaan niet de zendeling persoonlijk, maar de zendende corpioratie toestemming moet vragen, om tot een bepaald terrein te worden toegelaten. Dit is wel een vergemakkelijking, maar wij ^kunnen niet inzien, dat het daardoor principieel anders en beter wordt.

Als men eén persoon niet mag verhinderen aan het bevel van Zijn Heiland te gehoorzamen en het Evangelie te verkondigen, dan mag dit ook • niet een groep van personen of een vereeüiging; en zeker niet de kerk des Heeren! Ja, het schijnt ons toe, dat de smaad nog meer door de kerk dan door een persoon zal worden gevoeld!

Bovendien moet, naar de uiteenzetting van Ds Alkema, de regeering er op letten, of de aanvraiagster, die corporatie of kerk, ook in staat zal zijn het gevraagde terrein te bewerken. Mjaar wij vragen: hoe zal de regeering dat uitmaken? Welke maatstaf moet daarvoor worden aangelegd? En zal dus voortaan de regeering de regelen moeten aangeven, het getal zendelingen, posten, scholen enz. voor een zending op een bepaald gebied? Wij vinden dit beslist onmogelijk, en onaannemelijk; zoo zou de regeering boven de zending komen te staan.

Ook piuit 1 kan ons niet bekoren. Het houdt kortweg in, dat de bezette terreinen gesloten blijven voor „indringers"; dat zij zoo; daarmee ware de dubbele zending voorkomen. Maar kan dit worden aanvaard ? Het is niet waarschijnhjk, maar toch mogelijk, dat de G-ereformeerde zending eenigszins de handen ruim kreeg, en wilde gaan werken op een terrein, dat dooT de Roomschen bezet - en zeer slecht bewerkt wordt; zonden wij ons vooraf reeds moeten binden, om dat nooit te doen, door mee te werken aan een bepaling, welke dat belet? Het schijnt ons toe, dat zoo-'de uitvoering vata het zendingsbevel van onzen Koning wordt tegengehouden. Hoe Ds Alkema zoo iets voorstellen kan, terwijl hij de conclusie uit het zendingsrappoTt van ^ Synode van 1914 aanvaardt (nl. „Verkondigt net Evangelie aan alle creaturen, is een beVel, dat onbepaald en onbeperkt is en waartegen geen overheid eenige beperking mag opiwerpen"), is ons een raadsel.

Ds Alkema plaatste zijn artikel in een politiek hjdschrift, en op politieke gronden zal zijn voorstel wellicht voortreffelijk zij'n (dat kunnen wij' niet heoordeelen), maar op grond vaji bovengenoemde overwegingen achten wij het verwerpelijk.

Waar Ds Alkema zich op verschillende personen beroept, en allerlei artikelen aianhaalt, hadden wij gaarne zijn oordeel ook eens vernomen over onzen voorslag, indertijd gedaan, n.l. om art. 123 weg te nemen en dus de zending vrij te laten, maar geen subsidies te geven aan zendingen, die op eens anders terrein meenen te moeten gaan werken.

Gezien het groo'te verschil van gevoelen onderling zegt het woord van den heer Bergmeijer zeer veel: „Wij vreezen, dat door de verdeeldheid der zending ook ten' aanzien van dit punt het zoeken van een goede oplossing van "dit vraagstuk schier hopeloos is".

Misschien, dat een oplossing kon gevonden worden, indien de voormannen der onderscheidene zendingen eens met elkaar 'confereerden. Noodig zal het in elk geval zijn, dat de zending tot een eenstemmig oordeel komt, om dat der regeering te kermen te geven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Een voorstel inzake art. 123 Reg. Reglement.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's