GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mag met een verbeterde bijbelvertaling langer gedraald ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mag met een verbeterde bijbelvertaling langer gedraald ?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uitgangspunt voor de bespielcing van deze urgente kwestie is iiet rapport, dat in deze materie op de Synode van 1917 werd uitgebracht en de konklusies, welke daar werden aangenomen. De Synode achtte een herziening van de Statenvertaling niet beslist noodzakelijk. Ten opzichte van de wenschelijkheid stond zü anders. Het rapport onderscheidde daarbij tusschen een radikale, een beperkte herzieningi en een in den engsten zin. Tegen de eerste had het groote bezwaren. De laatste zou de moeite niet loonen. Het gaf de voorkeur aan de tweede. Toch meende het rapport, en de Synode sloot zich daarbij aan, dat de Synode daartoe niet zelf het initiatief moest nemen, omdat nog te veel voorarbeid moest worden verricht. Het bezwaar van den vóór-arbeid is thans weggenomen. Bijna een derde van heel de Schrift is door Gereformeerde Godgeleerden sindsdien opnieuw vertaald en gekommentarieerd. Dit mag voldoende geacht om met den definitieven vertalingsarbeid eon aanvang te maken. Zö, die dien voorarbeid hebben verricht zijn als vanzelf tot vertalers aangewezen. Zij staan thans nog in de kracht van hun leven. En waar met de vertaling een aanzienlijke tijd is gemoeid, is uitstel zeer te ontraden. Ook dit mag niet vergeten: gelijk in den tijd der Statenvertaling is ook thans het tekstonderzoek tot een rustpunt gekomen. Men kan zeggen, dat we thans een nieuwen textus receptus van het Nieuwe Testament hebben. Is dan niet de gelegenheid gunstig om nu met een verbeterde bijbelvertaling te beginnen? Is de Statenvertaling tot stand gekoraeu in een tiJd, toen men zich voor de autoriteit der Schrift boog en heeft zij er middellijkerwijs toe meegewerkt, dat in den tijd van inzinking, welke daaro pgevolgd is, vele eenvoudigen aan de waarheid vasthielden, wü hebben er ons ernstig rekenschap van te geven of ons in deze misschien niet een da capo van het verleden wacht en of wij verantwoord zijn, wanneer wij het nageslacht niet het kostelijk kleinood nalaten avn een vertreterde bijbelvertaling. Wanneer onverhoopt de deformatie onze kerken mocht verminken, is wellicht in geen eeuwen een zuivere vertaling te wachten. En zoolang kan onze Statenvertaling niet meer mee.

VII.

Maar ook afgedacK't van de mogelijkheid eener spoedige deformatie van onze Kerken — ofschoon wij ons denken daarvan niet kunnen afwenden — moet het plan van een verbeterde bijbelvertaling zonder uitstel worden opgenomen.

Men ijvert voor een aanvulling der belijdenisschriften.

Uitnemend!

Een herziening van de liturgie is in Voorbereiding.

Het valt te loven!

Verbetering van het kerkgezang staat mede op de dagorde.

Volkomen terecht.

Maar de belijdenis, de liturgie en het kerklied staan toch ver beneden het Wioord Van God.

Ze zijn van de Schrift afhahkeJijk.

Ze moeten op de Söhrift gebouwd en indien ze op eenig pmt in strijd daarmee zouden worden bevonden, moeten ze naar de Schrift gerestaureerd.

Daarom moet de zorg voor de Schrift in een gezonde kerk bovenaan staan.

Het eerste werk van de Reformatie was dan ook de Schrift zoo zuiver mogelijk in de volkstaal weergeven.

Dat behoort het eerste werk ook te blijven bij' voortgaande reformatie.

Men denke het ziöh toch recht in.

De zielen der geloovigen zijn niet gebonden aan de kerk, niet aan het woord van een prediker, maar aan het Woord van God, aan de Schrift.

Wie daarover luchtig heenloopt, mist het 'diepe reformatorische besef.

Die glijdt naar 'Rome, of ^nog erger, naar Modernisme en Ongeloof af.

Voor al het kennen en Voor heel het leven van den geloovige heeft de Schrift normatieve, regelende, gezag-uitoefenende beteekenis.

En dan niet een bloemlezing uit de Schrift, maar de gansche bijbel.

Nu zijn de eenvoudige geloovigen vanzelf aangewezen op een vertaling.

Er zijn wel sektarische richtingen geweest, welke het ideaal nastreefden, om alle gemeenteleden in de grondtalen van den bijbel te bekwamen, zocMat zij de Schrift in het oorspronkelijke konden lezen.

Maar dat is natuurlijk op een mislukking uitgeloop en.

De Kerk' heeft ten allen tijde da ovei? tuiging bij' zich omgedragen, dat zij tot roeping haJd het Woord Gods door vertaling tot de gemeente te brengen.

Het Nieuwe Testament zeK geeft aan 'deze opvatting de goedkeuring van den Heiligen Geest.

De schrijvers van het Nieuwe Testament toch citeeren herhaaldelijk de Septuagint, de Grieksche , S vertaling van het Oude Testament en werden daatM door den Geest gedreven.

Doch nu voelt men, hoe hierdoor ook' de ëisdi tot de Kerk komt om te zorgen, dat dia verlaliag zoo getrouw mogelijk zij.

Zij mag er geen vrede mee hebbeu, dat er een afstand ontsta tusschen het oorspronkelijke éii jJe vertaling.

En wanneer blijkt, dat een vertaling, hoe goej ook bedoeld, toch niet zoo duidelijk dten zin van het oorspronkelijke weergeeft als dank zij' dè voort gaande verlichtende werking des Heiligen Geestes mogelijk is geworden, dan mag zij dat niet en bagatelle opnemen.

Dat zou een teeken van lauwheid zijn.

Daarmee zou zij zichzelf tussclien God en "de ziel inschuiven.

Zij behoort de geloovigen in staat te stellen recht streeks van het Woord des Heeren kennis te nemen en alzoo controleerend op belijdenis en te werken.

Als haar dat werkelijk ernst geworden is Voor God, als de verantwoortielijkheid van elke ziel kaar zwaar weegt, dan kan zij de kwestie van Verbetering der bijbelvertaling niet tot eene van 'den tweedea rang, tot eöne van secundair gewicht degradeerea.

Het gaat om 'de autoriteit van het Woord van God.

Het gaat om de gebondenheid derz"ielen aan dat Woord.

Daarom zal een Kerk, die zichzelf niet zoclil, i maar God en God alleen aan het woord wil Itóen komen, zicli steeds bezig houden met de vraag; kan er ook iets gedaan om de openbaring Gödsl nog klaarder aan de gemeente aan te bieden?

Vooraf nu heeft zij zich dez^e vraag te stellen.

Want laten wij er geen'doekjes om winden: iie Statenvertaling Is op menigel plaats onleesbaar. De S tatenvertaleh, hebben soms ir aar den zin van het'oloi-l spronkelijke moeten raden. En hun |(s-! sen — hoe kon het ook'anders! — dped meer dan eens missen.

Hoewel wij ook in onzen tijd volstrekt nog niel bij machte zijn om alle plaatsen', 'die onleesbwi zijn, met zekerheid te vertalen, toch is dat, dani' zij het voortgezet onderzoek, Voor, een groot deel wel het geval.

Een verbeterde vertaling zou maar niet zoo hier en daar (jen klein verschil met de Sta.tenvertaling opleveren, maar het verschil zou waarlijk' belangrijk zijn.

Moet nu het genot van met zekerheid én juis!-! heid de Schrift te kunnen lezen, het privilege; blijven van theologen?

Mag het aan de gemeenf^^S^den'ont­ houden?

Wat wij vroeger reeds verzekerden, willed ; w5 nu gaarne herhalen en het ook nadeAand nog wél in herinnering brengen: wij doen In waafSeerinj van de Statenvertaling voor niemand onder, De mannen, die haar tot stand brachten, hebben in| heilige liefde tot het Woord Gods en mei aanwending van al hun wetenschappelijke krachteJ, ; gearbeid. Zij hebben het nageslaxsht ook van. dij eeuwen, , die nog komen zullen, aan ziclh verplicht!

Hun werk is allesbehalve waardeloos geworden.

Er zijn gedeelten in hun Vertaling, die totnogto! niet zijn overtroffen en misschien ook' nooit overtroffen zullen worden.

Maar dat werk is nu, na driehonderd jaar, ^o«' verbetering, voor omvangrijke, voor ingrijpende verbetering Vatbaar.

Durven wij in deze omstandigheden eem nog langer uitstellen aan?

Durven wij met deze tak'tiek te kom voor het aangezicht van Hem, die Koning in het rijk der Waarheid is?

Want zoo staat het toch feitelijk!

Nog een vraag zij ons geoorloofd.

Durven wij de gevolgen van deze inkongwentie (niet-overeenstemming) tusschen de Schrift in den grondtekst en de Schrift in de Statewertaling voor onze rekening te nemen?

Welke die gevolgen zijn?

Zij" zijn hierin saam te vatten: dat de g« meente meer en meer los zal word©nv; aii het Woord.

Acht men dit wellicht overdreven?

Gaarne willen wij, uit symptomen, die nu reedi zijn waar te nemen, aantoonen, dat wij waarf geen gevaren fantaseeren, maar dalt diia gevai* er zijn.

Men vergeve ons bij voorbaat de vrijtaoedigb*! waarmee wij de werkelijkheid wensdhen blw'' * leggen.

De komende Synode.

De buitengewone Synode is dan uitgeschreven.

Behoudens goedkeuring van de Classes en de Pa'''' kuliere Synode van Drenthe is zij, gelijk men reeds ff* saamgeroepen tegen 26 Januari 1926.

Nu de datiun eenmaal, zij het ook voorloopig, isT** gesteld, pleiten wij niet na.

Niet alleen, omdat napleiten in de meeste gevall^ geen zin heeft, maar ook omdat het onze geffo'"' niet is.

De verantwoordelijkheid voor dien datum is aanvaard.

Dat zij ons genoeg.

Intusschen kan met dankbaarheid vermeld, dat verschillende classes het verzoek van de Partikuliere Synode van Noord-Holland hebben gesteund en dat, zoo Je Particuliere Synode van Noord Brabant en Limburg baar niet vóór waren geweest, zeer waarschijnlijk andere partikuliere Synodes in gelijken geest zich zouden hebben uitgesproken.

Dat bewijst, dat het belang van de komende Synode jn breede kringen onzer kerken wordt beseft.

Men heeft alzoo niet meegewerkt aan pogingen, gelijk die door de kerk van Amsterdam-Zuid en Zandvoort werden aangewend om het samenkomen van deze builengewone Synode te verhinderen.

Deze pogingen doen eigenaardig aan.

Wat bezwaar kunnen deze kerken, waarvan de eerste ten nauwste bij de kwestie-Geelkerken is betrokken en de laatste sympathie-betuigingen aan de eerste heeft gezonden, er toch tegen hebben, dat in deze aangelegenheid naar de grootst mogelijke objektivïteit wordt gestreefd?

Men zou eer verwacht hebben, dat zij de eersten waren geweest om het samenkomen eener buitengewone Synode toe te juichen.

De „Acta” zijn er.

De „Acta", waaronder men tegenwoordig natuurlijk verstaat de Acta van de laatste Particuliere Synode van Noord-Holland, zijn thans verschenen.

Zij, die ook de andere zijde wenschen te hooren, kunnen hier bevrediging vinden.

De bijlagen zijn wel het voornaamste.

Ook al kan men zich ook nu nog over den materieelen kant van de kwestie-Geelkerken geen oordeel vormen, over het formeele dezer kwestie kan men hier veel licht ontvangen.

Op een enkel punt zal een nadere toeUchting wel DQodig zijn.

Maar dit kan vanzelf door publiceering van de officieele stukken niet geschieden.

Over het geheel echter zullen ze bij nauwgezette lezing opklarend werken.'

Èn zonder nu uit te maken of er hier en daar geen fouten in het formeele van de procedure zijn binnengeslopen, zal men toch moeten erkennen, dat de verschillende rapporten, daarin opgenomen, van groote cónscientieusheid getuigen.

Ze verdienen dan ook een even conscientieuse bestudeering en overweging.

Anatomische ultiegkunde.

X, de man (een vrouw zal 't wel niet zijn naar den zwaren stijl te oordeelen), die het had voorgesteld, als zouden onze citaten uit Dr Kuypers werken over het spreken van de slang krachteloos zijn gemaakt door het aan onze lezers bekende citaat uit „De Engelen Gods", is jn, de „Overtoomsche Kerkbode" althans voorloopig uitgesproken.

Met genoegen konstateeren we, dat de volgende artikelen niet in den hoogen toon van het eerste zijn gezet.

En nu het resultaat?

Tot ons leedwezen heeft, hij zich niet als een Kuyperkenner kunnen onthullen.

Van bijzondere vertrouwdheid met de werken van Kuyper blijkt inderdaad niets.

Hij bepaalt zich tot het ééne citaat uit de „Engelen Gods”.

Wat Kuyper daarvóór schreef, wordt met een herinnering aan de „oude plunje" ter zijde geschoven.

Dat Kuyper daarna nog met even groote beslistheid verklaarde, dat er niet aan mag worden getwijfeld of de slang in het Paradijs heeft als medium van satan gesproken, wordt nauwelijks de aandacht waardig gekeurd.

Hoe iemand, die bij verschillende gelegenheden zoo ernstig waarschuwde, dat men zich door geen andere theorieën zou laten verschalken, in „De Engelen Gods" een tegenovergesteld standpunt kon innemen, wordt in tet minst niet begrijpelijk gemaakt.

Integendeel worden door X alle pogingen om de verschillende uitspraken van Kuyper over deze zaak met elkander in overeenstemming te brengen, gelaakt.

Gelijk een hond, die uit een slagerswinkel een stuk vleesch heeft gestolen, het grimmig tusschen de tanden lioudt, houdt hij dat citaat uit de „Engelen Gods" vast.

Hij past er een uitlegkundige anatomie op toe.

Hij verwijlt bij de waarde van aanhalingsteekens, van hoofdletters en wat dies meer zij om toch maar zijn opvatting niet te moeten prijsgevend.

Het is (wij bedoelen dit niet in kwaden zin) een ge-Peuter van belang.

Indien wij op dat alles wilden ingaan, zouden we er üeker gedurende enkele maanden een paar kolommen aan moeten besteden.

Wij denken, mede uit eerbied voor onze lezers, daar latiaurlijk niet over.

Merkwaardig gemakkelijk glijdt hij echter over onze argumenten heen.

Toch moet met een enkel woord tegen zijn methode 'an uitlegging worden opgekomen.

Paste hij die toe op de Schrift, dan zou hij daarin de Srootste tegenstrijdigheden moeten aannemen.

Laten we een bekend voorbeeld nemen.

In 2 Samuel 24 : 1 leest men, dat de H e e r e David aanporde om het volk te tellen en in 1 Kronieken 21 : 1, «Satan het deed.

V^olgens de X-methode zou men tegenspraak moeten vaststeHen.

Toch harmonieeren beide plaatsen met elkander, mits *sn het zóó verklaart, dat Satan door God als middel js gebruikt. In Samuel wordt alleen van den Werkmees-®'in Kronieken van het werktuig gesproken.

Hierin heeft men een opmerkelijke parallel voor de uitlegging van de citaten van Kuyper uit de „Engelen Gods" en uit zijn andere geschriften.

In de „Engelen Gods" heeft hij hef bij de verleidingsgeschiedenis speciaal over den werk meester. Satan, in „E Voto", „De Gemeene Gratie", „GoUege-dictaten" over het werk tuig, de slang.

Gelijk we reeds memoreerden wijst Kuyper daarop zelf in „De Gemeene Gratie”.

Wat waarde hebben dan de uitlegkundige X-stralen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Mag met een verbeterde bijbelvertaling langer gedraald ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's