Het „krljgen" van teksten.
Onze lezer K. te IJ. vraagt, wat we te denkeu hebben van het „krijgen van teksten".
Niet, dat hij-zelf er mee verlegen zit.
Integendeel, hij acht dit z.g.n. krijgen van ychriftwoo'iden als een antwoord Gods op^ het ge])ö'.l, als raad in verlegenheid, als leiding bij het nemen eener moeilijke beslissing, als goddelijke vertroosting in druk, als bemoediging of bevrijding bij geestelijke aanvechting een wezenlijk en belangrijk deel der zielservaring van •• ffods kinderen, en oordeelt zelfs, hel ontkennen van de ohjectieve (voorwerpehjke! waarachtigheid daarvan een ..dooTsnijden van de pees der geestelijke bevinding".
Doch de ervaring, dat anderen er geheel anders over denken, dat velen het houden voor niets dan inbeelding, in de meeste gevallen vooir een pogen om eigen wenschen en begeerten een goddelijk zegel op te drukken, i of zelfs voor gevolg van de goddelooze zucht om _z{ch een schijn van bizondere vroomheid of van groo.t. gewicht te geven, deed hem begeerén hierover zoo mogelijk meer licht te ontvangen. ... .
Onze lezers hebhen. reeds lang begrepen, waaraan, wij bij dit z.g.n. „krijgen van teksten" te denken hebhen, al is de uitdrukking onder ons niet meer ZOOI gangbaar als onder de vromen van één of twee geslachten terug.
Men sprak daarmee van de ervaring, da, t kinderen Gods in bepaalde omstandigheden door een of ander woord der Schrift, al naa: r ze op dat oogenblik van noode hadden, geleid, bemoedigd, vertroost, gesterkt of uit bange geestelijke aanvechtingen verlost werden.
Zulk een ychriftwoord kwam hun dan in zulke oogenblikken, meestal ongezocht, met grootte klaarheid en bizonderen nadruk voor den geest, en overweldigde in zijn majesteit en waarachtigheid heel hun' ziel, dat het alle vragen en vreezen, alle bedenkingen en twijfelingen op zij wierpi en ze er zich in kinderlijk geloof, , aan onderwierpen en aan overgaven. Silafeiï
Ik noemde dit een ervaring; "' • En ik deed dit niet bij wijze '\'an aanpassing, maar in vollen ernst.
Want het i s ervarin, g.
Een ervaring, waarvan niet alleen de , , pr; aktikale godgeleerdheid" uit vervlogen eeuwen spreekt, maar die zich voortzet ook bij Gods kinderen van onzen tijd.
De een moge Oiok i^n dit opzicht, naar de verscheidenheid in Gods bedeeling, rijker zijn dan de ander — er zullen er wel weinige onder de meergerijpte kinderen Gods zijn, die van deze genadige bemoeienis van , .hun Vader in de hemelen niet weten te spreken.
We zullen er allicht méér ervaring van hebhen, naarmate we dichter bij onzen God leven, en, in plaats van luchtig en oppervlakkig over het leven heen te glijden, met meer ernst en volharding' ingaan op de vragen, den strijd, de zorgen en nooden, die God er ons in voor de voeten legt.
Ik kan me dan ook. niet voorstellen, - dat wie onder Gods kinderen liet leven maar niet slechts leeft, maar, pioogt te verwerken met zijn ziel, te verwerken voor het aangezicht van zijn God, aan deze ervaring vreemd kan zijn, veel minder ze naar het rijk der inbeelding zal verwijzen.
Het zou ook kwalijk te rijmen zijn met. wat het V\^o0'rd ons-zegt van de gemeenschap tusschen den Heere en Zijn volk, van, "de zo> rg des goeden Herders over. Zijne schapen, van, de inw; oning des Geestes '"•fcii^; ^«i renden, verlichtenden, leidenden, heiligenden en troostenden arbeid in hunne zielen. ^
In dit alles gaat er een bestendige, nii meer dan minder merkbare werking uit naar hun verboi; g'^n zieleleven. , §^^.^
En als nu, gelijk de ychrift ons lesrt, deze-g< ^^delijke be'i'nvloeding van'hun denken, voelen en willen zich vooral bedient van het Woord, van het Woord allereerst gelijk het hun in de samenkomsten der Gemeente bediend wordt, maar dan voorts ook zooals ze het lezen in hunne huizen, of zooals ze het §p namen in hun geheugen - -hoe natuurlijk is het dan, dat de Heere t)ij moeilijke beslis-, singen, in dagen van zwaren druk, in uren van bittere droefheid, in oogenblikken van bange aanvechting, een woord van goddelijk bestier, van bemoediging, van vertroosting of van versterking, dat in hun onderbewustzijn wel aanwezig is, .maar sluimert, - in hun bewustzijn doet opstijgen, .en.hun geloof tegelijk zóó opwekt en sterkt, dat ze, het met volle vertrouwen aangrijpen! .S? -^!; \,
Juist jüiarom is het voor ons geestelijk 'Mf^^ • van zoo groot belang den Bijbel .niet alleen in de kerk, op. de school, en in ons huis te bebben, maar hem, en wa, t we uit zijn inhoud .in: ..(^n@'i> ö'Br-' nemen, overal met ons mee te dragen. i^''''''..; 't; --; ; -.'f
Over dit alles fcan. er onder ons, gereformeerden, wel geen verschil zijn.
Een andere vraag is, of het „krijgen van teksten" wel de juiste naam : as; , v.ooiB..deize, .-er.vaHng van Gods volk. m^m*^imm^éÜfAh
In zoover dat , , krijgen" 'alleen bedoelt - ^-on dat bedoelt het, als het in gezonden zin gebraikt wordt —.in bewondering en dank der ziel de lie.f de des : Vaders in de hemelen te verheerlijken, die er zich in aan ons betoonde, heeft het volle recht en is er iets zeer lieflijks in. Het is dan de belijdenis, da, t men zelf aan zulk' een woord niet gedacht zou hebben; dat de ziel ook te geesteiijk-traag en te veel door vrees of droeflieid overheeischt werd, om het geloovig aan te grijpen; en dat toen de Heere door Zijn Geest het onder onze aandacht bracht, en ons geloof er op* richtte.
Maar - --en dit bracht de uitdrukking niet zonder reden, bij de meer-béZonnen geloovigen in discrediet — deze beteekenis heeft dat spreken van het „krijgen" van eon of ander Schriftwoord, lang nis-t altijd.
Het wordt maar al te dikwijls gebruikt, om den indruk, te maken ais was het een openbaring boven de openbaring; als werd het Woord Gods, dat men kreeg, eerst een Gods-woord door dat „krijgen". Het moet dan dienst doen om de valsche meening ingang te doen vinden, als wO'rdt eerst dan het woo: rd der bchrift een woord voor èns persoonlijk, als het op zulk een bizondere-wijze tot ons.kwapi-Waarvan dan weer het gevolg is, dat men iemands 'genadestaat niet vertrouwt, zoolang hij' niet door zulk een „gekregen" tekst daarvan verzekerd werd, en dat men, ook bij waarachtige droefheid .over de zonde, zich de vergeving der zonden, op gropd van Gods beloften in de Schrift, niet durft toeeigenen, zoolang we daarvan niet door een^ j|g^kregen" tekst verzekering ontvingen. , JS/^^MêMiK-
Een geringschatting van het Wooïd Gods'in, de Schrift, en een jacht-maken op' het ongewone en onmiddellijke, dat er dan verder wel tois leidt, om het , , krijgen" van een tekst alleen"dan VOOT echt en vertrouwbaar te houden, als men zulk' een tekst van tevoren in 't geheel. niet kende.
En men hoort dan ook menschen, die op deze wijze de Schrift — zij 't ook vaak onbewust - - op zij schuiven, als bewijs voor de echtheid van hun „merk", wel verzekeren, dat ze hun , , gekregen^' tekst nooit van tevoren hoorden, en nog veel mindei wisten, dat hij in den Bijbel stond. •l'UM
Daarmee zijn we dan gekomen opi'het terrein van „het inwendige licht", en van de geestdrijverij. • '^••'
Om al deze gevaren af te snijden, is het veiliger niet te spreken van het „krijgen van een tekst" maar liever - en juister - te zeggen, dat' de Heere ons dit • of dat woord uit de Schrift-'ï'e binnen bracht en er ons in deed vinden wat we juist op dat oogenblik noodig hadden.
, Intusschen zijn er hier nog méér gevaren. '-
Daarover, ijummer. zoo de Heere wil, in een volgend
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1927
De Reformatie | 8 Pagina's