GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Modernistische Geloofsbelijdenis. IV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Modernistische Geloofsbelijdenis. IV.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het eerste artikel van Dr Hooykaas' modernistische geloofsbelijdenis maakt, gelijk we betoogden, reeds aanstonds het principiëele verschil voelbaar tusschen het modernisme en allen, die zonder voorbehoud de apostolische geloofsbelijdenis aanvaarden.

Het is een principieel verschil, dat onherroepe-•liik.intw.ee elk.aar--bestrijdende kampen verdeelt, al "loge-Dr Hooykaas niet zoo militant zijn als zijn «ollega Dr J. L. Snethlage. ^ '

Tusschen het „ik geloof in den zin van het leven" en het „ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde" valt geen kompromis te treffen.

Do majesteit Gods verbiedt het.

Dr Hooykaas laat het geloof psychologisch uit den mensch opkomen. In de toelichting op het eerste artikel zijner belijdenis schrijft hij: „Toegegeven dat dit nog zeer vaag klinkt, zeer wéinigzeggend lijkt te zijn. Spoedig genoeg zullen wij vaslere begrippen in het midden brengen. Maar is het eerste niet dit, ons intuitief besef, dat alles doel e]i zin heeft? "

Hier wordt dus uitgegaan van ons intuitief besef. Niet van de openbaring Gods.

Waarschijnlijk zou Dr Hooykaas er bezwaar tegen hehbeji, wanneer wij de tegenstelling tusschen zijn geloof en het onze herleiden tot de tegenstelling tusschen rede en openbaring.

Er zijn er immers velen, die de intuitieve beseffen niet tot de menschelijke rede rekenen.

Wij kunnen dat tot op zekere hoogte billijken. Gewoonlijk vat men. rede niet zóó ruim op, dat ook liet aprioristische, aan alle rede voorafgaande, er onder valt.

Wij zullen er ons dan ook wel voor wachten om deze geloofsbelijdenis als rationalistisch te bestempelen.

Ook zoekl zij haar laatsten grond niet in het gevoel, zooals Opzoomer het indertijd verstond.

Zoowel het spoor van Scholten als van Opzoomer is hier verlaten.

Inzoover het modernisme wil zijn een religieuse richting, welke zich aldoor wijzigt naar de begrippen, die in. vei-schillende tijden om den voorrang dingen, is deze belijdenis stellig een zuivere uiting van den modernistischen geest.

Immers de intuïtie, het onmiddellijke besef, wordt 'door een stoeds groeiend getal denkers als het hoogste hof van beroep erkend.

Niet alleen wijsgeeren als Eucken en .Bergoon, maar ook anderen zien in de intuïtie de bron der saamvattende kennis, de grond des gelools.

Daarmee is echter het tafellaken tusschen modernisme en positief christendom doorgesneden.

In welke nuances dit laatste zich ook moge vertoonen, hierin is het eendrachtig, dat het geloot uit een openbaring Gods moet opkomen.

Ook Dr Hooykaas spreekt wel over den bijbel. Maar in overeenstemming met zijn standpunt, hoewel niettemin teekenend, pas op de laatste bladzijden van zijn geschrift.

Daar leest men: , , onder alle getuigenissen der menschlieid noemen wij den B ij b e 1 als de Godsoorkonde die (met hoeveel, menschelijke dwaling ook vermengd) van Hem spreekt en als 't ware God' documenteert. De Bijbel, en daarnaast de klassieke getuigenissen van vromen in elke eeuw, , zij spreken van God, zooals Hij in de menschheid openbaar wordt; gisteren en heden en morgen en in alle eeuwigheid dezelfde God in Zijn menigvuldige openbaring en in zijn persoonlijke liefde".

Dei Bijbel wordt dus door Dr Hooykaas - -en dat is waarlijk voor niemand onzer een verrassing gerangschikt onder de getuigenissen der menschen.

Die Bijbel is — geheel konsekwent — voor hem met veel menschelijke dwaling vermengd. Hoe zou het anders kunnen! Een menschelijk getuigenis moei noodzakelijkerwijs met menschelijke dwaling vei'mengd zijn. Eer kan het verwonderen, dat Dr Hooykaas dit voor zijn kring nog opzettelijk konstateert. Maar wellicht is dit een verklaring met preventieve beteekenis, n.l. om te voorkomen, dat de eenvöudigen onder de modernisten toch nog eenigszins door de orthodoxe bijbelbescliouwing beïnvloed zullen worden. Zelfs met overbodige duidelijkheid wordt tegen de orthodoxe Schriftbeschouwing gewaarschu-wd. Mag dat niet worden aangemerkt als een bewijs, hoe de intuïtie den modernist zegt, dat de orthodoxe met zijn Schriftgelopf onwillekeurig indruk maakt ook op een modernistisch gemoed? Is dit niet een onbedoeld en ongezocht getuigenis, dat ons algemeen ongetwijfeld christelijk geloof, ofschoon de rede oordeelend, toch redelijk is en ofschoon de intuïtie onder haar kritiek stellend, toch niet tegen de intuïtie als zoodanig strijdt?

De uitdrukking van Dr Hooykaas, dat de Bijbel als Gods-oorkonde God als 't war© documenteert zal wel een slip of the pen zijn. Men documenteert een bewering, een stelling, een aanklacht, een ])0toog, een oordeel, maar niet een Persoon. Natuurlijk willen wij van deze uitglijding van de pen geen misbruik maken door Dr Hooykaas toe te dichten, dat naar zijn meening God als het ware een stelling zou zijn. De bedoeling echter laat zich wel raden. Het is de Bijbel als menschelijke getuigenis, die aan de Godsgedachte vastheid geeft. Het is de mensch, die God doet kennen, Hem beschermt tegen twijfelende geesten, Hem als het ware de liand boven het hoofd houdt.

En wanneer dan Dr Hooykaas heel op 't laatst spreekt van God in Zijn openbaring, d.a, n heeft „openbaring" hier niet de beteekenis van liet zich als de Transcendente, de boven de wereld Verhevene, openbaren. Zelfs treedt de daad van liet openbaren op den achtergrond om de openbaring voor te stellen als een resultaat, het openbaar-zijn. Hier wordt niet gezegd: God openbaart Zich, maar: God is openbaar. Dat volgt trouwens uit het voor­ afgaande, waar Dr Hooykaas den Bijbel op één lijn plaatst met „de klassieke getuigenissen der vromen in elke eeuw" en daaraan toevoegt „zij spreken van God, zooals Hij in de menschheid openbaar wordt".

Niet alleen, in verband met het gevoelen van Dl' Hooykaas, maar ook met wat men in tal van andere "boeken onzer dagen vindt, merken wij op, dat men zich niet late misleiden, als men ergens het woord „openbaring" aantreft. Men is dan al spoedig geneigd om de gevolgtrekking te maken: zoo, die auteuj-staat dus niet op het standpunt van dö rede, subsidiair van het gevoel of de intuïtie, maar van de openbaring.

Dat kan te haastig geoordeeld zijn.

Alen dient eerst het woord openbaring, gelijk hij het gebruikt, te ontleden.

En dan blijkt menigmaal, dat die term niet de beteekenis heeft, welke wij er aan hechten.

Als wij sproken van de openbaring Gods bedoelen we' er mee, dat God een daad van Zich doet uitgaan, waarin Hij Zichzelf manifesteert. En op grond van die daad is Hij in Zijn bestaan. Zijn eigenschapipen, Zijn wil openbaar.

Maar anderen leggen er een anderen zin in. Voor hen is er geen sprake van, dat God den mensch met een daad tegemoet treedt, waardoor Hij voor dezen geen vreemde blijft. God openbaart Zich niet, maar wordt openbaar. Hij is niet akticf, maar passief. De aktiviteit heeft men eer aan den kant van den mensch te zoeken. Die ontdekt God in de werkelijkheid van het leven en maakt Hem dan openbaar.

Natuurlijk schuilt daarachter een pantheïstisch Godsbegrip.

Dat schuilt er ook bij Dr Hooykaas achter.

Alen vergeve het ons, dat wij bij dit punt wal uitvoerig stilstonden.

Wij bespreken het geschrift van Dr Hooykaas niet om te trachten door onze kritiek den. schi'ijver zoo mogelijk tot korrektie te nopen.

Daarvoor staat hij principieel te ver van ons. M!et zulk een hoop vleien we ons niet.

Het is er ons eerst en bovenal om te doen om onze lezers voor te lichten over de dingen, die op godsdienstig gebied rondom hen geschieden.

Om hen tot oordeelen in staat te stellen.

En dan kan het tegenwoordig gebruik van het Avoord „openbaring" veel verw'arring stichten.

Overigens - - om nog even op liet eerste artikel va; i Dr Hooykaas' belijdenis terug te komen ' - - blijkt eruit, dat naar zijn oordeel het modernisme de teleologische (van telos = doel) en niet de causalistische (van causo == oorzaak) wereld-en levensbeschouwing is toegedaan. .Het beschouwt het tegenwoordige leven niet als een mechanische massaproduklie van de vorige eeuwen, terwijl \\\\ menschen van tegenwoordig weer de natvuirwettelijke oorzaken zijn van. de toekomst, zonder dat ons bestaan en ons werken een doeljiebben. Maar het heeft een ideaal behouden, wat dit dan ook mogo zijn. De mensch wordt zich bewust aan te sturen op een doel. Hij wordt niet geleefd, maar hij leeft.

Dat Dr Hooykaas hiermee den feitelijken stand van het modernisme te mooi kleurt, gelooven WO niet.

Een zekere idealistische levenstrek is, voorzoover wij kunnen nagaan, ook aan het moderne modernisme eigen.

Indien we niet alle richtingen, waartegenover wij op grond van onze beginselen positie kiezen, over één kam scheren, indien wij ze in perspektief zien, kunnen we dat idealisme zelfs waardeeren.

Aan gene zijde van de principiëele kloof staan zij het dichtst bij den. rand en dus naar ons toegekeerd, die nog idealistische motieven kennen.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Modernistische Geloofsbelijdenis. IV.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's