GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Moflernistlsclie Geloofsbelüflenis. VI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moflernistlsclie Geloofsbelüflenis. VI.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Even een intermezzo.

Van Dr Hooykaas ontvingen we een vriendelijk schrijven, waarin hij er ons opmerkzaam op maakt, dat hij niet pas na het optreden van Barth openlijk over het Oordeel sprak, maar dit reeds deed op een konferentie, welke vele jaren geleden werd gehouden.

Wij danken Dr Hooykaas zeer voor deze toelichting.

Onze lezers gelieven daarmee rekening te houden en het slot van ons vorig artikel in dezen geest te amendeeren.

Toch — en wij zeggen dit niet om te trachten onzen terugtocht te dekken, want daarvan zijn we teneenenmale afkeerig, wij bewandelen gaarne den koninklijken weg — heeft hij ons niet geheel kunnen bevredigen.

Laat ons in herinnering mogen brengen wat we o.m. schreven.

„Hoe komt het, dat Dr Hooykaas dit fn.l. , , eeuwig Oordeel" en „eeuwige Gerechtigheid") en dan nog wel in een geloofsbelijdenis, waarin hij het gemeenschappelijk geloofsbezil wil ref lekt e er en, durft gebruiken? Heeft men hierin wellicht te onderkennen den formeelen invloed van de Zwitsersche theologie? "

En, na op een uiting van prof. Roessingh betreffende de dialektische theologie te hebben gewezen ea gekonstateerd te hebben, dat men door het Barthianisme aan 'hai-woord „Oordeel" gewend is geraakt, vroegen we op het eind: „Zouden wij ons werkelijk vergissen, indien uit dien hoofde zelfs het modernisme dezen term heeft overgenomen ? E n dat die daarom ook v o o r k o m t in deze artikelen van het modernistische geloof?

Men ziet, wij hebben ons niet aan een besliste uitspraak gewaagd.

De vragen, welke wij stelden, dragen allermiusi een oratorisch karakter.

Wij bleven ook in deze vrouwe Voorzichtigheid volgen.

Maar door spatiëering gaven we boven, aan waarop het voor ons vooral aankomt.

Allo twijfel is buitengesloten, dat Dr Hooylcaas reeds heel lang geleden voor het geloof aan een eeuwig oordeel in. zijn kring het pleit heeft gevoerd.

Zonder van het referaat te hebben Icennis genomen, nemen we dit voetstoots aan.

Daarmee is echter nog niet verklaard, dat hij het thans als g e m e e n s c h a p p e 1 ij k g e 1 o o f s-bezit durft voorstellen.

Wij meenen in de modernistische litteratuur van de laatste twintig jaren niet geheel een vreemdeling te zijn.

De voornaamste werken van mannen uit dien kring hebben een vaste plaats in onze boekenkasten.

Geregeld lezen we modernistische bladen en de periodiek „Nieuw Theologisch Tijdschrift", sinds eenigen tijd ook „De Stroom".

Daaruit hebben we evenwel niet den indruk ontvangen, dat men met de oordeels-gedachte algemeen vertrouwd is geworden.

Wel vernemen we daaruit andere klanken dan vroeger wel werden gehoord.

Toch blijft het eenzijdig op den voorgrond stellen van de liefde Gods en dan nog in den zin van philanthropie, menschenliefde, nog steeds aanhouden.

Alleen wordt er wel breede aandacht geschonken aan de dialektische theologie en wordt deze niet onvoorwaardelijk veroordeeld.

Vandaar onze vraag, of het modernisme van tegenwoordig misschien onder den invloed' daarvan dermate gekenterd is, zonder dat dit algemeen tot publieke uitdrukking kwam, dat Dr .Hooykaas een artikel omtrent het eeuwig voordeel in de door hem ontworpen konfessie kon opnemen.

Het is ook mogelijk, dat Dr Hooykaas daarop moeilijk kan antwoorden, omdat naar zijn meeniiig zijn oordeelsgedachte in de modernistische theologie heeft doorgewerkt en het geloof der modernistische gemeenten heeft omgezet.

Licht zou dan een zijner geestverwanten oas daaromtrent kunnen voorlichten.

Hervatten, we echter onze bespreking.

Tot op zekere hoogte heeft Dr Hooykaas door zijn oordeelsopvatting de orthodoxie — wij gebruiken dit min-schoone woord, omdat het een vaststaande beteekenis heeft verkregen, welke ieder

ktni — gelijk gegeven tegenover het oude modernisme.

Tot op zekere hoogte, schrijven we met opzet. •\Vant wij zien hierin heusch nog geen begin van bekeering tot de orthodoxie.

Toen indertijd de bekende Ds H. Bakels zijn „Bouquetje Dogmatiek" uitgaf, hebben we in onze omgeving enkelen hooren juichen: nog een paar schreden en hij is orthodox.

Die paar schreden zijn uitgebleven.

Of liever: ze zijn gezet in andere richting.

En thans is Ds Bakels verder dan ooit van de orthodoxie verwijderd.

Wij geven toe, dat men bij een temperamentvolle persoonlijkheid als Ds Bakels altijd met den faktoi' van het onberekenbare heeft rekening te houden.

Toch wordt iemand niet maar met een paar stappen van modernistisch orthodox.

Ook bij Ds Bakels was het van het begin af duidelijk, dat de orthodoxe ader hem ontbrak, mits men zijn boek maar nauwkeurig las.

Bij Dr Hooykaas behoeft men niet een zeker procent voor het onberekenbare uit te trekken.

Wat hij schrijft is rustig overwogen en wel doordacht.

Zijn opvatting van het oordeel verschilt op kardinale punten van de onze.

Men leze slechts: „Nog voordat wij den naam over het Opperwezen spellen en zeggen kunnen kortweg in God te gelooven, buigen wij ons met ontzag en — zooal niet met angst dan toch wèl in vreeze — voor de eeuwige Gerechtigheid en dat Oordeel, waarvoor eenmaal in de toekomst de balans van ons leven zal opgemaakt worden, maar dat nu reeds werkzaam is en onze gangen iKigaal en den uitslag van zijn rechtspraak afleekenl op ons uiterlijk wezen; wie merkte nooit met ontzetting de tastbare teekenen op van het Oordeel, waarvoor de mensch staat, wie heeft nooit op het gelaat van reine zielen de vrijspraak van lam Oordeel afgelezen? "

Nietwaar, zoo kan geen orthodoxe spreken.

Dr Hooykaas meent, dat wij voor de eeuwige Gerechtigheid en het Oordeel ons buigen vóór wij nu kortweg kunnen zeggen in God te gelooven.

Ons ontlokt dit een: hoe is zulks mogelijk?

Voor ons is er geen oordeel zonder Rechter en die Rechter moet God zijn, die onze heimelijke gedachten kent.

Hiei is geen vroeger of later.

Niet eerst geloof aan een oordeel en daarna geloof in God.

Ook niet omgekeerd: eerst geloof in God en daarna geloof aan een oordeel.

Maar als-wij iliet met een G-odsbegrip, niet met ei'u Godsidee, maar met God zelf te doen krijgen, dan. wordt het onmiddellijk gevoeld: God is Rechter, Hij doorzoekt al wat te doorzoeken is, zelfs het diepe hart.

Met welk een voldoening wij deze diepere tonen in het modernisme ook aanhooren, wij tasten het ontzaglijk onderscheid in Gods-, wereld-en levens lieschouwing dadelijk aan.,

Wij willen hier niet op afzonderlijke wijzen. trekken

Men late het geheele citaat op zich inwerken.

En dan zegt gij: hier mis ik bovenal het benauwende zondebesef en het geschrei: hoe zullen wij ontvlieden den toekomenden toorn?

Hier mis ik den doffen psalmtoon; Zoo Gij, Meere, de ongerechtigheid gadeslaat, Heere wie zal bestaan?

Hie': mis ik het hoog ernstig apostolische woord: A\-ant wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een ieder Avegdrage wat in het lichaam is geschied, hetzij goed hetzij kwaad.

Maar daarom moet hier ook gemist worden de zin en het wezen van den heerlijken geloofsroem: , .Zoo is er dan nu geen verdoemenis voor hen, die m Christus Jezus zijn, die niet naar het vieesch wandelen, maar naar den Geest".

Hoe zal naar Dr Hooykaas'-opvatting het toekomstig oordeel zijn?

Wordt die vraag niet ontweken?

Wijlen Prof. Dr J. H. Gunning Jr.

Deze Aveek — om nauwkeuriger te zijn den 20sten Mei — was het honderd jaar geleden, dat wijlen prof. Dr J. H. Gunning Jr werd geboren.

Dit feit is in. breeden kring herdacht. .

En ook wij willen niet achterblijven eemige woorden aan zijn nagedachtenis te wijden.

Zijn gedachtenis zij ook onder ons tot zegening. Dat mag niet anders.

Want waarin wij ook van hem verschillen, dit mag dooi' ons niet in twijfel worden getrokken: deze man was een rechtvaardige.

En aan de gedachtenis van den rechtvaardige verbindt de Schrift een. rijke belofte.

Neen, wij zien niet voorbij wat ons van hem scheidt.

Zelfs bij een gedachtenisviering willen wij dit niet verdoezelen.

Maar wij zien liem vereent. • evenmin voorbij wat oüs m'et

En dat is de liefde tot Christus.

In dat opzicht kan Gunning-ons jaloersch make.

Bij het lezen van zijn werken hebben we meermalen in stilte gezucht: hoe jarnmer, dat zoo'n man niet 'Gereformeerd was.

Welk een kracht had hij voor onze beweging kunnen zijn.

Wij benijden hem aan de ethische richting.

Nobele naturen, teere harten, echte persoonlijkheden, die de heiliging van het geloof hebben ondergaan, zijn altoos schaarsch.

De beteekenis van Gunning ligt voor ons niet in vèr-dragende gedachten noch minder in de bekoring der systematische eenheid van zijn ideeën.

Daaraan ontbrak juist al te veel.

Ongetwijfeld dorst hij wel konsekwenties aan.

Doch die konsekwenties werden door hem veelszins eenzijdig getrokken. Op andere pimten was hij minder konsekwent. Tusschen zijn konsekwenties werd de harmonie tevergeefs gezocht.

Maar wat uit zijn gedachten spreekt is de beminnelijke persoonlijkheid, een christelijke persoonlijkheid.

En de persoonlijkheid is een groote macht.

Dit heeft de ethische richting door het bezit van een Gunning ondervonden.

Denk Gunning weg en menschelijkerwijze zou dezej richting niet zulk een ingang in ons vaderland hebben gevonden.

Waarschijnlijk zou dit aan het Gereformeerde volksdeel ten goede zijn gekomen.

Maar de keerzijde is er ook nog.

Velen hebben van. Gunning getuigd: hij leidde mij tot Jezus.

En deze winst voor het koninkrijk Gods mag niet worden weggecijferd.

Dat maakt de beoord'eeHng van Gunning gekompliceerd.

Wij betreuren het, dat hij menigeen van een zuiverder belijden terughield.

Wij zijn dankbaar, dat hij menigeen tot een, zij het minder zuiver, belijden bracht.

Zoo worden we van twee gedrongen.

Maar ten slotte behoudt de dankbaarheid de overhand.

Gunning en Kuyper — ze stonden in hun leven dikwijls tegenover elkander.

Een enkele maal ook heel scherp.

Maar beiden zijn thans boven één in aanbidding van het Lam.

En nu mogen we niet - het standpunt innemen: als jve straks maar naar Jezus gaan, dan kannen wij op het punt der beginselen veel door de vingers zien.

Beginselen zijn geen liefhebberijen.

Beginselstrijd is een strijd om de waarheid.

Wij mogen ons daar niet buiten houden.

Dit stemt echter tot da, - sk, dat zij, die den dieperen wortel des geloofs met elkander gemeen hebben, elkarider na heiliging ook van den inhoud van hun geloof ten volle zullen vinden in de verheerlijking van God.

De rust is boven.

Ook de eenheid is boven.

Dat doe ons verlangen naar boven.

Mits het verlangen om bij Jezus te zijn alles overheerscht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Moflernistlsclie Geloofsbelüflenis. VI.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's