GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De heteekenis van de Genestets pOëzie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heteekenis van de Genestets pOëzie.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Gelijk men weet was het in deze week (op den 21en Nov.) honderd jaar geloden, dat "de dichter F. A. de Genestet geboren werd.

Alom heeft men in de pers aan dit feit 'de aandacht geschonken met biografische en beschouwende artikelen, met foto's en reproducties van facsimiles; in bijzondere, voor het doel belegde bijeenkomsten is de Genestet „herdacht"; er is over hem en zijn werk gesproken in grooten en kleinen kring — in één woord, de menschen van dezen tijd hebben zich gesteld voor de vraag naar de beteekenis van den dichter uit 'het midden der vorige eeuw.

En dan was de eerste quaestie, waarvoor men kwam te staan, de opmerkelijke verandering in de belangstelling voor de Genestet en 2ijn werk.

In zijn eigen tijd was die belan^gstelling groot. Al aanstonds viel het letterkundig werk op, dat hij leverde aan 'Een Amsterdamschen Studentenalmanak van de jaren 1849—1851. Een gedicht ^Is „Het Schotje" (hekeling van 'de afscheiding in de professorenbank tusschen de hoogleeraren van het Athenaeum, zooals toen de Universiteit heette, en die der Seminariën) maakte hem bekend ook buiten den Studentenkring. En de bundel „Eerste Gedichten", die in 1851 verscheen, vestigde reeds zijn naam als dichter, ofschoon hij toen nog niet aan het einde van zijn studietijd gekomen was. Ook vonden de grootere gedichten „Fantasio" en „De Sint-Nikolaasavond", die uit de Genestets

studentenjaren dateeren, veel bijval, waar hij die voordroeg.

In 1851 predikant geworden, eerst te Moordrecht, daarna te Delft, bleef hij met dichterlijken arbeid voortgaan. Zijn bijdragen aan de „Christelijke Volksahnanak" en „Het ZondagsMald", straks zijn bundels „Leekedichtjes" en „Laatste der Eerste" werden wederom in breeden kring gewaardeerd.

In de laatste jaren der 19e eeuw, vooral nadat de Genestet overleden was (1861) groeide de bekendheid tot populariteit. Busken Huet schreef, dat „de jongelingschap zijne levenspsalmen van biuiten (kende)'en jonge meisjes ze uitschreven in hare albums". Verzen als „Het Haantje van den Toren",

„Een kruis met Ror.ea" e.d. werden door bijkans iedereen gekend en behoorden jarenlang tot het repertoire van alle verzen-voordragende vereenigingen.

Thans — men leze er de verschillende gelegenheidsartikelen maar op na — moet men constateeren, dat de groote, haast algemeene belangstelling voor de Genestet en zijn werk verdwenen is.

Van de populariteit, die zijn poëzie bij een vorig ^"eslacht nog genoot, ïs vrijwel niets meer over. „Wie" aldus schrijft Ds P. J. Molenaar in „Stemmen des Tij ds", „verder nog, behoud ais onze studeerende jeued en enkelen ouden van dagen, .(zijn) werk lezen is mij onbekend, maar ik geloof, dat het getal zeer klein is." Terwijl Busken Huet nog zei dat „hem een standbeeld op te richten zal eenmaal de niet meer dan natuurlijke uitdrukking ^eener door duizenden gevoelde behoefte zijn", is thans zelfs de naam van den dichter bijkans verbleekt.

Geen wonder dus, dat men, door de gelegenheid van den tijd aan de Genestet herinnerd, zich afvraagt welke dan de beteekenis is van dezen dichtei-en zijn werk. De opvattingen omtrent kunst en schoonheid zijn totaal veranderd, men weet het; de negentiende eeuw, tijd van •Zelfvoldaanheid en deugdcultus, had geen hooge aspiraties, ook dat weet men. De verandering in belangstelling kan men dan ook wel verklaren. Maar, zoo vraagt men, wat is nu het objectieve oordeel over de Genestet, welke beteekenis heeft hij nu als dichter gehad ?

Wil men die vraag beantwoord zien, dan moeten drie dingen onderzocht, do drie factoren die beslissen over de waardij van elke literatuurschepping: in hoeverre vindt men den tijd van den dichter in zijn werk weerspiegeld; in hoeverre herkent men daarin zijn persoonlijkheid; jn hoeverre voldoet het aan de eischen van techniek. Met een nagaan van deze drie punten tea opzichte van de Genestet's poëzie kan men de gestelde vraag tot een oplossing brengen.

Inhoeverre vindt men de Genestet's tijd in zijn werk weerspiegeld?

Dat kan men .alleen zeggen, als men een beeld zich heeft gevormd van diai tijd en aan dat beeld het werk toetst. Uiteraard kumien we in een algemeen artikel als dit slechts hoofdlijnen trekken. Maar die zijn tóch wel voldoende om het gewenschte beeld te verkrijgen.

Op staatkxmdig en kerkelijk gebied gaf een gematigd liberalisme den toon aan, dat uit aagst voor revolutie en omwentelingsgezindheid steeds meer ler.c(ionair v/erd. In het wetenschappelijkeheerschte, onder invloed van evolutionisme en experimentzucht, twijfel aan alles wat traditie heette. In de literatuur uitte eenerzijds de romantiek, aan den anderen kant het humoristisch-realisme de behoefte aan vrijheid, die sinds vele jaren gewekt was, maar door de gebeurtenissen een illusie was geworden. En de menschen zelf, in hun breedere lagen, waren met den geest van zelfvoldaanheid en chauvinistische tevredenheid behept, 'dien Potgieter als den Jan Saliegeest heeft gegispt.

Zoo was de tijd.

En nu het werk van De Genestet.

Men behoeft het niet veel meer dan oppervlakkig te kennen om het aJs literair de vertegenwoordiging van beide richtingen, van romantiek èn van humoristisch-realisme te weten.' Romantiek is er in de meeste natuurdichtjes, reis-impressies, tafereeltjes van huiselijkheid. De siraks genoemde verzen: „Het Haaiitje van den toren" en „Een kruis met Rozen" zijn al heel duidelijk getuigen van dat romantische. Humoristisch realisme is er overal: in de kijkjes in het leven, de bespiegelingen omtrent menschen en dingen, de tooneeltjes uit eigen leven. Humor, gezonde, echte, thitelende humor is zélfs een der meest opvallende karaktertrekken van de Genestet's werk.

De wetenschappelijke geste van zijn tijd komt telkens weer aan de orde (men denke aan „Wetenschappelijke ontwikkeling" „In de bibliotheek van een hefhebber" e.d.). De gevoelens in het Staatkmidige passeeren herhaaldelijk de revue (men herinnere zich het zeer bekende „Alarmisten" "en de teekenende verzen uit „De Sint-Nikolaasavond").

De strijd der meeningen op godsdienstig gebied is het onderwerp van de „Leekedichtjes", de geestige, puntige, „lichtgewapende lessen", 'die meer dan eenig ander werk van de Genestet de aandacht 61 getrokken hebben, weerklank vonden, maar ook scherpe critiek uitlokten.

En tegen den Jan Sanegeest vindt men herhaaldelijk èn in de Leekedichtjes, maar ook in tal van andere verzen (ik noem ten voorbeeld het nogal bekende „Levenslied") geduchte uitvallen.

Men vindt dus metterdaad in de Genestet's werk zijn tijd weerspiegeld: hij staat midden in dien tijd!

't Is zelfs niet te veel gezegd, als we 'beweren, dat men om het geestes-en sociale bewegen der midden 19e eeuwsche jaren kennen in de Genestet's gedichten een veelheid van waardevol materiaal heeft.

Aan de eerste, algemeene voorwaarde voor litefaire beteekenis voldoet derhalve de Genestets werk ongetwijfeld. Maar nu komt aanstonds het tweede pimt naar voren, de vraag in hoeverre herkent men in dat tijdspiegelende de persoonlijkheid van den dichter.

Daarover, en over de derde quaestie: de techhische kant in de zaak in aen volgend artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De heteekenis van de Genestets pOëzie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's