GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Op den aanvang van het Jaar”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Op den aanvang van het Jaar”.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naast den Kerstzang van Jodocus van Lodensteyn, dien ik in het vorige nummer citeerde, moge ik thans uit denzelfden bundel „Uytspanningen", die tot het dierbaar beizit van vele geslachten heeft behoord, een Nieuwjaarslied aanhalen. Evenals het recitatief van de herders en Maria, was dit Nieuwjaarslied (gelijk trouwens alle verzen uit den bundel) bestemd om gezongen te worden; de „toon" staat boven den tekst aangegeven. En weer treft ons die klank van zuivere mystiek, dien we in den Kerstzang hoo-rden. Wjeer is er die onmiddellijke aansluiting bij de ziel vaiX' den eenvoudige, die met het spreken in den ikvorm 's dichters woorden tot de zijne maakte. En ook weer is er, bij vlakheid en rijmdwang, in verschillende strophen de dichterlijke verheffing, die Lodensteyns verzen tot de literaire kunst van het verleden rekenen doet.

't Vers draagt tot titel: „Op den aanvang des jaars" en luidt aldus:

Daar is het oude jaar verdwenen, Het nieuwe in sijn plaats verschenen, End' ick deselve die ick was: Daar duysend, die 't met mij begonnen, (Den draad haars levens af-gesponnen) ^) In 't graf gewoi'den sijn tot asch.

Mij heeft des Hemels wijse Reden Door duysend rampen heen doen treden, Ter eeren van sijn Heerlijckheyd, Ten uytroep van sijn wondre Name; Duyck! Duyck! mijn siel, gij moogt u schame' Van deses jaars nalaticheyd.

De son, drie hondert tsestig malen Den kim ontworstelt, heeft sijn stralen Op mij doen dalen: en sijn cragt, Sijn glans, sijn ligt, sijn vrugten mede Heb ick in snode ondanekbaarhede Sijn Schepper niet weer toegebragt.

Der druyven bloed, der tarwen nieren, ") D'onnos'le land en waterdieren, Hie hebben mij den disch bereyd: Maar ach! de eragten die sij gaven Heb ik den Gever van die haven ^) Ten dienste niet weer aangeleydt.

Wel vijftig malen is gecomen De dag, dat ick en alle vromen, (Ons daaglijcx werk gestuttet niet*) en deden, dan ons siel verlugten In woord en sang: waar sijn de vrugten Die sulck een weldaad na sig liet?

Wat sijn de saligende Reden Met hert en oren onbesneden Dit jaar onvruchtbaarlijck gehoort! Die leeren boven alle saken Mijn eygen wil en lust versaken; Waar is de cragt van sulck een woord?

Wat waren al die soete galmen Van so veel lied'ren, so veel Psalmen Dan enckel galmen en geluyd! Wat so veel beden, so veel sugten, Dan siele-lose stemgerugten. Dan sugten sonder wedersteuyt? ^)

Mijn Schepper! die mijn siele-cragten Gemaackt, den rang van dag en nagten Gesteld hebt in het ronde-jaar, Maack, bid ik u, mijn siel voorsigtig Dat ick mijn dage' en jaren wigtig Tot Uwen dienst sorgvuldig spaar.

Wit gij mij nog het leven lengen En daaglycx 't soete son-ligt brengen En voeden mij met spijs en dranck: Uyt uw hand wil ick 't al ontfangen. En door uw Geest aan uw dienst hangen Mijn jaren al, mijn leven lanck.

Dat heylsaam Woord doet my na desen Met aandagt horen, ijvrig lezen: Schep, Schepper, in mij meerder lust, Aan sugten, beden en gesangen Doe 't hert al sugtend blijven hangen, ") Totdat het rust in u sijn rust.

O! Hemelsch Brood! en salig Manna (Daar ouwlings menig hey^ig man na verlangde) sij mijn siele soet!

Dat al des werelds leckerheden Van spijs, dranck, cleed en dertelheden Daarbij maar niets sijn, rook en roet.

Leer mij, Heer, kennen mijn verduren, In jaar, maand, weecken, dagen, uren En ogenblicken: dat ik kenn' Waar bliek, uur, dag, weeck, maanden, jaren, Al stilleswijgend henen varen: Totdat ick hier niet meer en ben.

Jaar, maand, weeck, dag, uur, oogenblicken Leer mij, mijn Vader, soo te schicken, Dat ick des Hemels leere leer. Ja, leer mij ware schatten garen Een tijd, dat tijd van maande' en jaren In salige Eeuwicheyd verkeer.

Een Niouwjaarsbede, die, in zijn ouderwetschen vorm en met de woordspehngen aan den tijd eigen, voor het heden nog zijn vollen inhoud heeft be/houden!


^) ... .omdat de draad van hun leven af gesponnen was....

°) een toespeling op Deuteronomium 34:14.

) ouderw. meerv. van tegenwoordig alleen in enkelv. voorkomend woord: have.

') ....Nadat ons dagelijksch werk volbracht was....

') zonder weerklank.

°) de constr. is: doe aan zuchten, beden en gezangen het hart.... blijven hangen.

') wees.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„Op den aanvang van het Jaar”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's