GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gods goochelaartjes”, door Augusta de Wit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gods goochelaartjes”, door Augusta de Wit.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Eenige weken geleden heb ik voor de microfoon der Ned. Chr. Radio-Vereeniging gesproken over het laatstverschenen boek van Augusta de Wit „Gods Goochelaartjes".

Uit den kring van onze lezers ontving ik daarna het verzoek, de gehouden lezing in ons blad af te drukken, omdat men nog eens rustig wilde kunnen lezen, wat men gehoord had.

Gaarne voldoe ik aan dat verzoejk en geel dan, met toevoeging van wat om des tijds wil bij het spreken moest worden weggelaten, in enkele vervolgartikelen de bedoelde lezing weer.

Wianneer ik uw aandacht vraag voor hel tsoek van Augusta de Wit , , Gods Goochelaartjes", breng ik u naar een afgelegen plekje van het wijde gebied der literatuur.

Ik zeg dat met opzet zoo, omdat deze vergelijking de situatie verduidelijkt.

Want de aanduiding , , afgelegen plekje" roept aanstonds op het beeld van een plaats, die op verren afstand ligt van de groote steden en de drukke verkeerswegen, een plaats, die niet heel uitgestrekt is^ weinig bezocht en weinig bekend. En in dezen zin is het plekje, waar het onderwerp ons brengt, afgelegen ten opzichte van het geheel der prozaliteratuur.

Het ligt ver af van de centra der momenteele belangstelling, wanr men zich verdringt om probleemromans en tijdboeken van allerlei slag. Het ligt ook een heel eind bezijden de drukbegane wegen der sensatielectuur, waar in steeds sneller tempo lezers en boeken achter elkaar aanjagen.

Men vindt er niets van de aantrekkelijkheden, die het tegenwoordige leven zoekt: geen moderniteiten in ideeën en gedragingen; geen gedurfde nieuwigheden op. het gebied van moraal en levenshouding; geen conflicten met conventie en ouderwetschheid.

Men vindt er ook niets dat spanning brengt of de verbeelding prikkelt; niets pikants en niets dat de interessanterigheid van „denkend modern mensch" in het gevlei komt —

Er is alléén maar hel natuurleven van bloemen en vlinders eq vogels. En h^t gansch eenige, dat men er doen kan is: stil zitten en kijken.

Het is daarom ook niet te verwonderen, dat dit plekje afgelegen is.

Waar niets gevonden wordt van het vele, dat het moderne denken beweegt, niets van alles, wat voor modernen geest en modern begecren levensbelangrijk is, daar gaat men • toch waarlijk niet heen. Daar komen de schrijvers en lezers niet, die met hun tijd willen meegaan en daar gaat een literatuur, die tijdspiegelend wil zijn, op grooten afstand aan voorbij!

En toch zijn er menschcn, die deze afgelegenheid zoeken. Zulken namelijk, die de stilte begeeren; die meer dan hel luidruchtig praten over moderniteiten hel zien naar den eenvoud van het naluurleven belangrijk achten, omdal daarin de diepste lessen verborgen liggen en daaruit levenswijsheid te leeren valt. Ze zijn weinigen, omdat de denkers en dichters weinigen zijn. Maar ze z ij n er, en wat ze als Schrijver geven, dat brengt ons, als lezers, op die plaals en in die sfeer.

Een van die weinigen is Augusta de Wit en haar boek „Gods Goochelaartjes" is daarvan het getuigenis. Maar daarom staat het ook afzijdig van het groote bewegen der hedendaagsche proza-literatuur en is het handelen over dit boek een gaan naar ©en afgelegen plekje. —

Toch geloof ik daarmee geen onnutten arbeid te doen. Want ons stellend tegenover dit boek, komen we in een sfeer van fijnheid en geestescultuur, die ons verrijken en verdiepen kan. En dat is wel allereerst de vrucht^ die we van een literair boek, ©en literair kunstwerk, verwachten mogen.

Men kent wellicht de Schrijfster Aug. de Wit. Sinds 1898 neemt ze in de rij van onze Nederlandsche auteurs een plaats is, die van meel aan een plaals der eere is geweest.

Haar eerste werk, een bundel reisschetsen over Java, oogstte al dadelijk den lof van critici als Borel, van Campen. Caret Scharten en sindsdien verschenen tal van geschriften, die dien roem bevestigden.

De titels van die boeken zijn bekend. Ik herinner aan: „Orpheus in de dessa", „D© Godin die Wacht", „De Wake bij de Brug", „Natuur en menschen in Indië", „De Avonturen van den muzikant", c.d.

Geen van al deze boeken ligt, om in het beeld van daareven te blijven, op de centrale punten of langs de drukke verkeerswegen van onze literatuur. Z© hebben geen enkel modern effect en niets sensationeels, want moderniteit en sensatie passen niet bij deze Schrijfster, die eenvoudig is van ziel en rustig van aard.

Maar wèl liggen ze alle in de richting, die ik daarstraks aangaf: die van het bewonderend genieten van de schoonheid der natuur, hetzij in haar groolschheid en weligheid, hetzij in haar eenvoud en soberheid. En dan is dat genieten niet ©en actieloos dweepen, niet een weg-droomen van de levenswerkelijkheid; neen, juisl andersom, het is altijd een direct betrekken van die schoonheid op de ziel van den mensch; 'lis een zoeken naar en aanwijzen van de levenswaarden, die door hel rustig en aandachtig beschouwen van de natuurwonderen worden opgemerkt. Die levenswaarden worden in hun wezenlijke kracht geteekend voor hem of haar, die ze heeft gevonden door te zien en te luisteren naar de wijsheid der natuur. En in bet met vreugde oogsten van deze vruchten zijn de boeken vol van actie en onmiddellijk verbonden met de levenswerkelij kheid.

We hebben hier tegelijk de hoofdtrek van Aug. de Wils werk. Niet slechts het beschrijvende, ook wat er verhalend is in haar boeken is altijd op dat thema gebouwd. Men denke maar aan „Orpheus in de dessa" of aan de novelle uit „De Wake bij de Brug" en „Natuur en menschen in Indië".

Veelal — en dal is met name het geval in de vroegere boeken van Aug. de Wit — komt daarnaast een element van critiek naar voren, critiek op de menschen die van deze ideëele waarden zoo weinig verstaan omdat ze door de zucht naar het materiëele zijn bevangen.

Psychologisch is die overgang, die misschien op hel eerste gezicnt vreemd aandoet, heel goed te verklaren. Die critiek groeit als vanzelf, naarmate de Schrijfster zich meer bewust wordt, hoezeer die menschen zichzelf en anderen te kort doen, die in hun jacht naar de materiëele dingen aan de ideëele voorbij hollen. Hoe scherper ze dat ziet, des te sterker wordt de neiging, op die noodlottige levensfout te wijzen. En dat wijzen op wordt in de practijk critisch zich er tegenover stellen. Juisl bij een Schrijfster als Augusta de Wit, die in haar oprechtheid de dingen zegt, zooals ze die z; iet_

Vooral de in Indië gelocalisecrde verhalen kenmerken zich door dal crilische element. Denk maar aan de figuur van Bake uil „Orpheus in de dessa" of die van Mr van Heemsbergen uit „Dfe godin die wacht". In hen en anderen verzette de Schrijfster zich legen den Compagnie-geest, die

Itidië alleen maar zag als het land van de groote •winshnogelijkheden en voor zijn schoonheid en zijin niet-stoffelijke schatten geen oog had.

Die critiek is soms zelfs scherp, niet door scherpheid van woorden, maar door het ontworpen beeld van de menschen en hun zielsgesteldheid; en door die scherpte worden sommige bladzijden en vrijwel een geheel boek als „Die Godin die wacht", weinig minder dan een aanklacht wegens grove schuld.

Maar naast die critiek is er ook het positieve streven naar verbeterd inzicht, in het krachtig pleiten voor een andere opvatting, voor een meer ideëele levenshouding, die uit een zich openstellen voor de schoonheid zou kunnen groeien. Van dat streven getuigt b.v. het scheppen van een figuur als Ada de Grave, van Heemsbergens verloofde, juist in datzelfde boek „De Godin die wacht".

In haar latere geschriften ging Aug. de Wit steeds meer dezen positieven kant uit. „De Avonturen van den muzikant" b.v. was geheel een boek van het ideëele accent, dat de verheffing door muzikaliteit en de verrijking door schoonheidsgenieting op iedere bladzijde in lyrisch proza bedong. En in „De Wijdere Wereld" was het nog sterker. Daarin sprak ook wel weer dat critische element, — in de charges op de weeldedames ©n haar dwaasheden — maar het voornaamste en beste daarin was de schets van den Vogelaar, den man, wiens heele leven aan het luisteren naar de natuiirsprake was gewijd. En door de tegenstelhng lusschen zijn vredig geluk en het geblaseerde van de verwende luxe dames kreeg de teekening een ongemeene duidelijkheid.

In het met zooveel liefde ontworpen beeld van dien Vogelaar, die wijsheid puurde uit het leven der natuur als de bijen honig uit de bloemen, gaf de Schrijfster gestalte aan haar eigen zielebeeld.

Met deze beide laatstgenoemde boeken, die uit de vlak achterliggende jaren dateeren, ging ze nog verder weg van de centrale punten en groote wegen der moderne literaire belangstelling en nog meer naar de afgelegenheid van het ideëele leven. Men versta dit, als men bedenkt, dat „Tantalus" van Mevr. van Ammers-Küller, „De Bandeloozen" van Jo Manders, „Menschen im Hotel" van Vicky Baum e.d. de tijdgenooten van deze boeken waren Die sloten zich aan, direct en overtuigend, bij de moderne belangstelling, d i e vormden de centrale punten, waar zich hel groote publiek in massa verzamelde.

Ver van die rumoerigheid rondom gewilde moderniteiten ging Augusta de Wit haar eenzamen weg... Maar, , hoe verder ze kwam, des, te krachtiger werd de bewustheid, dat ze was op den goeden weg, den goeden weg voor zichzelf en anderen. Want in de afgelegenheid, midden in het leven der natuur, leert de mensch de levenshouding vinden, die naar haar opvatting de eenig juiste is, namelijk die, welke ze in het boek „Gods GoöCtófaartjès" aaü den müzikalen zwièfvëi* Herman Schepers in den mond legt als hij zegt: „eenvoudig leven, zooals de natuur het wil, arbeid van elk voor allen en van allen voor elk", dat is wijsheid. Want dan vloeit alle zelfzucht en materiëele begeerte weg en bloeit op de echte, waarachtige menschelijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

„Gods goochelaartjes”, door Augusta de Wit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's