Bidden onder ’t voorbehoud: „indien het met Uw Raad kan bestaan”.
Onze lezer v. E. te R., wiens vragen over het bidden onaer het voorbehoud: „indien het met Uw Raad kan bestaan", ik in no. 27 trachtte te beantwoorden, is door ons antwoord niet bevredigd, en vraagt opname voor een breedvoerig schrijven waarin hij dit motiveert.
Tot mijn leedwezen kan ik aan dat verzoek niet voldoen. De rubriek: „Vragen van geestelijk en zedelijk leven" is geen plat-form voor debat. Wilde ik er dat van maken, dan zou ik er af en toe heel ons blad voor noodig hebben.
t)e zaak staat zóó, dat wie een vraag heeft haar inziendt; dat ik, komt ze, naar mijn oordeel, daarvoor in aanmerking, haar beantwoord, en dat de inzender mijn antwoord, zoo het hem niet bevredigt, naast zich neerlegt.
Alleen bij gebleken misverstand is er — en dan - voor hoogstens één keer — plaats voor een korte fepliek.
, Omdat er nu in dit geval, naar het oordeel van vrager, inderdaad misverstand was — en zelfs méér dan één — ga ik hier nog even op z'n bedenkingen in.
Het was een misverstand, zoo schrijft hij, dat ik in zijn eerste schrijven de voorstelling vond van een tweeërlei Raad Gods: één die ook ons gebed insloot, en een ander waarin het gebed niiet was opgenomen. Het was óók een misverstand, dat hij het gebed onder 't voorbehoud, dat zijn verhooring met Gods Raad overeenstemt, fatalistisch zou genoemd hebben. En 't was nogmaals een misverstand, dat er voor hem geen ander gebed dan het smeekgebed zou bestaan.
Over het recht, dat zijn schrijven me tot deze opvattingen gaf, disputeer ik niet. Ook niet over de vraag, of heel zijn voorstelling van het gebed, zonder deze veronderstellingen wel een oogenblik kan bestaan. Ik aanvaard zijn verzekeringen roet J> lijdschap. En om hem de maat vol te geven, zal ik de helft der verantwoordelijkheid voor de misverstanden voor mijn rekening nemen.
Hij vraagt voorts méér voorbeelden uit de H. Schrift van bidden onder het voorbehoud: „zoo het met Uw Raad kan bestaan".
Ik zal dat hier of bij particulier schrijven gaarne doen, als vrager eerst begint met méér ernst te maken met het ééne, alles-beslissende voorbeeld dat ik aanvoerde: et gebed van onzen Heere Jezus Christus in Gethsémané. Een gebed^ waarbij Calvijn, in zijn verklaring op Matth. 26:39 o.a. aanteekent:
„Indien reeds Christus zijne begeerte, die zuiver gericht was, in banden heeft moeten slaan, om haar onderworpen te houden aan de oppermacht Gods, hoezeer voegt het dan óns de bandeloosheid van onze begeerten te onderdrukken, die èn steeds onbedachtzaam voortgedreven worden en voort-ijlen èn vol zijn van aanmatiging? Want zoo de Geest Gods ons al bestuurt, dat we niets onredelijks begeeren, zijn we evenwel Gode déze gehoorzaamheid schuldig, dat we het geduldig dragen, zoo de uitkomst niet beantwoordt aan onze wenschen. Want dit behoort tot de bescheidenheid des geloofs, dat we het in de vrijheid Gods laten, anders te beslissen dan wij het begeeren. Bovenal moeten we ons aan dézen regel houden, dat we, waar we geen zekere en bizon de re beloften hebben, niets begeeren dan op deze voorwaarde, dat God vervuil e, wat Hij besloten heef t".
Of Zondag 45 van onzen Heidelberger in de beschrijving van het ware bidden dan niet volledig is? vraagt inzender. Zeker; voor wat het wezen van het gebed aangaat. Maar stellig niet voor alles wat al zoo bij het gebed in aanmerldng komt. ;
Maar waarom spreekt Christus dan in het volmaakte voorbeeld dat Hij ons van het rechte bidden gaf, met geen woord van dergelijke conditie?
Omdat er aan voldaan was door de orde waarin Hij de afzonderlijke gebeden rangschikte. Door déze orde: eerst drie gebeden die zich bewggen om den Heere onzen God. en daarna, èn daaraan ondergeschikt, drie voor de vervulling van onze eigene behoeften, onderwierp Hij óns, mèt onze eigene behoeften, onderwierp Hij óns, mèt onze gebeden en mèt de vervulling van onze behoeften, aan den Naam en het Koninkrijk en den wil onzes Gods; dat wil óók zeggen: aan de verwerkelijking van Gods aanbiddelijken Raad.
Op een tweetal schriftuurplaatsen, die vrager voorts nog aanvoert, ga ik, wijl ze buiten ons onderwerp omgaan, niet in. En nog minder op een insinueerende uitdrukking, en op een zeer bedenkelijke qualificatie van wie bidden onder het voorbehoud „zoo het met Uw Raad kan bestaan" of dergelijke, aan het einde van zijn schrijven.
Liever wil ik tenslotte nog een paar opmerkingen maken, die allicht geen overbodige aanvulling zijn van m'n antwoord.
De eerste is deze, dat de gedachte aan den RaacJ Gods, met eerbiedige betuiging van onderwerping daaraan, in ons bidden, gansch wat anders is dan — zooals vrager meent — een maken van Gods verborgen Raad tot regel voor ons gebed.
Juist als verborgen, kan Gods Raad ons toch voor ons bidden niet ten regel zijn.
Doch niet verborgen, maar klaar en nadrukkelijk geopenbaard, is ons dat er een eeuwige en onveranderlijke Raad bij onzen God i s. En daaraan te denken in ons bidden is niets anders dan óók in ons gebed, het geopenbaarde te laten gelden, d.i, den Naam onzes Gods te heiligen.
God heeft ons niets geopenbaard om het op non-activiteit te zetten, of ten minste af en toe uit onze gedachten weg te dringen.
Endatmogen we ten opzichte van Zijn eeuwigen Raad wel nóóit minder dan in ons bidden.
In de eerste plaats, omdat het geloof, waarin we bidden moeten, vóór alles zijn taak heeft in volkomen overgave aan onzen God. En in de tweede plaats, om ons te behoeden voor den waan, alsof niet God almachtig naar Zijn Raad alle dingen beschikt en regeert, maar w ij door ons bidden de teugels van ons leven in eigen handen zouden nemen.
En eindelijk moet ik vrager nog opmerkzaam maken op een bedenkelijke verwarring in zijn schrijven tusschen illuminatie (verlichiing) en inspiratie. Te bedenkelijker, omdat ze aan de orde van den dag is.
Als vrager deze dingen rustig wil overwegen, heb ik hoop, dat hij van zijn bezwaren verlost zal worden. !
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 mei 1934
De Reformatie | 8 Pagina's