GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rome en wy.

I.

Tweemaal per maand ontvang ik het mooie R.-K. tijdschrift voor onderwijs en opvoeding „Ons eigen blad".

De redacteur is de bekende frater Rombouts, paedagoog van naam en schrijver van zeer superieure opvoedkundige werken. Men denke aan zijn „historische paedagogiek" en zijn beschouwingen over Bavincks werken.

In datzelfde blad is een historisch medewerker, die schuil gaat achter den naam Canite Tuba.

Ik ben geen latinist en verzoek vriendelijk aan de redactie van dit blad even de beteekenis van dien schuilnaam te geven. ^) Dat zal wel gaan, want vermoedelijk is de redacteur nog niet „au bout de son latin". i

Nu, wat die Canite Tuba betreft, ik moet zeg-' gen, dat hij een interessante baas is. Je leest hem en je zegt meer dan eens bij je zelf: Mensch, wat heb jij een speurneus en wat weet je de dingen toch haarfijn.

C. T. — zoo zullen we hem voortaan maar afkorten — verdedigt met hand en tand de felróomsche geschiedbeschouwing en doet zijn aanvallen speciaal op de groote figuren van het historisch protestantisme.

Zoo heeft hij in den loop der jaren heele reeksen artikelen „gewijd" aan Willem van Oranje, en den koning-stadhouder Willem III.

Zulks speciaal om de geschiedbeschouwing van mannen als Chr. de Bonter, die protestantschchristelijk is, te bestrijden.

Als je die artikelen leest krijg je den indruk: Fruin, van Rijsens e.a. weten er toch niet zoo heel veel' van en ze geven van de betrokken personen een scheef beeld.

Ik geloof dat ook ten deele.

De meeste dingen (en menschen) zijn veraf mooier dan dichtbij.

Van de dooden niet dan goed, is een spreekwoord, dat nog steeds veel opgeld doet.

De meesle heldenfiguren zouden ons ook tegengevallen zijn als wij ze gekend hadden^

't Gaat immers bij ons net zoo. Als er een „groote der aarde" sterft, dan komt er een levensbeschrijving, zóó mooi en zóó verheerlijkend, dat je het wel niet wagen zult de medaille een keertje om te draaien. Dat hebben wij nog niet zoo heel lang geleden eens meegemaakt.

Bovendien zit er een heeleboel onwaars in al die historische verhalen. Zoo beweert men, dat de heer van Schaffelaar heelemaal niet van den toren is gesprongen, de heer Albrecht Beilinck nimmer als Jozef te Dothan is behandeld en andere „historische" figuren ganscli en al niet hebben bestaan. Zelfs moet Michiel niet op den toren zijn geklommen.

Ik vind het jammer, dat ze al dat moois omverkegelen, want de jongens hebben er al zooveel jai-en van gesmuld. Ik houd het dan ook maar voor historisch en trek me er geen laars van aan, dat het niet „echt gebeurd" is. Laat de Icinderen maar genieten, hoor, na al die intellects vakken.

Maar C. T. maalite het mie al te gortig. Daar voel je nou zoo de haat tegen het protestantisme inliggen, dat je „geuzenbloed" aan 't koken raakt.

Een Roomsch collega zei al een paar jaar geleden tegen me: Kerel, dacht je, , dat wij het met C. T.'s beschouwingen eens waren?

Gelukldg maar. Want als je alles wil gelooven, wat aan die zijde verteld wordt omtrent de Roomsche martelaren en heiligen, dan moet je toch wel erg „goedgeloovig" zijn.

Er zijn nog meer Roomschen, wien het te bar werd.

Mijn Noordwijksche collega, de heer De Boer, voorzitter van den R. K. Onderwijzersbond — werd het ook te gorüg en vandaar, dat hij in bet Katholiek Schoolblad tegen C. T.'s beschouwingen van leer is getrokken.

De heer De Boer vreest verwijdering in plaats van toenadering tusschen de verschillende gezindten met al de narigheid van die.

Toen nu een inzender in het tijdschrift „Ons eigen blad" het nog eens voor C, T. kwam opnemen, werd het ook mij te machtig en heb ik me als Calvinist mee in het debat gemengd.

Het zal wel niet veel gebeurd zijn, dat een gereformeerde een pennestrijd mag voeren in een specifiek Roomsch blad en laat ik daarom^ mogen beginnen met het uit te spreken, dat ik het eexx moedgevend ding vind, dat frater Rombouts mijn artikelen wilde opnemen.

Bij elk artikel heeft hij een nawoord gesclu-even en nu zou ik voor de derde maal de gastvrijheid in „Ons eigen blad" kunnen vragen, als ik niet zag dat verder debat vruchteloos was.

Want als ik ergens in versterkt ben, is het in de overtuiging, dat er tusschen Rome en ons hier een onoverbrugbare kloof ligt.

Tenminste als Fr. R. het officie e Ie Rome vertegenwoordigt.

Nu slechts zeer weinigen onder ons het Roomsche blad lezen, zij het mij vergund in dit artikel weer te geven, waarover in hoofdzaak onze polemiek liep.

Ik ben begonnen met op te merken, dat ik geen Papenhater ben. Papenhaters vindt je voornamelijk bij menschen die zelf geen omlijnd kerkprinciep bebben en wier beginsel niet neergelegd is in een vaststaande belijdenis.

Zulke menschen haten Rome.'

Diezelfde geest — maar dan avers — meende ik te bemerken in C. T.'s geschiedbeschouwing.

Als voorbeeld noemde ik daarbij zijn artikelen over de Gorkumsche martelaren. Ik schreef:

, jWaarom 'toch dat groot-doen met de martelaren van Gorkum, dat overdreven grootdoen? Toen ik die artikelen las, dacht ik: Als wij, Calvinisten, nu eens begonnen met op dezelfde wijze te spreken over de 18000 menschen, waarop Alva zich heeft beroemd, dat hij ze het leven benomen had, en die ook gestorven zijn voor een zaak, die hun heiUg was, wel, dan was het eind er van weg. Laat het er nu eens 6000 zijn zooals Requesens 'lieweerd heeft, dan is het nog meer dan gruwelijk".

Voorts heb ik het pleit er voor gevoerd in deze .tijden wel over deze dingen te spreken, maar toch vooral ons jong geslacht te leeren^ hoe de groote eenheid der christenbelijders een ondoordringbare phalanx moet vormen tegenover de aanvallen der godlooze communisten en heidensche fascisten.

Wat in de 16de eeuw kon en mocht, volgens destijds geldende begrippen, zal nu niet "meer mogelijk zijn.

Alleen de normen van Gods zedewet blijven zoolang de wereld blijft.

Ik heb er op gewezen, dat er een tijd kan komen dat alle christenen — net als in Rusland en Duitschland vervolgd worden. „En dan hangen de Roomschen niet de Gereformeerden e.o., maar dan zal de haat tegen het geloof, als erkennende de Godsopenbaring in den Bijbel, als Drieëenlieidsbelijdenis, als zoekende de verlossing in Christus' bloed,

ik zeg, dan zal die duivelsche haat als slachtoffers allereerst zoeken de menschen met een principieel gewortelde belijdenis en een gefundeerd kerkbegrip."

DQ hoofdzaak van Fr. Rombouts' antwoord komt hielrop neer:

Hij ontkent, dat uit de geschiedbeschouwing van O. T. haat spreekt.

Fr. Rombouts zegt: „C. T. is geen Calvinistenhateir, doch een zeer irenisch mensch. Voor den Katholiek zijn de martelaren van Gorcum, na zeer diepgaand historisch en theologisch onderzoek en onder de voorlichting des HeiUgen Geestes, gecanoniseerde Heiligen, Een KathoMek staat dus tegenover hen geheel anders dan een Calvinist tegenover de z.g. Protestantsche martelaren (onder de 18000 of 6000 zijn er relatief maar heel weinigen). Wat inzenders oordeel over KathoUeke appreciatie van Heiügen betreft, dit zullen wij als zijnde niet- Kathoüek zwijgend voorbijgaan".

De redacteur zal zich ook niet ergeren als wij in een Protestantsch blad op dezelfde wijze over de Protestantsche martelaren willen spreken. Wanneer ik echter de historie even diep en alzijdig bestudeer als C. T. dit met N. Pieck c.s; heeft gedaan, dan zal ik ontdekkingen doen... Fr. Rombouts rekent ons tot de onmisbare Bondgenooten in den strijd tegen het moderne heidendom, doch in dit bondgenootschap is een Katholiek meer waard, naarmate hij meer prindpiöel is. De R.-K. willen zichzelf zijn. Ook op historisch terrein. En frater Rombouts eindigt aldus:

„Omwille van den vrede met onze andersdenkende iandgenooten verdragen wij, Roomschen in het vrije Nederland, dat men ons een heilig recht als dat der processievrijheid onthoudt en verdragen we nog veel meer: duizendmaal meer dan anderen van ons verdragen. Maar men beruste er tenminste in, dat wij in eigen kring] onze eigen Roomsche traditie hooghouden."

Een volgend maal iets over onze re- en dupliek.

Noordwijk aan Zee.


1) Blaast de trompet, Red.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's