GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Kuyper over de Belijdenis.

VI.

Tot nu toe hebben we uitsluitend beschouwingen van Dr Kuyper weergegeven. Beschouwingen over de belijdenis, het belijdenisgezag enz.

Het is uitteraard óók van belang, en bovendien nog interessanter, om na te gaan hoe Kuyper in de p r a c t ij k, met name in eigen arbeid en studie, dat belijdenisgezag tot zijn recht deed ikomen. En dan natuurlijk in die gevallen, waarin zijn inzichten niet strooken met die van de belijdenisopstellers, of met die van de belijdenis zelf. Juist door het nauwkeurige overwegen van de praclische erkenning van het gezag der belijdenis door Dr Kuyper zelf, worden zijn theoretische beschouwingen in een helder licht geplaatst.

We willen een paar voorbeelden van Kuypers practijk inzake de erkenning van het belijdenisgez£ig in dergelijke gevallen geven. Eén ten aanzien van den Catechismus, en één met betrekking tot de Ned. geloofsbelijdenis.

Het is bekend, dat de Catechismus de leer van de Wet en van het Gebed samenvat onder het ihoofd: Van de dankbaarheid. In al de laatste ZondagsafdeeUngen, van 32 tot 52, worden de aldaar besproken onderwerpen onder dit aspect bekeken.

„Achter" deze wijze van doen door den Catechismus, ligt natuurlijk een bepaalde theologische opvatting van de opstellers van den Catechismus. Ze hebben natuurlijk een bepaalde visie gehad op de bekeering en de heiligmaking en de goede werken zooals die in het leven der kinderen Gods worden gevonden. Zij meenden dat alles te moeten samenvatten onder het begrip der „dankbaarheid", die dan huns inziens 'Gods kinderen aan hun Vader moeten bewijzen. En deze visie ligt niet maar „achter" de Catechismus, neen, ze straalt er duidelijk in door. Boven Zondag 32 staat immers als opschrift van het gansclae laatste deel der Catechismus: „Van de dankbaarheid, die men Gode voor de verlossing schuldig is". En in Zondag 32 zelf vinden we de uitspraken, dat we daarom verlost zijn, „opdat wij ons met ons gansche leven Gode dankbaarheid voor Zijn weldaden bewijzen". In dat begrip der dankbaarheid hebben we dus met een wezenlijk element van den Catechismus te doen. En, nog eens, daarachter ligt een bepaalde theologische overtuiging van de opstellers.

Ursinus begint dan ook de bespreldng van dit deel van den Catechismus in zijn bekende yerklaring (bij ons het best bekend onder den naam van „Schatboek") met een verhandeling over het begrip der „dankbaarheid" (De Gratitudine). Nauwkeurig omschrijft hij wat hij onder dankbaarheid verstaat. We lezen dan het volgende: „In het algemeen is dankbaarheid een deugd, erkennende en belijdende van wie en hoe groote weldaden men ontvangen heeft, en een ijverig streven om den weldoeners wederkeerig betamelijke en mogelijke diensten te bewijzen. Zij omvat waarheid, omdat zij erkent en roemt de ontvangen weldaden — en rechtvaardigheid, omdat zij zich beijvert een gelijkwaardigen dank te vergelden aan hen die weldeden" i). Uitgaande van dit begrip der dankbaarheid omschrijft Ursinus dan verder de christelijke dankbaarheid. Ook daarin vindt hij weer die beide genoemde elementen n. 1. de waarheid en de rechtvaardigheid.

Zooals van zelf spreekt heeft Dr Kuyper, toen hij een verldaring van den Catechismus schrijven ging, van deze beschouwingen van Ursinus kennis genomen. En die kennisname werd een critiek. De zedeleeraren uit de dagen der Reformatie , — ook Ursinus — begingen z.i. een ernstige fout. Welke die fout was beschrijft Kuyper aldus:

Ze vonden bij hun optreden een zeer uitgewerkte heidensche zedeleer van Aristoteles gereed liggen, waarin uit vormelijk oogpunt veel schoons en waars lag, en waarmee nóg winste is te doen. Maar ze begingen, juist door dat gedeeltelijk schoone en ware verleid, de hoogst bedenkelijke fout, om ook de opvatting van ons zedelijk leven, en de juiste begrippen van de onderscheidene deugden, uit deze heidensche wijsgeeren te putten, in plaats van uit de Heilige Schrift. Prof. Danaeus, die destijds het eerste onder de Gereformeerden de zedekunde ter hand nam, en er een kostelijk handboek over schreef, heeft zich hiervan evenmin vrij gehouden. En wie Ursinus' Schatboek over den Catechismus opslaat, ziet terstond, dat ook de opstellers van den Catechismus op dit punt verre van zuiver liepen. Ook Ursinus toch omschrijft zijn begrip van Dankbaarheid geheel op heidensch-wijsgeerige wijze, en wendt een poging aan, om het stuk der Dankbaarheid ook in de Calvinistische prediking op deze leest te schoeien.

Hij zegt toch, dat Dankbaarheid uit twee bestanddeelen bestaat; t.w. waarheid en rechtvaardigheid, en bedoelt hiermede, dat er allereerst waarheid moet zijn in de erkenning van de genoten weldaad, en ten andere rechtvaardigheid, doordien het onze toeleg moet zijn, om de waardij te vergelden. En nu gevoelt ieder godvruchtig lezer terstond, in welk opzicht dit niet gaat. Waarheid in het binnenste vraagt God zeer zeker in onze dankzegging; maar van een met gelijke waardij vergelden van zijn goedertierenheden kan geen de minste sprake zijn 2),

Uitvoerig beschrijft Dr Kuyper dan welke de fout is van deze beschouwing. Reeds tevoren Jiad hij op allerlei misverstanden gewezen, die het werken met het begrip „dankbaarheid" bijna onvermijdelijk met zidi moest meebrengen. Toch wil Dr Kuyper het denkbeeld van dankbaarheid niet los laten bij de bespreking van Wet ^n Gebed. Hij wil het handhaven, doch onder een zeer nauwkeurige beneficie van inventaris. Men leze:

Ook al is het dus raadzaam het denkbeeld van dankbaarheid niet te laten varen, zoo dient toch van meet af gewaakt, dat uit dit denkbeeld het heidensche en menschelijke begrip verwijderd worde, en het op worde gevat in dien eenigen zin, waarin het voor de Heilige Schrift bestaan kan, en op ons, als kinderen Gods, in onze betrekking tot onzen Vader in de hemelen toepasselijk is.

Geheel er uit verwijderd moet dus, wat Ursinus formeel nog wil vasthouden, t.w. het begrip van rechtvaardigheid of gelijkheid. Nooit of nimmer kan noch mag er sprake van zijn, dat wij er ook maar naar staan of streven zouden, om onzerzijds Gode iets toe te brengen, dat in waardij op zou wegen tegen hetgeen wij van Hem ontvingen. Ja meer nog. Zelfs het denkbeeld, alsof wij, uit onszelven Gode iets zouden toebrengen, wat we niet eerst, om het Hem te geven, van Hem ontvangen moesten, is tegen-Schriftuurlijk, alle godsvrucht vemietig(en)d, en ongerijmd 2).

Overduidelijk is dus dat Kuyper zich' hier los maakt van een beschouwing van een opsteller van den Catechismus, een beschouwing, die zeer duidelijk ook „achter" den Catechismus zelf ligt.

248 En liij doet clit op grond van liet feit, dat hij Il e i d e n s c h e w ij s b e g e e r t e speurt in die beschouwing. Hetgeen i m m e r een deugd is — zoowel liet speuren naar, als het verwerpen van dat heidendom. Waarom ook Kuyper's echte leerUngen ook in dit opziclit de voetsporen van hun meester drukljen.

1) Est autem gratitudo in genere, virtus, agnoscens & profitens, a quo & quanta beneficia acceperis, & studium praestandi benefactoribus mutua officia, honesta & possibilia. Clomplectitur yeritatem: quia agnoscit, & praedicat beneficia accepta: justitiam: quia studet referre gratiam aequalem benemeritis. {Corpus Doctrinae Christianas; Ed. Hanoviae. MDCLI; p. 493.)

2) E Voto Dordraceno, III, p. 350/1.

3) Idem, p. 352/3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1940

De Reformatie | 8 Pagina's