GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOORTZETTING OF NIEUW BEGIN?

Het heeft tamelijk lang geduurd, eer het protestantsch-christelijk volksdeel een eigen Uterair-critisch tijdschrift bezat. In de 19e eeuw scheen het een overbodige luxe, immers de leidinggevende liberale tijdschriften waren nogal „gematigd" in hun critiek op protestantsche poëzie. De dominée's-dichters uit de '40er jaren genoten wel zooveel waardeering bij het volk, dat een enkele felle critiek, als van Busken Huet, hun geen kwaad deed, althans hen niet noopte het harnas aan te schieten ten verweer.

Zelfs toen in 1880 de revolutie-in-de-kunst standbeelden van hun voetstuk wierp en gevestigde reputaties vernietigde, meenden mannen als Beets met fijne puntdichtjes dit onverantwoordelijk kwajongenswerk te kvumen kapittelen. De hartstochtelijke poging tot taalvemieuwing der fanatieke jongeren werd aanvankehjk glimlachend als taalknoeierij bespot, doch de diepere achtergrond, de theorieën der moderne philosophic, die een transcendentèn God loochenden en slechts een immanente Gods-idee erkenden als oer functie van den menscheUjken geest van den kunstenaar, werden nauwelijks opgemerkt, laat staan, bestreden.

Pas in 1896, toen de nieeste principes der jongeren als axioma's der kunst vrijwel algemeen waren aanvaard, kwamen Hoogenbirk c.s. in Ons Tijdschrift in het geweer. Zij smeedden echter geen nieuwe wapenen voor den principieelen strijd, doch ontleenden deze uit het tuighuis van Beets, ten Kate en andere dichters der oudere generatie.

Langzamerhand kwam er verandering en verdieping, toen mannen als De, Moor, Gossaert en Q. A.de Ridder te vel(fe trokken tégen de revolutionairen, die inmiddels 13 een meer humanistische houding gingen aannemen. Zij bepleitten een vernieuwde, eigen, christelijke literatuur, erkenden dankbaar het goede in de taalbehandeling der '80ers, terwijl zij zich principieel bleven kanten tegen hun leer. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak, hield Ons Tijdschrift op te verschijnen. Belangstelling in breede kringen van het protestantsche volksdeel heeft het te weinig kunnen wekken, maar het heeft, vooral in de laatste jaren van zijn bestaan, steeds meer getracht het christehjk publiek bewust te maken van zijn cultuurtaak.

Reeds had een ander tijdschrift deze taak ten deele overgenomen, n.l. Stemmen des tijds, dat van 1912 af, als tijdschrift voor christendom en cultuur verscheen. Dit was meer betoogend en critisch, dan plaats biedend aan jonge literatoren van christelijk beginsel. Dezen, meest üd van het Christelijk Letterkundig Verbond, plaatsten liever hun werk in Opgang, dat in 1916 naast het ouderwetscher Bloesem en Vrucht verscheen en het orgaan werd van den Bond van Chr. Letterkundige Kringen. In 1923 ging de redactie over naar het toen opgerichte Opwaartsehe Wegen, waarnaast Opgang onder een nieuwe redactie, met ongeveer gelijke strekking, bleef voortbestaan, tot de beide bladen in 1926 samensmolten.

Reeds in 1923 had v. d. Leek gewezen op het groote manco in de christehjke kunst en auteurs en publiek gewezen op hun groote verantwoordehjkheid. Door het pogen elk zuchtje van christelijke vernieuwingsgeest op te vangen, werd de positieve basis van het blad op den duur zoo verbreed, dat èn binnen het tijdschrift zelf, èn bij het publiek de vraag rees, of Opwaartsehe Wegen niet zijn doel uit het oog verloren had en het epitheton „christelijk" nog wel zin had voor vele medewerkers. Het streven naar principieele critiek op de aangeboden sttikken, leidde al spoedig tot een botsing in redactiekring en tot uittreden van een deel der redacteurs, die nu in 1936 een eigen maandblad uitgaven onder den naam: De Werkplaats.

Het nieuwe blad had zoo mogehjk een nog ruimer grondslag en beoogde samenwerking van menschen met zeer verschillende opvattingen en godsdienstige tint. Ondanks, of misschien ook dank zij die „milde" verdraagzaamheid, beleefde het royaal uitgegeven tijdschrift maar twee jaargangen.

Zoo bleef dan alleen Opwaartsehe Wegen over, dat mede door zijn weinig principieele belijning, geringen invloed uitoefende. Het publiek kon voor critiek en boekbeoordeeUng te kust en te keur gaan bij dag- en weekbladen, die soms uitgebreide literaire bijbladen of althans rubrieken aanboden. De christelijke bibliotheken leverden zulk een stroom van romans, novellen en gedichten, dat elk jong auteur zeker kon zijn van een beihoorlijke oplage en goedkoop succes kon oogsten. De uitgevers hadden de cultuur taak der tijdschriften in handen genomen, niet altijd ten voordeele van het peil der christelijke literatuur.

De tweede wereldoorlog maakte weldra een einde aan alles: tijdschriften en boeken verdwenen en maakten plaats voor de nazi-propaganda voor een „volksehe" literatuur. De ex-redacteur van Opwaartsehe Wegen en De Werkplaats, dr v. Ham kreeg een leidende functie, anderen, als zijn ex-mederedacteur Roel Houwink durfden zich niet afzijdig te houden van dit anti-christelijk en onnationaal eenheidsstreven.

Het zou te ver voeren, hier maar zelfs in het kort na te gaan, de illegale werkzaamheid van onze, ook de christelijke literatoren. Hun gedichten — want proza van groote omvang kon in 't geheel niet gedrukt worden — vonden weerklank in het hart van het volk. De dichters putten, weer uit de bronnen van ons nationaa, l volksbestaan, zij herkenden den geest uit den afgrond, hun verzet werd principieel, zij ervoeren de waarde van het christendom. Hun vers won aan diepte: volk en kunstenaar ontmoetten en begrepen elkaar. Of er veel poëzie van blijvende waarde geboren is onder den druk der actueele gebeurtenissen, zal de tijd moeten leeren. Maar het leek of er een verbinding had plaats gevonden, een concentratiekam.p-geest van onderlinge saamhoorigheid en waardeering, een openstaan voor anderer, ook christelijke levens- en wereldbeschouwing, die wijde perspectieven opende. De antithese leer leek doorbroken, daar christenen en humanisten zouden samenwerken, ook aan den cultureelen opbouw van ons volksleven. Geen „zondig sectarisme" zou met benepen huisb-akkenheid het gesprek tusschen christen en humanist kunnen verstoren; van het zelfde forum zouden beiden hun overtuiging kunnen iiitdragen tot het gansche volk. Geen christehjke partij of organisatie op sociaal- en kunstterrein zou reden van bestaan meer hebben.

Wij zitten nog midden in de ontgoocheling, die het eerste na-oorlogsjaar ons bracht. Zij die meenden hun stem te kunnen laten hooren, met behoud van eigen accent, zagen zich overal teleurgesteld. Velen dreven in den breeden stroom een richting uit, die ze vei> moedehjk niet vsrilden. Zij kunnen hun koers niet meer veranderen.

Anderen, die hebben afgewacht, weten nu dat langer zich afzijdig houden ondoenlijk is. Dit laatste is het geval met verscheidene protestantsch-christelijke auteurs.

Na den oorlog voelden velen niet meer voor den Christelijken Auteurskring, zij wilden zelfs niet meedoen het „contact" te bewaren, tusschen de oude leden van den kring. Zij deden mee aan de „groote" tijd-

schriften en veroordeelden de eventueele uitgave van een christelijk blad.

De overigen uit den kring hielden geregeld, zooveel mogelijk mondeling contact met elkaar, hoorden eikaars plannen en lazen uit eigen werk. Ook de mogelijkheid van een eigen orgaan werd bekeken.

En nu is da, ar „Ontmoeting", Letterkimdig en algemeen-cultiireel maandblad, dat eigenlijk pas 1 October zijn loop zal beginnen. Behalve critieken, wil het proeven geven van hedendaagsehe Nederlandsche poëzie en proza, maar ook' zullen muziek, schilderkunst, architectuur en aJgemeene cultureele vraagstukken er een plaats kunnen vinden.

Het belooft dus als het ware te brengen, wat vroeger Stemmen des Tijds en Opwaartsche Wegen bedoelden te geven. Deze beide bladen werden het praedicaat „christelijk", het nieuwe zegt onafhankelijk te zijn van eenige kerk, partij of groep, en alleen betrekkingen te onderhouden met het „contact" der protestantsch-christehjke auteurs. Wil de redactie hiermee zeggen, dat zij een anderen koers wil varen, dan Opw. Wegen, dat meermalen aan het woord „christelijk" een beteekenis gaf, die het orthodoxe volksdeel niet verstond? Maar waarom dan bewust het woord te mijden, als zij verklaart, dat zij niet van plan is te „zweven"? De principieele basis van de nieuwe periodiek is nauwer dan die van Opw. Wegen, de mogeüjkheid eener christehjk-Reformatorische cultuur wordt openUjk erkend en als bezielend ervaren.

De redactie zegt zich gebonden te gevoelen aan het Nederlandsche volk, aj wil zooveel mogelijk in verstaanbare taal spreken, omdat kunst zoo helder mogelijk moet zijn. Hiermee zal zij, naar wij van harte hopen, het christelijk volksdeel aan zich weten te binden. Er is weer behoefte gekomen aan kunst in onze kringen. Te lang bleven velen afzijdig staan — dat was schuld aan hun kant.

Maar de nieuwe opleving heeft steun noodig. Er zal klare taal gesproken moeten worden. Niet alleen het jargon der „hoog-literaire" tijdschriften dient vermeden, maar veel meer .nog de slappe geest die het begrip „christeUjk" zoo breed wist te rekken, dat het woord smakeloos werd in onzen mond. Dat was de schuld van de redacties der laatste christehjk-literaire organen.

Wil bij de ontmoeting ook het christelijk volksdeel aanwezig zijn, wil het blad niet de lijdensweg der vorige literaire periodieken voortzetten, dan zal de vox populi die het wenscht te gebruiken, ook de vox dei moeten zijn. Laten we met vertrouwen het blad begroeten en met vreugde. Al is de omslag leeüjk en de inhoud nog niet geheel zooals fijnproevers die verlangen, er kan en zal wat goeds — als het niet grootsch is — worden verricht, als men met Eijnsdorp kwaliteit eischt, ook voor christelijke kunst. Moge er een nieuw begin gemaakt zijn met de verschijning van dit blad, voor het cultureele leven onzer kringen. Dat het tot steun zij, en gesteund worde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's