GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

Bekijk het origineel

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

We zouden eenige concretiseering geven aan onze klacht, dat misschien wel het duidelijkst symptoom, dat de leiding der A.R. Partij niet west, wat er in de principieele worsteling van leden der Partij zelf al jaren lang te koop is, of anders zich principieel van ons afwendt, hierin gelegen is, dat zij een man als den jongeren hoogleeraar Diepenhorst op ons afstuurt met een handleiding voor A.R. Studieclubs.

Let wel: ik spreek hier over de leiding der Partij. Versta ik haar wel, dan wil zij zooveel mogelijk de breuk, die de kerkleiders hebben geslagen, verhinderen door te werken in de politiek. Bij elkaar blijven. Elkaar geen roode lappen voor de oogen houden. Zachtjes aan. Laat die kerk wat excessief en exclusief tobben, misschien wel een beetje m.odderen, of zelfs ook wel eens wat doorslaan, maar: houd de zaak bijeen. Ben ik onbillijk, als ik deze mentaliteit haar toedicht? Ik vrees van neen.

Ze zal dan ook bijvoorbeeld niet aan óns een handleiding voor studieclubs te schrijven opdragen. Stel, dat we het zouden kunnen. Maar ik heem aan, dat ze ook niet iemand daartoe opdracht geven zal, van wien zij bij voorbaat weet, dat hij ons afstoot. Door zijn leer, wel te verstaan.

Juist dit feit voor oogen houdende, achten wij het een tseken van het niet-verstaan der concrete principieele situatie, als zij zoo maar weer om. een handleiding voor jongeren aanklopt bij de V.U., en dan juist een hoogleeraar vindt, van wien befeend is, dat hij niet met de Wijsbegeerte der Wetsidee meegaat, maar tot „de andere groep" behoort. De andere groep maakt zich wijs, dat zij gematigd is. Alsof , , gematigd-zijn" ware: Kuyper eeren.

Men versta ons wel: wij hebben tegen de Wijsbegeerte der Wetsidee óók onze bezwaren. We hebben dat, ook vóór het schisma, herhaaldelijk gezegd, en het op bepaalde punten ook concreet doen worden. Al hebben we haar herauten ook verdedigd tegen de onwaardige en ondoordachte aanvallen van dr H. H. Kuyper en dr Hepp, dat neemt ons bezwaar niet weg. Maar daarmee ontkennen we geenszins, dat in bepaalde vragen, en dan wel van principieele fundeering, we deze Wijsbegeerte dichter bij Kuyper zien staan, dan b.v. den hoogleeraar mr I. A. Diepenhorst. We vinden juist heel veel van onze concrete bezwaren tegen die Wijsbegeerte der Wetsidee (der hoogleeraren Dooyeweerd-VoUenhoven) terug in onze critiek op Kuyper's eigen gedachtenschat.

Maar goed, die Wijsbegeerte der Wetsidee wordt aan de V.U. vrijwel genegeerd. Vergaderingen kan men bijwonen, waar over haar problemen gehandeld wordt, doch haar probleemstelling niet eens genoemd wordt.

Is dat negeeren wijs? We gelooven het niet.

Maar is het waar, dat men aan „e e n z. ij d i g - h e i d" ontkomen is, als men nu aan de partij, die haar negeert, het woord geeft, in de meening, dat men daarmee de gematigde groep laat spreken? En het juiste midden houdt?

Ons antwoord is ontkennend. Want de groep, die VoUenhoven-Dooyeweerd negeert, zooals ze 't ons te doen placht (in de argumentatie), is zelf allerminst gematigd. Ze is bezield van een geest, waarin wij een koppig verzet tegen een principieele binding beluisteren, - welke den wetensohappelijken arbeid te-zeer belast, en de samenwerking met anderen in al te enge boeien slaat.

Over heel de linie is dit tegenwoordig zoo. De menschen denken vaak, dat, toen men ons met behulp van kerkelijke manipulaties wegwerkte, het daarbij alleen ging om een kerkeüjke leerformule der onderstelde wedergeboorte en om een beetje „gepeuter" inzake de Kerkorde. Maar ze weten niet, dat het ging over heel onzen reformatorischen arbeid, al is van de vijandscihap daartegen geen woord te vinden in de officiëele stukken. Nauwelijks waren we uitgeworpen, of in den almanak van de Kamper synodocratische studenten verdween uit de lijst der te raadplegen boekeu elk studieboek van Greijdanus en Schilder. Van wat Schilder inzake de gemeene-gratie zei, ook in zijn laatste Oudestraat-rectorale-rede, is nooit een woord weerlegd; maar nauwelijks was hij weggewerkt, of de jonge Diepenhorst moest van hetzelfde spreekgestoelte, als waarvan d i e rectorale oratie was uitgesproken tot de „gezuiverde" (!) Oudestraatgemeenschap komen spreken over „de gemeene gratie". Kuyper is gered. Men ziet niet, dat en passant de Dordtsche Leerregels — zie hieronder — onder de tafel gewerkt zijn meteen. Kuyper is gered, dezelfde Kuyper, over wien Ridderbos Sr artikelen schreef, blijkbaar tegen zijn collega Schilder in, in het Geref. Theol. Tijdschrift, artikelen, die den Heraut-redacteur dr H. H. Kuyper lieten danken, dat hier nu eens medicijn werd gereikt tegen de „kleinzielige" critiek op Abraham Kuyper; hoewel de critiek niet anders deed, dan een vervolg geven op openbare gesprekken die tevoren, om ende bij 1905, in het openbaar gehouden waren terzake van de Encyclopaedie van Kuyper, en waarop Kuyper nooit geantwoord had, tenzij dan met een hooghartig: u is nominalist, we kunnen dus niet praten. Precies zoo gaat het met de pluriformiteit der kerk: nauwelijks is het tweetal Greijdanus-Schilder, dat tegen Kuyper's pluriformiteitsconstructie bezwaren inbraeht, weggewerkt, of het regent weer lustig pluriformiteitsartikelen, zonder dat van de contra-argumenten iets meer gezegd wordt dan dat ze „fanatiek" zijn, och arme. Heel de geest is in de kringen, die we hier op 't oog hebben: zoo haastig mogelijk alles weg-werken wat die twee razende Rolanden Greijdanus-Schilder hebben geleerd. De term razende Roland is ontleend aan correspondentie van een hoogleeraar inzake het nationaal-socialisme.

Welnu, laat ons de razende Rolands van Dordrecht eens confronteeren met den jongeren Diepenhorst. Hij schrijft (Hist.-Cr. Bijdr. tot de leer v. e. Chr. Staat, 625):

„Daar nu de Heere besloot het leven op aarde te sparen en Hij algeheelen ondergang wensohte te verhoeden, zoo bewaarde datgene, wat Hij daartoe schonk door de eeuwen heen, , het algemeen menschelijk karakter, was het ook voor feitelijk e n en zelfs voor leerstelligen Uitbouw zonder b ij zondere nieuwe openbaring vatbaar. Men kon aldus een bevredigende staatsinrichting, alsmede een niet o n - verdienstelijke rechtsbeschouwing ontwerpen, welke met God en zijn ordinantiën niet rekent verder, dan dat zij Hem uit een algemeene openbaring kent, terwijl zij wellicht onbewust een vleugje herinnering aan bijzondere, indertijd tot alle menschen uitgegane openbaring behouden heeft. Van een natuurrecht mag derhalve in zooverre sprake zijn, als de gaven Gods aan de geheele menschheid zekere rechtsbekwaamiheid sohenken, waar tegenover staat, dat alleen bij r ij k e r licht, geschonken in het Woord, mogelijk is de gerechtigheid in haar ware beteekenis te vatten. Een natuurrtscht bij wijze van hoogsten maatstaf, een volkomen recht geüjk de Romeinen dit kenden; een natuurrecht als weliswaar niet het hoogste maar toch onberispelijk recht, gelijk de roomsch-katholieken dit ontwikkelden; een natuurrecht als geheel van God losstaand, zelfstandig rederecht, gehjk geleerden in latere eeuwen het ontvouwden — al deze opvattingen zijn onhoudbaar. Er blijft slechts over een a 1 - gemeen, hier zuiverder, ginds troebeler rechtsbewustzijn, kennis van het leven in zijn algemeene, door God geschonken vormen en van de juridische aankleeding der laatste, vaardigheid zelfs om weidsche stelsels te ontwikkelen, maar onvermogen om ten aanzien van de groote vragen genoegzame opheldering te verschaffen".

Prof. Veenhof heeft precies ditzelfde citaat voorgelezen in de bijeenkomst, onlangs, ts Utrecht. Het is sprekend genoeg. En wat Diepenhorst's jongste Handleiding betreft, ook daarvan geven we eenige sprokkelingen. We lezen daar nog al veel over het „algemeen-menschielijk e". Bijvoorbeeld:

Aan den eenen kant ging Kuyper telkens uit van hetgeen hij naar luid van den Bijbel volstrekt bindend achtte, om aan den anderen kant(!) telkenmale het algemeen menschelijke van recht en staat in het licht te stellen (12, vgl. andere plaatsen).

Het algemeen-menschehjke. Niet opgevat in den zin van het bloot-natuurlijke, kreatuurUjke, doch uitgedijd tot constructies, ook van principiëelen bouw, in „recht" (!) en „staat". Natuur-recht; je kunt er zóó maar dé U.N.OV mee binnenstappen, verwelkomd ook.

Nu de antithese:

Eenerzijds leerde hij daarom in scherpen vorm de antithese, Aan den anderen kant wenschte hij echter uit den politieken strijd zooveel mogelijk c o n f e s-sioneele, de linkerzijde in opstand brengende elementen (!) te VERWIJDEREN.

Dan de„toepasselijkheid"(!) van Genesis 6:9 (de plicht voor de overheid). We lezen:

Over de bepaling van den onmiddellijken zin der woorden beslist de exegese, over de al dan niet toepasselijkheid in het huidige leven dient MEDE de rechts-WETENSCHAP te worden geraadpleegd.

Ik dacht, dat het geloof hier alleen de Schrift zelf liet beslissen. Gelijk ze verstaan is door de confessie, b.v. van de Dordtsche Leerregels.

Vervolgens over wat Schriftuurlijk is. Hepp heeft zijn beruchte Credo-artikelen in den bezettingstijd — een man, die tegenwoordig te velde trekt tegen ons, noemde die artikelen eens verraad — opgebouwd met de leer van een scherpe onderscheiding tusschen , , o o r s p r o n k e 1 ij k e" en „a f g e - 1 e i d e beginselen", om zoo te komen tot de theorie dat b.v. de strijd van „De Reformatie" tegen de duitsche totalitaire gehjkschakeling overdreven was, en dat , , zvwjgen" vaak de hoogste kracht was in bezettingstijd. Diepenhorst zegt thans ongeveer hetzelfde, maar dan afgezien van die duitschers (alsof daarmee verhinderd is, dat men een volgenden keer toch weer redeneert a la Hepp):

Vele bezwaren (!) zijn voorts te ondervangen (!) door (!) het maken van een onderscheid tusschen wat schriftuurlijk is IN ENGER EN IN RUIMER ZIN, of door het spreken over oorspronkelijke en afgeleide beginselen De Schrift biedt soms wel, soms geen grondbeginselen, maar alleen een nadere uitwerking. Maar wie zich in het laatste geval zet tot deze nadere uitwerking, is niet geheel vrij in zijn doen...... Het is dus noodig te komen tot een toepassing der grondwaarheden aan de behoeften (!) van den dag Men loochene evenmin de aanwezigheid van STRAK­ KER OF LOSSER banden (vgl. de farizeeuwsche onderscheiding van lichtere en zwaardere zonde, of het synodocratische geredeneer over een groot en een klein „tenzij" in de K.O., artikel 31, Ridderbos Sr., K. S.).

De antithese behoeft zich niet overal te openbaren. Bepaalde levensgebieden (!) kunnen een tijdlang (!) behooren tot de dusgeheeten NEUTRALE ZONE Er zijn breede strooken (!), waar het beginsel zich niet aanstonds gelden laat

En nu de klap op den vuurpijl:

Ook behoort scherp te worden onderscheiden tusschen het kerkelijke en het staatkundige leven, temeer daar in de kerk, die heilsinstituut is (daar gaat een hoogleeraar van de V.U. overstag, en definieert de kerk zooals Luther het deed tegenover Calvijn, K. S.), iets geheel nieuws leeft dat door Christus' verzoeningswerk tot stand gebracht werd, terwijl men in den staat NIET MET EEN UIT CHRISTUS GEBOREN LEVENSVER­ BAND van doen heeft.

Dit laatste gelooven we ook. Maar dat we daarin met den schrijver tooh niet overeenstemmen, is duidelijk. Dat de staat niet opkomt iiit Christus, noch uit „de gemeene gratie", gelooven ook wij. Hetzelfde geldt van het gezin, de maatschappij. Maar of de staat door Christus moet geregeerd worden (zoover het aan ons staat), dat is weer een andere vraag. En te dien aanzien zijn volgende uitspraken de moeite van het onthouden waard:

........(er) moet gewaarschuwd worden tegen overspanning van „het geestelijke" (wat is dat? K. S.).

Welk een vacuum zich onder dit schijnbaar nuchtere woord laat toedekken en — verbergen, leert de volgende uitspraak, die Hitler praohtig en NiemöUer evenals onze doodgemartelden van Dachau verraad zouden noemen:

„Zij (de kerk) haalt haar autoriteit neer, zij verzuimt haar eigenlijke taak, de prediking van het Evangelie en de oefening van de gemeenschap der heiligen, wanneer zij INGAAT OP DE KWESTIES VAN DEN DAG".

Dat schrijft me daar een hoogleeraar der V.U., nauwelijks een paar jaar na de bezetting. We kunnen den Heer J. Schouten met deze handleiding niet feliciteeren. We zijn ook bang voor het applaus, dat dr Dijk uitlokt, als hij op zijn bondsdag maar even den naam Jan Schouten noemt, terwijl hij straks met Diepenhorst achter Jan Schouten aantrekt, om Kuyper's levenswerk met zulke zinnetjes te ondergraven, tot in de Kerk toe (de Kamper aula).

En wat een redeneertng wordt gevolgd om dit fraais te „bewijzen". De kerk kan, aldus mr Diepenhorst, het Indonesische vraagstuk niet „o p 1 o s s e n". Heeft soms de A.R. partij het wel gekund? Maar het „oplossen" van een vraagstuk is toch wat anders dan hetr weer zuiver stellen ervan ? Artikel 36 sprak andere taal, tegen revolutionairen, die politiek de orde onderstboven keerden. Had dat artikel de geesten beheerseht, inzake Indië zou anders zijn gesproken. Maar de kerkelijke figuren (bij de synodocraten, de zendingsmenschen) die redeneerden a la Diepenhorst (en ook op den Bondsdag der synodocratischei meisjes vaii 1946), leven hier niet uit de belijdenis. Diepenhorst wil het „gezag" der kerk even veilig stellen: ze boet haar „gezag" in, als zij politieke be-

ginselen spreekt. We vragen: welk gezag? Het hare niet, het geestelijke. Dat geeft zij prijs, als zij naar dezen adviseur luistert, zich verre houdende van de dingen-van-den-dag.

Wij noemden artikel 36; wij willen ook de Dordtsche Leerregels doen spreken. Want deze hebben reeds lang geleden den droom, verstoord, waarmee deze schrijver den geest onzer jongeren weer komt infecteeren, als hij schrijft:

„De erkenning over en weer (!) van de waarde van den godsdienst haalt weinig uit, het geloof in één God, dat ook onder niet-kerkelijken en zelfs onder heidenen zou worden gevonden, is daarentegen een overeenstemming (!) in overtuiging (!), welke niet alleen leiden kan tot een zekere verdraagzaamheid, maar die tevens de algemeen menschelijke (!) rechtsbesef f en verankert (!) in het bestaan van een levend Albestuurder".

En, al vlecht de schrijver herihaalde adhaesiebetuigingen aan de antithese-gedachte in zijn betoog in, toch komt, nog wel in de „practische saamvatting" van zijn betoog, als conclusie dit voor den dag:

„Integendeel, behoort men alsdan (wanneer? K. S.) niet naar denkbeeldige scheidslijnen (tusschen rechts en links, K. S.) te zoeken (dat mag nooit, K. S.) DOCH (wat een tegenstelling, K. S.) zich op een g e-meenschappelijke grondslag (tusschen rechts en links dus, K. S.) te plaatsen".

Die „gemeenschappelijke grondslag" IS er dus, als pimtje bij paaltje komt. Wij zien nu wat al die sympathiebetuigingen met de antithese-gedachte waard zijn geweest.

En omdat we geen ruimte meer hebben, willen we volgende week eens nagaan waarom dit alles lijdt aan een de facto negeeren van de gereformeerde belijdenis. Ieder voelt: Ihet wordt hier meenens.

K. S.

CORRECTIES.

In ons vorig nummer, bl. 253, kolom 1, regel 10 v.o. staat: en eigenlijke. Lees: het eigenlijke.

Zelfde bl., kolom 2, regel 10 v.o. staat: „een ander schrijver". Lees: een of ander schrijver.

K. S.

DE JONGSTE SCHORSING.

Ziehier de gronden voor de jongste schorsing:

„De classis Bolsward, in vergadering 'bijeen op Woensdag 23 April 1947, gehoord hebbend de mondelinge verklaring van ds C. v. d. Waal te Pingjum, dat hij niet kan instemmen met, noch zich conformeeren aan de leerstellige uitspraken en de kerkrechteUjke beslissingen van de synode, overwegende, dat hij daarmede zijn belofte, afgelegd bij het onderteekeningsformuUer, n.l.: dat hij zich zou onderwerpen aan Jiet oordeel der meerdere vergaderingen, verbroken heeft; besluit ds van der Waal voor den tijd van drie maanden te schorsen in zijn ambt als dienaar des Woords, opdat hij zich alsnog bezinne en zich onderwerpe aan het oordeel der classis. En voorts: hiervan mededeeling te doen aan ds van der Waal, aan den kerkeraad der Gsref. kerk te Pingjum-Zurich en aan al de classes der Garef. Kerken in Nederland.

De classis spreekt den hartelijken wensch uit en bidt, dat de Koning der Kerk het daarheen moge leiden, dat ds van der Waal terugkeert van de dwaling zijns wegs.

Op last der classis.

Het Moderamen:

Drs A. M. VAN DER ZANDE, Praeses.

Ds J. P. ROZENDAL, Scriba.

Ds J. A. ALBERTS, Assessor".

Het is maar verbeelding, zegt dr Dijk's Jongelingsblad, dat er „hiërarchie" is. Maar wat is ze dan wel ? Beteekent het onderteekeningsformulier dat men alles, wat de kerk ooit zal vastleggen, zal aanvaarden? Dan hebben Kuyper, De Cock, Luther zich gruwelijk bezondigd. Hier schorst men, zonder te durven zeggen: hier is strijd met Gods Woord. Men constateert alleen verbreking van een (denkbeeldige) belofte.

K. S.

ONS ADVIES INZAKE DE VOLKSTELLING.

Zooals verleden week reeds opgemerkt werd, gevoelen de deputaten voor correspondentie met de hooge overheid, dat er, strikt genomen, bezwaren zijn tegen de manier, waarop onze kerken staan aangeduid op de formulieren voor de volkstelling. Ze zijn heel gewoon De Gereformeerde Kerken in Nederland, want ze hielden zich heel gewoon aan de bestaande confessie en kerkenordening, waarvan eerst een synode, en later een deel der kerkeraden, afgeweken zijn. Maar het Bureau, dat de volkstelling voorbereidt, heeft haar een naam gegeven, dien ze niet dragen. De toevoeging „onderhoudende art. 31 K.O." is, zooals officieel aan de regeering meegedeeld is, alleen maar een postale aanduiding. In de invulformulieren voor de a.s. volkstelling op 31 Mei a.s. wordt des ondanks door het Centraal Bureau van Statistiek de navolgende onderscheiding gemaakt:

Gereformeerde Kerken in Nederland (Ger. K.)

Gereformeerde Kerken (onderhoudende art. 31 K.O.) (Ger. K. (art. 31)).

Met de laatste kerkelijke groepeering worden kennelijk onze Kerken bedoeld.

Gemelde onderscheiding werd geheel buiten voorkennis en overleg met Deputaten gemaakt.

Daar het practisch ondoenlijk was alsnog wijziging in de gemaakte onderscheiding te maken, hebben Deputaten zich tot de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie, alsmede tot het Centraal Bureau voor Statistiek gewend, o.m. met de volgende mededeeling:

a. dat onze Kerken, zooals reeds eerder aan de Hooge Overheid bekend gemaakt, pretendeeren te zijn „De Gereformeerde Kerken in' Nederland"; »

b. dat onze Kerken niet wenschen mede te werken door deze volkstelling een precedent te scheppen, waardoor zij een officiëele naams-toevoeging of wijziging zouden verkrijgen;

c.dat zij aan de Kerken zouden adviseeren, haar leden te verzoeken bij 't invullen ihunner kerkelijke gezindheid te vermelden Ger. K. (art. 31), doch zulks uitsluitend om het werk van het Centraal Bureau voor de Statistiek technisch te doen slagen en in de wetenschap, dat een wijziging practisch niet meer uitvoerbaar is;

d. dat onze Kerken door deze onderscheiding niets wenschen geprejudiciëerd te zien ten aanzien van den officiëelen naam onzer Kerken, doch deze beschouwen als een uitsluitend voor het doel der volkstelling gemaakte eenmalige administratieve onderscheiding.

Deputaten verzoeken, dat de kerkeraden aan de gemeenten bij herhaling afkondiging doen van het bovenstaande, althans van het advies voor de invulling (Ger. K. (art. 31) ).

Er zou in zichzelf veel voor te zeggen zijn, indien het wèl doenlijk was, eenvoudig in te vullen: Geref. Kerken. Maar nu we door het Centraal Bureau voor een voldongen feit gesteld zijn, zou het eenige gevolg zijn: verwarring. Een verwarring, die — naar ons bleek — allerlei andere onaangename en schadelijke gevolgen zou meebrengen ook voor de plaatselijke kerken zelf.

Nu mag men niet om de gevolgen iets doen, dat men eigenlijk verkeerd vindt.

Maar door te schrijven aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandsche Zaken, en ook aan het Centraal Bureau, hebben deputaten er voor gezorgd, dat de schijn van prijsgeving van ons standpunt is weggenomen.

De weg staat dus wat dat betreft open.

En daarom mogen wij thans aan de kerkeraden vragen: wilt bij. herhaling onze kerkleden van den kansel op een en ander wijzen, opdat de onaangename gevolgen uitblijven. De invulling moet niet worden overgelaten aan de ambtenaren doch door onze kerkleden zelf geschieden.

K. S.

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL.

ENKELE OPMERKINGEN OVER DE JAARLIJKSCHE CONTRIBUTIES.

In 1946 heeft de „Stichting voor de Financiëele Verzorging van de Opleiding tot den Dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken in Nederland (Vrijgemaakt naar art. 31 K.O.)" de organisatie voor de jaarhjksche bijdragen voor onze Theologische Hoogeschool ter hand genomen, overeenkomstig de besluiten van de in Groningen gehouden Synode der Kerken.

Er is : heel wat werk verzet. In iedere plaats werd een correspondent of plaatselijk comité benoemd, er werden contribuanten geworven en de kwitanties zijn geïnd.

Het Bestuur der Stichting mag met dankbaarheid constateeren, dat in bijna elke gemeente deze voor de Theologische Hoogeschool zoo belangrijke zaak met ijver is aangepakt en dat God ook dezen arbeid rijk gezegend heeft. Binnenkort hopen we van het resultaat een overzidht te kunnen geven.

Correspondenten en comité's zeggen

we op deze plaats hart ei 1 ij k dank voor hun medewerking; hun arbeid is voor de Theologische Hoogeschool zeer belangrijk en onontbeerlijk geweest. Want na de collecten zijn de vaste jaarlijksche bijdragen de voornaamste bron van Inkomsten voor de Theologische Hoogeschool.

Toch meenen we dat het aantal contribuanten nog kan worden verhoogd. Er zijn gemeenten, waar vele gezinnen nog geen bijdrage geven. Het doel dat we nastreven is: Elk gezin c o n t r i b u a n t van de Theologische Hoogeschool onzer kerken.

Sommige correspondenten melden ons, dat dit doel in hun gemeente bereikt is en wat in de eene gemeente mogeUjk bleek, kan ook in de andere worden bereikt.

Elke bijdrage, hoe klein ook. Is welkom!

Gaarne wekken we hen, die nog geen contribuant van de Theologische Hoogeschool zijn op, zich ten spoedigste te melden bij den p 1 a a t s e 1 ij k e n c o r r e s p ol n d e n t. Wanneer de naam van den correspondent hun onbekend mocht zijn zai de kerkeraad zeker nadere inlichtingen kunnen geven.

In dit verband willen we nog wijzen op de wenschelijkheid dat deClassicale correspondenten in de verschillende kerkbladen de namen en adressen der plaatselijke correspondenten publiceeren. Voorts vertrouwen we, dat ook de correspondenten zelf inzake de uitbreiding van het aantal contribuanten actief zullen zijn.

De kwitanties van 1947 Uggen reeds klaar. Eind Juni hopen we deze aan de plaatseUjke correspondenten toe te zenden. Wanneer vóórlJuni a. s. on& -nog namen en adres senvan nieuwe contribuanten wordentoegezonden, zullen de betreffende .kwitanties ook kunnen worden toegestuurd. Blanco contribuantenUjsten worden gaarne door de administratie beschikbaar gesteld. Het kantoor van de Stichting is gevestigd: Groningen, Herman Colleniusstraajt 13.

Voorts zijn er nog enkele kerken, die ons in het geheel geen contribuantenlijsten toezonden. De betreffende „zondaars" zijn hierop reeds één of meerdere malen door de classicale correspondenten attent gemaakt.

Ook onlangs is dit nog geschied. We zullen op deze plaats met „de eerste trap van censuur" volstaan en niet den naam van deze kerken noemen, maar vertrouwen, dat ook zij hun roeping zullen verstaan en ons t ij dig de namen der contribuanten zullen opgeven, overeenkomstig het advies van de classicale correspondenten.

Zoo bouwen we mede aan heden en toekomst onzer Kerken.

Wij verzoeken tenslotte de classicale correspondenten den inhoud van bovenstaande mededeelingen weer te geven in de classicale of provinciale kerkbladen, eventueel van speciale opmerkingen, hun classis betnsffende, voorzien.

STORTING COLLECTEN.

Aan de boekhouders der Kerken verzoeken wij dringend wanneer de opbrengst der collecten voor de Opleiding tot den Dienst des Woords door hen aan de classicale correspondenten wordt overgemaakt, steeds nauwkeurig gespecificeerd op te geven op welk k w a r t a a l en jaar de collecten betrekking hebben. Zooals bekend, wordt ieder kwartaal voor de Opleiding gecollecteerd.

Voorts verzoeken vrij vriendelijk de collecten regelmatig ieder kwartaal af te dragen.

Door met bovenstaande opmerkingen rekening te houden vergemakkelijkt U zeer den arbeid van den admtnistratevtr en classicale correspondenten.

Namens het bestuur der Stichting,

C. LETTINGA, Penningmeester.

Groningen, Hermsoi CoUeniusstraat 13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

ZELFSTANDIG OPTREDEN IN DE POLITIEK?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's