GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De achtergrond van een radicale onderwijsvernieuwing. V.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De achtergrond van een radicale onderwijsvernieuwing. V.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Redelijke der dingen.

Waarin B. de kinderen wel wil beïnvloeden is „hen 't redelijke der dingen te laten zien. Hen er toe te krijgen, dat redelijke te gehoorzamen".

B. gebruikt hier een beeld, ontleend aan de beweeg der hemellichamen. Een hemellichaam heeft zijn eigen beweging, maar verandert geleidelijk van richting door de „aantrekking" van een tweede lichaam.

Zoo moet de opvoeder beïnvloeden. Door „zachte" kracht van overreding, niet door „harde" kracht van suggestie en dwang. Dan zijn we in overeenstemming met de groote kosmische wetten, die het heelal beheerschen. 52)

Humanistisch Opvoedingsideaal.

Wij hebben hier te doen met een humanistisch opvoedingsideaal. Met een opvoeding, die gericht is op de tijdelijke wereld, aan deze zijde van 't graf. Hier wordt gesproken in een taal, die in flagrante tegenspraak is met de eenvoudige, klare wijsheid van Gods Woord.

Hier is geen plaats voor den Souvereinen God, Schepper van hemel en aarde, die den ganschen kosmos onder Zijn wetten heeft geplaatst, ook den mensch.

Dit is een opvoedingsideaal van den Hifodernen, autonomen mensch, die zelf souverein is. Zelf god is en zelf de wet in zich draagt. Wijsgeerig bezien zijn wij hier beland bij een uitgesproken subjectivisme. Het opvoedingsdoel is: echte m e n-s e h e n te vormen. Wat voor een mensch is hier'de norm?

Niet naar de interpretatie, die Bavinck geeft, de mensch Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. Of zooals hij in den Catechismus wordt geteekend (Vr. 32) naar zijn drieërlei ambtsbediening. Maar de vrije, autonome mensch, die zelf de wetten stelt.

De autonome mensch, die bij 't licht der rede zijn weg zoekt, spreekt een heel andere taal dan de Schrift. Wij hooren hier van 't „beteugelen van het dierlijke in ons". De Bijbel kent dat niet. De zonde wordt nergens in verband gebracht met een onpersoonlijk „het dierlijke", ook niet in Rom. 1 als de zonden van het heidendom worden opgesomd. De Galatenbrief spreekt over de w e r k e n des vleesches. Dat veronderstelt verantwoordelijkheid.

Tegenover dat z.g. dierlijke staat als tegenpool het goddelijke in den miensch. Dat „mysterieuze iets, dat hen waarlijk opvoedt, dat corrigerend werkt". Daarop moet de opvoeder zich verlaten. Hij moet vertrouwen op de directe opeijbariag van 't Léven in elk menschenhart. De „god" in ons.

Dit herinnert aan de opvatting der Quakers over de ontplooiing der Goddelijke Krachten en mogelijkheden in iedere menschenziel. Aan 't goddelijk zaad in ieder mensch.

Maar die innerlijkheidsreligie leidt tot evidente overtreding van het Ie gebod. Afgoderij. Naar de uitlegging van den Catechismus: „in plaats van den eenig waren God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, iets anders verzinnen of hebben, waarop de mensch zijn vertrouwen zet".

Innerlijke tucht.

Als men zulke hooge verwachtingen heeft van de goddelijke mogelijkheden in den mensch, van de „directe openbaring van 't Leven in elk mensenhart",

dan komt men ook tot de opvatting, dat 't kind moet opgevoed worden tot i n n e r 1 ij k e tucht, de van binnen uit gegroeide orde. Ook de grondbeginselen van de N. E. T. spreken daarvan bij punt 7: „'t verwerven van de innerlijke tucht van de vrijheid".

Het vrijheidsideaal gegrond op de religie der innerlijkheid voert consequent tot deze opvatting. Straf en belooning wil men niet. Dat zijn maar uitwendige middelen. Die hebben geen opvoedende kracht. Zij zijn immers den mensch onwaardig. Het „Leven" moet zich van binnen uit ontplooien.

Maar zoo overschat men 't vermogen van den natuurlijken mensch en wordt het vreeselijk karakter der zonde miskend.

Bewust beïnvloeden.

Die innerlijkheidsreligie leidt ook tot de bewering, dat we het kind niet moeten beïnvloeden in een bepaalde richting. Maar we moeten het helpen worden wat hij is.

„Velen", zegt Kees Boeke, „vatten opvoeding op, als een gelegenheid om de kinderen zó te beïnvloeden, dat ze met grootst mogelijke waarschijnlijkheid over allerlei dingen zullen gaan denken net als zij zelf. Katholieken zullen hun kinderen zo trachten op te voeden, dat ze Katholiek, commimisten 20, dat ze communist worden enz. Dit nu bedoel ik juist niet.

Integendeel, ik tracht juist zoveel mogelijk al zulke bewuste beïnvloeding te vermijden. Ik wil niet de kinderen stuwen in een bepaalde richting". ^')

Dit is niet helder uitgedrukt, want elke opvoeding is juist bewuste beïnvloeding. Zonder bewuste beïnvloeding is geen opvoeding mogelijk. Ook Kees Boeke doet aan bewuste beïnvloeding, stuwt in een bepaalde richting. Bijvoorbeeld: wil de Bespreking slagen, dan moeten de kinderen eerst beïnvloed worden in dezen geest: „nu hebben wij allen samen de leiding, anders dan op een gewone school". Bij het Weekbegin worden soms verhalen van groote persoonlijkheden of levenservaringen gegeven, die tot denken brengen. ^) In welke richting?

Bewust beïnvloeden. In 't Referaat „Vernieuwde Leiding" wordt meegedeeld, dat de kinderen nu en dan liederen zingen, die „deze gedachten uitdrukken", n.l. dat de innerlijke stem, de rechtbank in ons is, waarvoor wij allen moeten verschijnen. Bewuste beinvloeding.

Redelijke der dingen.

En dan: heenwijzen naar 't r e d e 1 ij k e der dingen, hun laten zien wat r e d e 1 ij k isi en ze er aldus toe krijgen dit r e d e 1 ij k a te gehoorzamen. Dat is toch bewust beïnvloeden in een bepaalde richting. En dan nog wel in een van 't schriftuurlijk denken afvallige richting. Wat beteekent dat: het redelijke gehoorzamen? Oogenschijnlijk hebben we hier te doen miet een algemeen-geldige maatstaf. Het redelijke, het verstandige. Het is slechts schijn, want inderdaad kan ook dat redelijke zeer subjectief en dus zeer willekeurig worden toegepast. Want meestal wordt redelijk genoemd wat voor ons besef redelijk is, maar het daarom nog niet is. Alles hangt hierbij af van de vraag hoe de gesteldheid van het hart der menschen is, gericht op God of van Hem af. Dat bepaalt het inzien van 't r e d e 1 ij k e der di'igen, n.l. opgeval als: zoo behooren ze te zijn.

Kees Boeke acht bijv. redelijk niet te straffen en te beloonen, acht het redelijk geen gezag te erkennen. Ja, hij acht het zelfs redelijk niet in een persoonlijk God te gelooven. Maar de Schrift zegt: De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God (Ps. 14), De bijbel kwalificeert zoo'n gezegde dus als dwaas, als onredelijk. Voor Boeke is redelijk wat overeenkomt met de gedachten, het souverein gewaande denken van den autonomen mensch. Dus achter dat spreken over de redelijkheid der dingen steekt de religieuze gesteldheid van het afvallig deiiken.

De innerlijkheidsreligie en ’t geloof in God.

Nog scherper komt de tegenstelling met een Christelijke opvoeding uit door wat deze subjectivist denkt over God en over de zonde.

Hij zegt, doelende op het religieuze:

„Ik zelf heb mijn eigen gedachten over deze dingen, die mij door vele jaren van denken en van zware ervaringen gegroeid zijn". ^^)

En wat is het resultaat?

Dat hij niet gelooft in een persoonlijk God, zooals hij het op een lezing te Rotterdam in 1936 uitdrukte. Hij zegt wel, dat wij door een hooger beginsel geleid moeten worden. En dan hoort hij een R. Katholiek spreken over de eeuwige waarheden door de Kerk bewaard, hij hoort een rechtzinnig Protestant spreken over 't buigen voor de autoriteit Gods in de Schrift, hij hoort een Vrijzinnige en een Christen-Socialist.

Kees Boeke meent, dat al die verschillende richtingen, die elksiar principieel bestrijden in wezen dichter bij elkaar staan dan zij zelf beseffen. Niet in de objectieve formuleering van hun geloof, maar in hun diepste overtuiging.

„Wij moeten ons, sprekende over het religieuze, bepalen tot de subjectieve verschijningsvorm van dat ondenkbare". Want: „het is voor de mens iiitgesloten enig besef te hebben van 't objectief bestaan van God". „Wat we hebben en alleen maar kunnen hebben is het subjectieve beleven".

Voor Kees Boeke ligt het wezenlijke van alle religieuze ervaring op het terrein van het subjectieve beleven.'"') De subjectieve ervaring is hier fle. kern van de religie. (Precies als bij de Quakers.) Ieder ervaart z ij n god, ieder heeft z ij n eigen god, z ij n „hemelse Vader".

„Ter vermijding van misverstand spreek ik meestal niet van „God", maar van 'de „Eigen-god" om daarmee uit te drukken dat ik bedoel datgene dat het voor-ieder-persoon-eigene is". ^'')

En:

„We moeten, als we over God spreken, niet denken 'aan egn God, die zich op een bepaalde plaats als een wolkkolom of in een onweer openbaart, ook niet aan een God, die de speciale God van een bepaald geestelijk volk is; m, aar aan onze God, die God van ieder onzer, van wie wij, ieder van ons afzonderlijk zeggen kunnen: „ik ken Hem".")

In , The Children's Workshop Community" heet het:

„There is, as we have experienced, for each of us cur God, our Heavenly Father, our sin, but these ^re exclusively related to us, as is our shadow, our body, our mind.

We each of us can indeed reach out to our Highest but we never can unite in worshipping or praying to a Highest". ^^)

Hoe is het te verklaren, dat de menschen aan een God zijn gaan gelooven, ver boven hen verheven?

Volgens Kees Boeke hierdoor, dat het subjectieve verlangen der menschen naar rust, naar geluk hen steeds weer heeft gedreven om God te zoeken. De menschen hebben toen deze groote denkfout begaan, dat zij uit hun subjectieve ervaringen zonder meer geconcludeerd hebben tot objectieve bestaandheden: «r is een God, de Schepper van hemel en aarde. Dat was de rampzalige stap in het denken der menschen. 59)

In bovengenoemd Engelsch werkje heet het:

„The crisis has come. The results of wrong thinking during all the ages of man's existence are everywhere showing themselves; it is no longer any good to shut our eyes to it. Not "back-to-the Bible" campaigns, not even a "back-fö-Jesus" campaign, will meet the situation, so long as the main difficulty has not been clearly recognised.

We must begin-to see the great mistake we have made: that we have from our personal experiences made deductions as to cosmic existences".

Zoo kan alleen spreken wie van de ware Godskennis vervreemd is. Wie God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft den rug heeft toegekeerd en zich gewend heeft tot de afgoden. Want die Eigen-god, dat z.g. Hoogere is een abstractie, een gedachtenspinsel. Wie zich daarvoor buigt, aanbidt een afgod, een idool. Dit is modem heidendom.

Wie nog in God gelooft zou dit doen door een denkfout! Het geloof in God botst met de redelijkheid van den autonomen mensch. Voor die redelijkheid vsin 't ' souverein gewaande denken moet dat geloof wijken.

Hïer zien we de rampzalige gevolgen van de overschatting van 't menschelijk denken, dat zijn grenzen niet meer erkent, dat de eenvoudige klare wijsheid van Gods Woord in het aangezicht weerspreekt.

De Schrift spreekt voor zichzelf. En wie het aandurft het bestaan van God te ontkennen, van dien Eenigen Souvereinen God, Die hemel en aarde schiep. Die alle dingen leidt naar zijn Raad, Die in Jezus Christus zoo nederbuigend goed is voor Zijn volk. Die getrouw Zijn Woord houdt in belofte en bedreiging, wie dat aandurft moge ter harte nemen wat de profeet Jesaja zegt: „Zie gij allen, die een vuur aansteekt fdat is, die wijsheid voorgeeft uit eigen harten, buiten Gods Woord Kantt. St. Vert), die U met .=^^pranken omgordt, wandelt in de vlam van uw vuur en in de spranken, die gij ontstoken hebt". (Jes. 50 VS 11).

De innerlijkheidsreligie en de zedelijke norm.

In de tweede plaats in de beschouwing over goed en kwaad komt hetzelfde afvallige grondmotief naar voren.

Ook hier: geen geloof aan een objectief bestaanden norm, maar alleen 't subjectief ervaren.

Er is geen algemeen-geldende norm van goed en kwaad. Ieder ervaart wat voor hèm persoonlijk goed, of voor hem persoonlijk kwaad is. Wat voor den een goed is, is het nog niet voor den ander, wat de één als zonde aanvoelt is het nog niet voor een ander. Ieder maakt dus naar eigen subjectief inzicht uit wat goed of kwaad voor hem is.

En de wet der tien geboden dan?

Daarvan zei Kees Boeke na de bevrijding, dat in de oorlogsjaren toch wel gebleken was, dat die geen basis kon vormen voor de moraal, want verschillende geboden werden onder de bezetting als tijdelijk onhoudbaar opzij gezet. En het gebod tot vijandsliefde bleek geheel en al onpractisch onder de gegeven omstandigheden. Een vast fundament voor de moraal, het eenige wat ons op den duur leiden kan is het inwendige of innerlijke licht, dat als een Goddelijke openbaring schijnt in 't menschenhart. Die innerlijke stem, die zacht spreekt in ons hart en die wij allen kirnnen hooren als wij heel stil zijn. (Referaat „Vernieuwde leiding").

Maar als er geen algemeen-geldige norm voor goed en kwaad is, dan moet dat leiden tot een chaos.

Daarop antwoordt Kees Boeke: „Als wij ieder in volle ernst onze eigen-god gehoorzamen en doen wat wij geloven dat goed is, wij eenmaal allen één zullen zijn. Wij zullen naar elkander toegroeien en eenmaal in diepe Vrede verenigd zijn. En wij zullen meer en meer eenzelfde besef van goed en kwaad krijgen". °'')

Uit deze beschouwingen hooren we nog de nawerking van 't oude Quakergeloof. duidelijk

Maar op grond van Gods Woord wijzen we deze beschouwingen over een subjectieve eigen-moraal af als zondige en gevaarlijke speculatie. Wie zich daardoor laat leiden raakt 't spoor bijster. Hoe zien wij ook hier weer de waarheid van wat prof. Dooyeweerd zegt in zijn artikelenreeks over de Antithese, dat „in de afgodische grondmotieven de zonde geen rol speelt". Te weten zonde in den zin der Schrift en niet in subjeotivistischen zin.

De bijbel leert ons, dat de zonde is de afval van God in 't hart, het religieuze centrum van ons bestaan. De radicale verdorvenheid, in de radix, den wortel. De mensch is door moedwillige ongehoorzaamheid van God afgevallen, heeft den band doorgesneden met de Levensbron en is vervallen aan den "geestelijken dood. En alleen de radicale verlossing door Jezus Christus, in de wedergeboorte van den dooden ZQndaar door de werking van Gods Geest, stelt hem weer in gemeenschap met God, Dien hij weer Abba, Vader mag noemen.


52) a.w. bl. 38, 39.

53) a.w. bl. 37, 38.

54) a.w. bl. 221.

56) a.w. bl. 49.

56) a.w. bl. 51 vlg. 57) a.w. bl. 53.

68) Kees Boeke, The Children's workshop community, bl. 54.

59) Kindergemeenschap bl. 52.

60) idem W. 54.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

De achtergrond van een radicale onderwijsvernieuwing. V.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's