GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het „hooren” meer dan het „zien”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het „hooren” meer dan het „zien”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En deze stem, uit den hemel Hem gebracht, hebben wij gehoord. 2 Petr. 1 : 18.

Op den berg der verheerlijking heeft Simon Petrus eerst gezien. Dat vond hij prachtig. Maar later heeft hij wat gehoord. En als hij later aan dien berg terugdenkt, dan roemt hij niet (zooals in 't be-.gin) OTjer zijn zien, doch steunt hij zijn getuigenis in zijn hoor en.

Dat is' de goede orde. Want het gewone, niet het buitengewone, het s p r e k e n, niet het s c h i t t e-r e n, , het h o o r e n naar het gesproken Woord, niet liet zien van deverandei'ingderged a a n t e, blijkt, als 't er op aankomt, het hoofdpunt van Gods op dien hoogen berg afgewerkt programma.

En het is noodig, hierop te letten. Want hier raken wij de openbaring als mededeeling, voor het h o o r e n van de o o r e n.

M e d e d e e l i n g is altijd de hoofdzaak in de openbaring. Ze kan wel vergezeld gaan van v e r-s c h ij n i n g e n, maar deze staan nooit geïsoleerd, zijn nooit doel-in-zichzelf. Voor niemand, maar wel het minst voor Hem, die als Gods trouwe knecht het oor altijd te luisteren legt naar wat God spreekt. Noch voor de apostelen, die Christus' getuigen zijn.

Een verschijning „op zich zelf" is nog nooit werkelijke openbaring. Ze kan een t e e k e n zijn van de majesteit van den Spreker, maar een teeken van den Spreker heeft de sprake van den Spreker noodig, om transparant te worden. De sprake heeft inhoud, het teeken niet; het k r ij g t zijn inhoud alleen door en van het Woord, d.i. de sprake; en het krijgt dien inhoud alleen in het geval van wie het Woord zelf aanhoort; een teeken is teeken den geloovigen, niet den ongelpovigen.

De attributen eener openbaring Gods, ook de graad van haar nog meer of minder „onvolkomen-zijn", kunnen dan ook feitelijk inlaatstér instantie niet v/orden aangewezen uit haar zwakker of sterker kracht inoog-verblindirig, doch uit haar directer of indirecter o o r-doorboring (Ps. 40), haar meer of minder zéggen.

We doen dan ook beter, als we den berg, die Elia, Mozes, en Christus tot openbaringsplatform diende, niet zoozeer berg der verheerlijking, of metamorfoseberg noemen, doch, gelijk nadere bezinning vordert, annuntiatieberg hem heeten. Annuntiatie is boodschap, aankondiging. Als de engel in Maria's kamer komt, in Nazareth, noemt Maria haar optrekje voortaan niet de engelenkam.er, doch noemt de kerk het de kamer van Maria-B o o d - schap, de kamer der annuntiatie van Christus-geboorte (Lucas 1 : 26—28). Wie theologisch, en dus ook openbaring s historisch spreken wil, benoemt de openbaringsplaatsen niet naar de b e s c h r ij v i n g s - wijsheid, die m e-tamorfoses naar haar lichtsterkte meet, doch naar de g e 1 o o f s - wijsheid, die Wo ord-u itzending aan haar inhoud óns ziet meten.

Waar nu het Woord in kracht en duidelijkheid toeneemt, bij het geven van openbarings inhouden, daar kan 't teeken vrijelijk zijn oogverblindingskracht verminderen. Hoe armer het spreken, des te rijker het doen zien; in de zwakke invangen van het gesproken Woord, is nóg het zichtbare t e e k e n sterk, opvallend, alarmeerend. Maar neemt het Woord in kracht toe, dan kan het teeken tanen.

Ook op dien berg zelf kon men dat zien, en wel aan Mozes en Elia. In hun levensdienst-aan-het-Woord hebben zij, elk voor zich, werkelijk wel „grootscher" uren beleefd, grootscher althans, voor wat morphologisch qualificeerbare momenten betreft. Maar ze kwamen met Christus spreken. Ze kwamen Hem wat „zeggen". Dat zeggen was hun opdracht. En deze opdracht, dié bepaalt den inhoud der hier te geVen openbaring; en zij wijst dus eigenlijk ons de onvolkomenheid der openbaring aan voor heden. Aardsche boodschappers spreken vaak iets anders, dan hun mandaat van hen eischte; maar hemelsche annuntiatofen zijn zoo eigenwillig niet. Ze hebben geen zonde; uit hun boodschap zelve kan men aflezen, wat het hun gegeven spreek-mandaat behelsde. Hebben dus déze beide hemelbeden als gespreks-thema gekozen Christus' in Jeruzalem te volbrengen uitgang, zijn stervensgang, dan moet dat thema hun zijn opgegeven van den Vader.

Zijn sterven was dat thema.

Niet: „de heerlijkheid, daarna volgende".

O neen, wij zeggen niet, dat de hemel gescheiden heeft, wat Gods raad, en ook Christus' eigen v ó ó r-kennis en S chrift kennis altijd vertionden heeft'. Ook heden blijft het in zijn geest resoneeren: moest de Messias niet al deze dingen lijden, en alzoo in zijn heerlijkheid ingaan? Christus heeft nooit abstractief gedacht, want Hij denkt altijd de werkelijkheid in waarheid; Hij rafelt nimmer de werkelijkheid aan flarden. Maar, al verbreken noch de Vader, noch Hij zelf ooit de verbanden, toch kan de Vader b i n n e n het k a d e r der ééne werkelijkheid vaii verleden, heden en toekomst één bepaald détail in feller belichting zetten; op één bepaald stuk van den af te leggen weg het zoeklicht laten spelen; om één complex van plaatsen op den plattegrond een licht-of bloedstreep trekken.

Dat doet de Vader heden dOor zijn ambassadeurs. De uitgang wordt voor oogen geschilderd; de opgang niet. De openbaringsinhoud, die uit al de Schriften aan Christus, den eenigen goeden bijbellezer, in zijn ongedeelden inhoud bekend is, wordt in dit nadere gesprek op één punt voor heden geaccentueerd. Het ééne wordt praegnant, maar niet het andere. Dat is, juist in den Woorddienst, het niet-adaequate, vooral dat is het onvolkomene, in de openbaringsacte der doods-annuntiatie. Het doodsbericht wordt opgemaakt in de ooren van Christus moriturus; en wat zijn voor heden beperkten tekst betreft, blijft het vóór den Paasch-drempel staan. De God, die altijd roept: en nu verder! en die ons altijd vraagt: en nu verder? die God houdt heden halt.

En de Zoon, die als mensch gehoorzaamheid moet Ie e r e n, voelt de pijn. Hij is voor spreken, ^ en dus ook voor zwijgen, gevoelig tot iet uiterste.

Maar zie nu óók, hoe zuiver de Heiland reageert, ook op dit niet volkomen zijn der Hem bereikende nadere openbaring. Hij komt zich vergenoegen met het tegenwoordige; want wel blijft zijn werkzame geest bezig met de toekomst, met wat achter den „uitgang" ligt, en komen zal, want Hij moet de lijnen verder trekken. Hij m o e t de kaart open-gevouwen voor zich laten liggen, maar — zijn verbeelding, zijn voorstellingen, zijn fantasie bindt zich in onderwerping aan de perken van het geopenbaarde, geen tittel of jota neemt Hij er af, of voegt Hij er aan toe. DOOR de sprake Gods bindt Hij zich te meer aan den God der sprake.

Ook daarin is Hij onze Borg, wiens gehoorzaamheid, ons gebrek vervullende, voor ons betaalt. Want wie de openbaring Gods, met of zonder zichtbaar teeken ontvangt, die moet niet aan het uiterlijke teeken of aan een sprekend détail blijven hangen, maar het hart opwaarts heffen (tot God) en voorwaarts strekken (naar de nog niet nader in détails uitgewerkte toekomst) ; op-en voorwaarts naar het van God gestelde doel.

En daarom was het een vrucht van Petrus' bekeering, als hij, die eerst het zien zoo prachtig vond, later het h o o r e n van de stem naar voren schuift. Hoort hem, hoort Hem. Het zien, dat komt wel later, als eerst het Woord geloofd is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Het „hooren” meer dan het „zien”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's