De kwestie van het evangelisten-ambt

(III)

E. Tenslotteis er bij Matth. 28:19 nog een punt van belang in dit verband voor ons overgebleven, welk punt door de deputatenmeerderheid niet is aangeroerd, doch in de minderheidsnota zakelijk wel besproken wordt. Ds V. d. Waal wijst er onderscheiden keeren op, dat bijv. Filippus als '? > , evangelist" niet werkte onder „de h e i d e n e n", doch onder de Samaritanen, die besnijdenis en wet ond e r h i e l d e n (bl. 15), en Paulus en z'n helpers ook en eerst onder de Joden hebben gearbeid aan' „de vrijmaking" om hen — gelijk Calvijn wel zegt — „van Mozes tot C h r i s t u s over te brengen" (bl. 17).

Met andere woorden: il de minderheid hier een onderscheiding maken tusschen Joden èn heidenen in dezen zin, dat de arbeid van de apostelen en hun helpers onder de Joden (en Samaritanen) niet als „zendingsarbeid" tot de opdracht van de apostelen, In Matth. 28 : 19 genoemd, behoort? Mogen we op grond van de Schrift dus onderschei, den tusschen „v r ij m a-kingsarbeid" onder de Joden (en eventueel Samaritanen) èn het „zendingswerk" onder de h e i d e n e n ? Niemand zal willen ontkennen, dat er verschil is! Dat bewijzen teksten als Hand. 17 : 2; 18 : 28 eenerzijds (aan de Joden bewijzen uit de Schriften, dat Jezus de Christus is) èn Hand. 14 : 15 v.v.; 17 : 21 v.v. aan den anderen kant (prediking tot de heidenen, waarbij niet van de Schrift van het Oude Testament als bekend kan worden uitgegaan) wel voldoende. Doch de vraag is, of de arbeid onder de Joden èn die onder de heidenen door de Schrift niet onder één noemerworden gebracht, zoodat alleen de laatstgenoemde , , zendingswerk" kan worden genoemd. Zoo is het, dunkt ons, precies en scherp gesteld.

Nu denkt men bij „alle v o 1 k e n" in Matth. 28 VS 19 meestal alleen aan de heidenen met uitsluiting van de Joden; dat is althans bij velen „de gangbare" uitlegging. Doch wij meenen ten onrechte. En dat blijkt als wij hier naast Matth. 28 : 19 lezen Marcus 16 VS 15 en vóóral Lucas 24:4 7. Marcus 16 : 15 spreekt over de verkondiging van het Evangelie „aan alle kreaturen" (St. Vert.: chepselen), „aan de gansche schepping" (Vert. Bijbelgen.), Grieksch: pasei tei ktisei". Dat klinkt nogal: iemand uitgezonderd! Doch Lucas 24 : 47 is b e s 1 i s - s e n d te achten. Daar heet het: aan alle volken (panta ta ethnè; precies dezelfde Grieksche woorden als in Matth. 28 : 19!), te beginnen b ij J e - r u z a 1 e m" (Vert. Bijbelgen.). Dus de Joden begrepen in „al de volken"! De Joden worden dus ook een „ethnos" geheeten, wat meer voorkomt, bijv. Lukas 7:5; 23 : 2; Hand. 10 : 22; 24 : 3, 10, 17; 26 : 4; 28 VS 19; Joh. 11 : 48, 51, 52; 18 : 35. Zie de woordenboeken op het Nieuwe Testament (zoo Baljon, Cremer-Kögel, Kittel).

Zoodat hier de Joden en de heidenen onder één noemer gebracht worden, als elk voor zich en samen tegenover de christenen, de christelijke kerk, staande, en zoo kan de tweeledige arbeid onder den é é n e n noemer „zending" worden samengevat. En Hand. 1, weer den gang nemend: Jeruzalem—Judea— Samaria —tot de einden der aarde, vat dien t w e e - ledigen arbeid, óf, Samaritanen apart geteld, wel­ te noemen, samen onder het: ge­ licht drieledig tuigen (vers 8).

Vandaar dat inzake het werk van de apostelen en hun helpers wel onderscheiden mag worden tusschen den arbeid onder Israël, Samaritanen en heidenen, doch het is alles samen het „tot discipel maken" (Matth. 28 : 19), „getuigen" (Hand. 1 : 8), want allen zijn buiten de christelijke kerk, de ware kerk. De minderheidsnota mag derhalve op deze onder-scheiding niet al te zwaar accent leggen!

F. We vatten het gevondene in Matth. 28 : 19, 20, voorzoover het ons onderhavig onderwerp raakt, aldus samen:

1. de ten hemel varende Heere Christus draagt aan Zijn discipelen, aan het r e e d s bestaande apostolische ambt (alleen de elf apostelen waren aanwezig, Matth. 28 : 16) op , a 1 1 e volken" (Joden, Samaritanen en heidenen; Matth. 28 : 19, Lucas 24 : 47; Hand. 1 : 18) t o t Z ij n discipelen te maken, die gelooven te doopen en hen te leeren onderhouden al Christus' geboden;

2. deze opdracht blijft voor de kerkvan Christus van kracht al de eeuwen door, totdat aan alle volken tot de einden der werkelijke aarde het Evangelie is gepredikt en daarna zal het einde zijn (Matth. 24 : 14); daartoe zal Christus met Zijn kerk zijn, haar schenkende de daarvoor noodige organen, instrumenten, ambten en gaven;

3. noch in Matth. 28 : 19, noch in Marcus 16 : 15, noch in Lucas 24 : 47, noch in Hand. 1 : 8 wordt on» meegedeeld door welk ambt die opdracht zal worden vervuld, als het apostolische, ambt is „weggevalle n", zoodat daarover de overige openbaring der Schrift, "met name in Handelingen en de Brieven nader licht zal verschaffen. Zoodat Matth. 28 : 19, 20a en de parallelle plaatsen, welke de „zendingsopdracht" meedeèlen, niet vermelden, of de tweeledige taak van „vermeerdering" èn „bewaring" der kerk, door één ambt of door meerdere onderscheiden ambten zal worden uitge­ richt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen