GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Reformatie contra Rome

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Reformatie contra Rome

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GENADE, SACRAMENT, PRIESTER.

We kunnen niet genoeg dankbaar zijn, dat het den Heere behaagd heeft, aan de Reformatoren te toonen wat Zijn genade beteekent: de vrije, absoluut verbeurde goedheid Gods, waardoor Hij om de verdiensten van Christus Jezus de zonden vergeeft — het hart van het evangelie der zaligheid.

Sinds lang had een zelf geweven sluier de kerkelijke voorgangers belet, de heerlijkheid van dit geschenk Gods waar te nemen. Tijden van diep verval. Wie den Goddelijken Spreker loslaat, begint ook Zijn Woord te misduiden. Hij dwaalt, en straks doet hij dwalen. Op het concilie van Trente heeft Rome zich tegenover de reformatie schrap gezet, en tal van „gangbare meeningen" verheven tot kerkleer, uitgeroepen als „Goddeüjke waarheid".

Wat heeft de roomsche kerk van de genade gemaakt? Zij bond de genade aan het sacrament, en het sacrament aan den priester. De genade is volgens haar bovenal een „op magische wijze den natuurlijken mensch ingestorte, bovennatuurlijke kracht, welke hem opheft tot de bovennatuurlijke orde, en hem in staat stelt om door goede werken alle volgende genaden en in 't eind de hemelsche zaligheid te verdienen". Deze genade ligt als iets mat/sriëels i n h e t sacrament besloten en wordt er door meegedeeld „ex opere operato", d.i. uit kracht van de objectieve voltrekking der handeling. De eenige voorwaarde voor het ontvangen van het sacrament der genade is: geloof? Neen, maar dat de ontvanger van het sacrament geen onoverkomelijke hindernis in den weg legt. Het sacrament werkt dus magisch, krachtens een macht, aan den p r i e s t e r geschonken.

Want de priester wordt door den bisschop g e w ij d, en daarmee ontvangt hij krachtens de apostolische successie deel aan de apostolische krachten en gaven. De „wijdeling" knielt voor den bisschop neder, die , , zwijgend zijn hoogepriesterlijke handen op diens hoofd neerlegt en er eenige oogenblikken laat rusten de H. Geest daalt neder en voltrekt de H. Wijding " Voorts ontvangt de priester de macht om de zonden te vergeven, en Christus van de rechterhand des Vaders op het altaar te doen nederdalen, als hij den ouwel verandert in het lichaam van Christus. Ook zalft de priester den „wijdeling" de handen; deze is vanaf dat oogenblik een , , alter Christus", een „tweede Christus" — hij kan nu „de rijkste zegeningen en genaden doen neervloeien óver de geloovigen".

Dus is de genade geworden — hoe oneindig ver zijn we hier van de H. Schrift — een soort fluïdum, elixer of essence, die de priester op het volk kan doen uitstroomen.

De heiligheids-en genade-kracht van den priester is nu het grootst aanstonds na het ontvangen van de priesterwijding: de hand, waaraan nog eenigermate de zalfohe van den bisschop kleeft, heeft voor het begrip van het roomsche volk veel hooger zegenkracht dan die van een bejaarden priester. Voor een pas gewijden priester heeft het volk een bijna grenzenlooze vereering, hij schijnt een bovennatuurHjk wezen en de zegen, dien hij meedeelt, geldt als de krachtigste priesterzegen. Om van hem de „hemelsche en aardsche" zegeningen te ontvangen, zegt men in Kuid-Duitschland, zou men.een paar schoenen stuk loepen, of een paard dood rijden. En dit volksgeloof wordt door den roomschen clerus niet tegengesproken, maar systematisch gevoed door bisschoppelijke „herderlijke brieven" en door de prediking.

De priester wordt voor het volk „de man". In de , , Groote Katechismus" uit de vraagboeken der Bisdommen Utrecht, 's-Bosch, Breda en Roermond, wordt geleerd: „Wie den priester eert, eert God, eert Jezus Christus, Wiens plaatsbekleeder en getrouw evenbeeld hij is; doe steeds naar het woord des priesters, en het zal u welgaan; geen zegen kan daar zijn, waar aan den oogappel des Heeren geraakt, d.i. waar verzet gepleegd wordt tegen den priester; bedenk wie en hoedanig de persoon des priesters zij, dat hij steeds is en blijft de plaatsbekleeder van den heiligen en vlekkeloozen Hoogepriester, de gezalfde des Heeren, de uitdeeler der heilige geheimen, de verkondiger van Gods wil en wet, de geneesheer uwer ziel, het kanaal, waardoor de volheid van hemelsche genade en zegening u toevloeit; vermijd en schuw personen, tijdschriften, boeken, couranten, die tegen de priesters gekant zijn".

Wat beteekent dit alles?

Hier is ambts-formalisme, dat geleid heeft tot ambtelijke hybris en priester-apotheose.

Hier is de mensch afhankelijk gesteld van zijn medemensch, want zonder priester geen sacrament, en zonder sacrament geen genade^).

Hier is de fatale scheiding tusschen de priesters, die het wezen der kerk uitmaken, en de „leeken", ofschoon de Schrift juist die „leeken" clerus noemt: et erfdeel (des Heeren), 1 Petri 5 : 3.

Hier wordt gevoed het vertrouwen op „genade", die met de genade, welke de Heilige Schrift ons leert, niets meer te maken heeft.

En dit alles zit vast aan de leer van de „apostolische successie", waarop Rome zoo prat gaat —• tot hoe duren prijs is deze pretentie gekocht!

BELOFTE EN EISCH.

Volgens Rome is de ononderbroken successie waarborg en criterium van de wettigheid der kerk; hierin wordt vervuld de belofte van Christus, dat Hij met Zijn kerk zou zijn al de dagen, tot aan de voleinding der wereld, en dat ook de poorten der hel haar niet zouden overweldigen.

Bekend is, hoe Prof. Berkouwer in zijn boek „De strijd om het Roomsch-katholieke dogma" tegen deze opvatting ernstig bezwaar gemaakt heeft •— Prof. Veenhof heeft in ons blad (22e Jaargang, nr. 42) daarop de aandacht gevestigd en weergegeven, hoe Prof. Berkouwer, volledig instemmend met hetgeen Calvijn er over schrijft in diens „Institutie" met kracht opkomt tegen het roomsche belofte-begrip, als zou de belofte ooit kunnen losgemaakt worden van den eisch. Ook dr Woelderink (Belofte en werkelijkheid, bl. 38, 39) gaat op Prof. Berkouwer's bezwaar in, en laat daaraan voorafgaan: „Rome beroept zich op de belofte des Heiligen Geestes, die Christus aan zijn kerk heeft gegeven. Zij beschouwt , deze belofte als een goddehjke waarborg van het onfeilbaar leergezag der kerk, een garantie, dat de kerk nooit dwalen zal, altijd in alle waarheid geleid zal worden. Deze belofte is dus niet allereerst gegeven om geloovig omhelsd te worden, om in den nood van zonde en dwaling, die in den boezem der kerk gedurig zich verheffen, daarop te vertrouwen, maar zij is boven alles voorzegging, die gerealiseerd wordt, zoodat de onfeilbaarheid der kerk een feitelijke werkelijkheid is geworden. Eenigszins dus als de onvoorwaardelijke heilsbelofte van Toelichting en Prae-advies, die ook meer voorzegging is dan toezegging, die in onderscheiding van de aanbieding des heils geen geloof eischt om aangenomen te worden, maar krachtens haar absolute karakter eenvoudig gerealiseerd wordt in het leven van Gods uitverkorenen, een garantie aan hen, dat het heil voor hen vastligt en zij niet verloren kunnen gaan. Dr Berkouwer verwerpt de Roomsche opvatting van de belofte zeer nadrukkelijk en meent het reformatorische standpunt daartegenover te kunnen omschrijven als de samenbinding van belofte en eisch in het verbond".

En in een noot voegt vervolgens dr Woelderink hieraan toe: „Het mag eenigermate de verwondering wekken, dat hij hier tegenover Rome verdedigt, wat hij als voorzitter der Synode in de bezwaarden veroordeelt".

Inderdaad, er gebeuren vreemde dingen in de wereld.

En 't gaat hier niet over kleinigheden: in de kwestie van de absoluutheid der belofte is een der hoofd-

punten in den strijd van de Reformatie tegen Rome in geding.

't Zou ons te ver voeren, hierop nader in te gaan, slechts wijzen we nog op deze woorden van prof. Berkouwer:

„Wanneer Calvijn de veiligheid der kerk, haar zuiveren en rechten weg door de historie bespreekt, dan is het hem er om te doen, dat de veiligheid der kerk niet mag losgemaakt worden van de gehoorzaamheid des geloofs". En: „Wanneer we zeggen, dat de Roomsche kerk op dit zoo beslissende punt den aard van Gods beloften over Zijn kerk heeft misverstaan, en ten onrechte die belofte heeft gezien als een op zichzelf staande garantie, dan mag men in deze kritiek, die uitgaat van de verbondenheid van belofte en roeping niet zien een afhankelijk maken van de belofte van een door ons te vervullen voorwaarde in dien zin, dat de rijkdom der genade ten slotte in ónze handen wordt gelegd. Want het gaat hier niet om een verdeeling tusschen wat God doet en wat de menschen doen, maar om het feit, dat slechts in den weg der geloofsgehoorzaamheid de belofte van het verbond haar vervulling vindt".

Wijze woorden. Volkomen mee eens.

Had de synode, waarvan Prof. Berkouwer voorzit-• ter was, met hem hieraan vastgehouden —, wat een ellende zou den kerken gespaard gebleven zijn! En hoe zijn de gebonden kerken met haar romaniseerende tendenzen van de absoluutheid der beloften Gods en den eisch van onvoorwaardelijke onderwerping aan alle synodale besluiten, in 't moeras gekomen!

VREDE MET ROME?

Ieder weet, hoe in onzen tijd alle moeite gedaan wordt, om de roomsche kerk te doen toetreden tot den „Wereldraad van kerken". En ook, dat Rome tot hiertoe volstandig geweigerd heeft, aan dezen aandrang gehoor te geven.

De roomsche kerk wacht haar tijd af. Zij weet, wat zij wil.

Reeds 60 jaar geleden schreef Prof. L. Lindeboom: „Rome is en wordt hoe langer hoe meer één leger van Jezuïeten. Alle betere elementen worden medegevoerd in den bruisenden stroom, die de natiën naar den afgrond dreigt te voeren. Rome zal, in bond met modemisme en radicalisme en socialisme, steeds meer aan alle zijden de ware kerk van Christus in de engte trachten te dringen, voor den Anti-Christ den weg bereiden en hem helpen voortbrengen Het roomsche Katholicisme is, in den dieperen en fijneren zin, de ergste en de meest georganiseerde Revolutie ! Daartegen wake op de Reformatie!"

Niet minder dan in de dagen van Voetius is het zaak, met dezen Godgeleerde uit te roepen : Nulla pax cum Roma! (Geenerlei vrede met Rome!).


1) Hoe gevaarlijk het wordt, als men de genade bindt aan sacrament en priester, toont de gescliiedenis der kerk in de achtste, negende en tiende eeuw. Rome leert, dat de priesterwijding door een bisschop eens voor altijd geldig en onherroepelijk is. In de stormachtige tijden, die over Rome tengevolge van de eindelooze Gothen-en Longobarden-oorlogen losbraken, begon men evenwel de ordineering van bepaalde pausen voor ongeldig te verklaren en de door hen gewijde bisschoppen en priesters te verplichten, zich opnieuw te laten wijden. Voor 't eerst geschiedde dit in 769, nadat paus Constantijn II door een s3Tiode afgezet was.

Nog ernstiger gevolg had 't geen men zich met den dooden paus Pormosus (891—896) veroorloofde. Deze, die ons beschreven wordt als een bij zijn leven eerwaardig en wijs man, werd op bevel van een zijner opvolgers, Stephanus VII, die door den invloed van Formosus' tegenpartij tot paus verheven was, opgegraven, met een pauselijken mantel bekleed en op den pauselijken stoel gebonden. Naar de vormen van het kanonleke recht stelde zich nu tegenover hem de aanklager, naast hem de verdediger op. De afloop van deze schandelijke en droeve vertooning was, dat Formosus als iemand, die zich op onwaardige wijze had Ingedrongen, uit de kerk Gods werd gestooten; men ontdeed hem van het pauselijk kleed, sneed hem de drie vingers van de rechterhand af, waarmee hij eens den pauselijken zegen uitdeelde, wierp het lijk in den Tiber, en verklaarde al de door hem

verrichte wijdingen nietig. Nu raakte heel de kerk tn Italië in de grootste verwarring: pausen en synoden verklaarden, in volkomen tegenstrijdigheid, de wijdingen nu eens voor geldig, dan weer voor ongeldig. Auxillus, een tijdgenoot, schreef, dat door al het wijden, ontwijden en opnieuw wijden (ordinatio, exordlnatio et superordlnatio) men het in Rome zoover gebracht had, dat sinds twintig jaar de christelijke religie in Italië al meer verzwakt en ten slotte uitgedoofd was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De Reformatie contra Rome

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1951

De Reformatie | 8 Pagina's