GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De bede der Kerk om verlossing uit de klauw van het beest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bede der Kerk om verlossing uit de klauw van het beest

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, gij arm des HEREN! ontwaak als in de verledene dagen, als in de geslachten van ouds; zijt Gij het niet, die Rahab uitgehouwen hebt. Die de zeedraak verwond hebt? Zijt Gij het niet. Die de zee, de wateren van de grote afgrond, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen? Alzo zullen de vrijgekochten des HEREN wederkeren, en met gejuich tot Zion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en bhjdschap zullen zij aangrijpen; treuring en zuchting zullen wegvlieden. Jesaja 51 : 9, 10, 11.

Jesaja legt, door de Geest des HEREN, deze ontroerende bede op de lippen der Bruidskerk, die van haar kroon en uiterhjke schoonheid beroofd is, en in Babel zucht onder de klauw van het beest.

Daarin is haar smaadheid groot. Alles sprak, alles smaadde: zijn niet alle draden des Verbonds afgeknapt, nu het Heilige Land is onteerd? Sions heerlijkheid is ondergegaan in bloed en duisternis met de ruïnering van Tempel en altaren, van troon en dynastie, de beide zuilen der theocratie.

Heel de historie des Verbonds schijnt op een fiasco uit te lopen, en is niet de profetie op het dode punt gekomen? Moest daartoe nu het volk des HE­ REN uit Egypte zijn uitgeleid, en heel die worsteling der eeuwen in Palestina doormaken - ^ die worsteling, waarin levensgroot de naam David staat ? Om nu tenslotte hier in Babel, het wereldrijk, onder te gaan in vernedering en ellende? HERE, is dan de klauw van het beest sterker dan Uw arm ?

Dat zó de gesteldheid der vrome harten van Israels getrouwen is, bewijst u de Schrift. Ik noem u alléén Ps. 74. In dat machtige üed heft de worstelende gemeente Gods haar klaagzang op: „Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? zal de vijand \Jw Naam in eeuvngheid lasteren? Waarom trekt Gij Uw hand, ja Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde ".

Is er geen profeet meer, Israël?

Zie, daar zitten enkele vrome balüngen aan een der rivieren van Babel bijeen. Zwaar drukt de klauw van het beest. Er is geen uitzicht meer. De hemelen zijn van koper. De HERE hult Zich in zwijgen. Niets is er, wat duidt op verandering. Babel praalt en roemt, en Jeruzalem blijft vernederd.

Maar dan komt daar een van hun oudsten aangewandeld; hij draagt een boekrol onder zijn arm. Na de begroetingen rolt hij de rol open, en gaat lezen.

Hoe hangen deze verdrukte en vertrapte getrouwen des volks aan zijn lippen. Sprak zó Jesaja, meer dan honderdvijftig jaar geleden? Zijn woorden griffen zich diep in hun neergebogen, schreiende harten; ze vinden er weerklank in; het wordt in hun benauwde en verslagen ziel een gebed uit de diepten, een schreeuw als van een angstig hert, gejaagd door zijn vervolgers:

„Waak op, waak op! bekleed u met kracht, arm des HEREN! waak op als in de dagen van ouds, de geslachten van de voortijd!"

Nu laat de HERE de onbesnedenen nog toe. Zijn heilige Kerk te verdrukken, zwaar rust de klauw van het beest in het vlees der Bruid de arm des HEREN slaapt in de boezem Gods.

Maar het is toch dezelfde arm als in de dagen van ouds, de tijd van Israels uitredding uit Egypte. Ook daar zuchtte „de vrouw des HEREN" in de meedogenloze greep van de klauw van het beest. Maar is dan Gods arm verkort? Het is toch dezelfde arm, die van de Eeuwige, de Getrouwe, de Onveranderüjke, de God des Verbonds? „Zijt Gij het niet. Die Rahab uitgehouwen hebt? Die de zeedraak verwond hebt? "

De ballingen verstaan het wel, wat de Schrift bedoelt met die namen „Rahab", en „de zeedraak", ook wel aangeduid als „de Leviathan".

We behoeven daartoe niet eens te veronderstellen. dat zij daar in het land vah Eufraat en Tigris bekend geworden zijn met de oud-Babylonische mythen, in welke het begrip „Rahab" een grote rol gespeeld schijnt te hebben. Want hadden ze in het boek Job, b.v. in hfdst. 9 en in hfdst. 26, ook niet gelezen van de zeedraak, de Leviathan?

Rahab was in de wereld der Babylonische fantasie een zeemo.ister, een voorwereldlijk dier. De Babyloniërs meenden, dat er bij het ontstaan der wereld een chaos bestond, waarin de god des lichts orde zou hebben gebracht, en wel, door de Leviathan, de zeedraak, in tweeën te houwen.

Maar voor het gelovig bewustzijn van het vrome Israël beeldde Rahab de Gode-vijandige-wereldmacht af, in Mozes' dagen Egypte, vandaag Babel.

Daarom spreekt Jesaja's bede aanstonds krachtig tot hun harten. Dit is immers het verscheurende conflict, dat hen dagelijks aangrijpt: nü Ujden en worstelen, zuchten en rouwen zij onder de klauw van Rahab: HERE, er komt maar geen-scheurtje-ookslechts in de stalen tyrannie over Uw volk! Arm des HEREN, waak toch óp!

Hoe sterk was die arm in het grijs verleden.

Méér dan vroeger — deden zij 't toen wel, toen zij nog veilig en rustig in Jeruzalem woonden? — méér dan vroeger denken zij aan dat grootse, monumentale feit in de Verbondsgeschiedenis, toen de arm des HEREN Rahab-Egypte neerhouwde. Het weerioze, zwakke volk in de val: Zuidelijk en Westelijk bergketens, waarover voor zulk een legertros geen doortocht is; Oostelijk de wateren van de Sohelfzee; en Noordelijk? — stofwolken kondigen de nadering aan van Egypte's cavalerie, de keurbenden van de farao, die het bltoed der eerstgeborenen met één slag wreken wil. En deze vergeldingsactie móét slagen: de Hebreen zitten immers als een muis in een val?

Toen was de arm des HEREN opgewaakt!

Hoe spreekt Jesaja naar het hart der vromen, als hij daaraan herinnert. Ze zien het als voor ogen: Mozes, zijn staf opheffend, en een pad dwars door de wateren — rechts en links muren van vloeibaar kristal — en heel die onafzienbare legerstoet trekt er langs, niet het kleinste lammetje komt om. Dan de grimmige farao, zijn krijgsmacht gebiedend, er ook door te trekken — en als zij allen zich op het pad bevinden zijt gij het niet, arm des HEREN, die •Rahab idtgehouwen hebt? Donder en bliksem, en het brullend geklater van instortende watermuren

Alzo zullen de vrijgekochten des HEREN wederkeren!

Nooit heeft de Kerk de klauw van het beest scherper gezien dan toen deze zich sloeg in het vlees van haar Kind, dat zij baart als voor de geopende muil van de draak. Bij Christus' dood en bloedstorting rustte de arm des HEREN in Zijn boezem — althans gehjk het scheen. Toen verhief Rahab zich als nooit te voren, en haalde uit tot de beshssende slag met zijn geduchte klauw. Maar ook tóen riep de eeuwige Geest: „waak op, waak op, arm des HEREN!" En Hij geidaeht Zijn Verbond. Rahab werd neergehouwen, de klauw van het beest gekraakt. De dood werd te niet gedaan in het sterven en de opstanding van de Borg. Toen openden zich in de diepten der ellende een weg, opdat de vrijgekochten des HEREN daar door gingen.

11-11 En wanneer sindsdien kinderen Gods zuchten onder de klauw van het beest, mogen zij zich troosten aan dit rijke Godswoord, deze schone belofte, schitterend

als een eenzame ster aan de donkere naohthemel. Hoe dikwijls wordt de bruid van Christus niet geleid in wegen, waarin zij benauwd wordt van alle zijden? Is dat voor de getrouwe Kerk niet een der grootste smaadheden, waarmee de farao, welke is de duivel (Art. 34 N.G.B.), haar treffen kan tot benauwens toe; de smadingen der mensen (zie vs 7 en 8), welke haar vervolgen en het hart doorboren? Als de Kerk de gerechtigheid kent, als in haar hart de Wet des HEREN is, als zij haar isolement in de woestijn aanvaardt dan verheft Rahab, de zeedraak, zijn klauw, dan breekt al de haat van de wereld, ook van de vroom-orthodoxe wereld, tegen haar los. En dat zal juist de broeiing van de eindtijd zijn — wij gaan haar verzengende hitte al gevoelen —, dat alle macht van het beest zich concentreert op hen, die geen compromis sluiten met de goden dezer eeuw, die niet jaeelopen in de grote beweging, door de tijdgeest geleid, de beweging, in welke ook het afvallig Christendom zich laat inschakelen, maar die de geboden Gods be­

waren, en in heel het leven wandelen naar Zijn Woord. Als de klauw van het beest dreigend zich verheft.... De Bruid van Christus is alléén veilig, wanneer uit 't diepst van haar ellenden de bede opklimt: „waai op, waak op, gij arm des HEREN!" — wanneer zij pleit op de beloften en de historie des Verbonds, en daarvan zingt, al is het met van-tranen-verstikte stem:

„G ij evenwel, G ij b 1 ij f t D e z e .1 f d e, [o HEER!

Gij zijt vanouds mijn toeverlaat, [m ij n Koning,

Die uitkomst gaaft, en uit Uw [hemelwoning

Voor ieders oog Uw haat'ren, [gingt te kee r".

(Psalm 74 : 12).

- J. SMELIK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De bede der Kerk om verlossing uit de klauw van het beest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1951

De Reformatie | 8 Pagina's