GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Simonis en Danneels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Simonis en Danneels

Een dubbelrecensie1

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Herodotus van Halicarnassus staat bekend als ‘de vader van de geschiedschrijving’ . Hij doet verslag van de Perzische oorlogen in de vijfde eeuw voor Christus, maar vertelt daarnaast allerlei interessante verhalen die hij op zijn vele reizen naar vreemde landen en volken had gehoord.

Zo wordt een groot deel van boek i in beslag genomen door de Croesussage. Croesus is de schatrijke koning van Lidië, die op zekere dag bezoek krijgt van de wijze Solon. Aan hem vraagt Croesus, nadat hij hem eerst een uitvoerige rondleiding heeft laten geven door zijn schatkamers: ‘Atheense gastvriend, wie denkt u dat de gelukkigste mens op aarde is?’ Eigenlijk denkt Croesus dat het antwoord voor de hand ligt: hij is natuurlijk zelf die gelukkigste mens. Maar Solon antwoordt: ‘O koning: Tellus, de Athener, die roemrijk is gesneuveld voor zijn vaderland’. En daarna? ‘Cleobis en Biton, twee broers die eigenhandig hun moeder op een wagen naar het heiligdom van Hera brachten, en daarvoor door de godin werden beloond met een heerlijke dood terwijl zij sliepen in haar tempel. Dan legt Solon uit dat het te vroeg is iemand de gelukkigste van alle mensen te noemen zolang zijn leven nog niet is voltooid. Dat principe is de laatste decennia losgelaten zoals een onafzienbare hoeveelheid deels heel goede biografieën aantoont. Veel ervan zouden beter ‘portretten’ kunnen heten.

Ook de twee levensbeschrijvingen die hier worden besproken gaan over mensen die nog onder ons zijn en die we nog vele jaren toewensen. Kardinaal Simonis nam in 2014 zelf het eerste exemplaar van zijn biografie in ontvangst en hij was er heel verguld mee. En wat Danneels betreft, die werd in 2013 tachtig en met dat feest sluiten zijn biografen af. Anno 2015 is dat een tamelijk willekeurig slotakkoord, want voor steeds meer mensen in Europa en daarbuiten is er nog leven na de tachtig.

De twee kardinalen hebben om te beginnen belangrijke personalia gemeen. Ze zijn generatiegenoten (Simonis is van 1931, Danneels van 1933). En ze zijn vlak na elkaar kardinaal geworden, Danneels in 1983, Simonis in 1985. Ze komen uit ongeveer dezelfde sociale klasse: Danneels is een onderwijzerszoon, Simonis’ vader was een tandarts, misschien iets deftiger dan een onderwijzer, tenminste in Nederland.

Beiden hebben in Rome gestudeerd, al kwam Simonis er aan toen Danneels naar België terugkeerde, in 1959. Ze waren allebei eerst bisschop op een suffragaanzetel alvorens metropoliet te worden, Danneels in Antwerpen, Simonis in Rotterdam. Tegen het einde van hun ambtsperiode bleef bij het brede publiek een publicitaire uitglijder hangen rond de pijnlijke affaires van seksueel misbruik. Van Simonis was er het beruchte ‘Wir habben es nicht gewusst’ voor de televisie, van Danneels zijn gewone binnenkomer: ‘Zeg ’ne keer’ van een bandopname waarop de weergave van een cruciaal gesprek in de zaak Vangheluwe. (De bisschop van Brugge van wie in april 2010 aan het licht kwam dat hij jarenlang zijn neefje had misbruikt.)

Maar daarmee houden de overeenkomsten op en verplaatst onze aandacht zich naar de verschillen tussen de twee hoofdpersonen en hun beider kerkprovincies. Wat dat laatste betreft slechts een enkele opmerking. De fase van het Rijke Roomse Leven in Nederland, in België soms ‘het Koeckelberg-katholicisme’ genoemd naar de triomfalistische Nationale Basiliek van het Heilig Hart in Brussel, verschillen in veel opzichten van elkaar, wat te verklaren valt uit historische oorzaken met wortels in onze gezamenlijke Opstand tegen Spanje in de zestiende eeuw en de oorlogshandelingen die daarop zijn gevolgd. Je kunt daar de fotoboeken Memoriale (1996) respectievelijk Liefde gaf u duizend namen (1977) op naslaan, die gaan over een definitief afgesloten tijdperk. De secularisatie en, nog belangrijker, de massale onverschilligheid en zelfs vijandigheid ten opzichte van de kerk, zijn in België en Nederland aan dezelfde orde van de dag en van dezelfde omvang. Het verschil ligt hooguit in toon en stijl, in Nederland is die nog altijd wat scherper en schriller dan in België, maar dat laatste land heeft dan ook nooit de pretentie gehad om gidsland te zijn. Dat was de leus van katholiek Nederland, althans ‘onder professoren’ in de jaren zestig v.d.v.e., en leeft bij een heilige, vergrijzende rest nog altijd door.

Over naar onze hoofdpersonen. Danneels was twintig jaar lang professor in de theologie, in Brugge aan het grootseminarie en in Leuven aan de katholieke universiteit. Simonis werd na zijn promotie direct in de praktijk van de zielzorg geplaatst als kapelaan van de kerk aan de Sportlaan in Den Haag. Voor Danneels stond het denk-, schrijf-en spreekwerk voorop, Simonis wilde uiteindelijk het liefst als pastor in een gewone parochie werken. Danneels heeft nooit in het basispastoraat gestaan, Simonis was ervoor geschapen en heeft niets liever gedaan. Danneels was een academicus en een groot intellectueel, ook in de zin van opiniemaker. Simonis was dat niet en wilde het ook niet zijn, zijn hart lag bij het huisbezoek, het beantwoorden van persoonlijke brieven, de gemoedelijke omgang met zijn parochianen, het bespelen van het orgel en de grapjes met de kerkgangers, leuk of oubollig, en soms zelfs een tikkeltje misplaatst.

Ondanks die grote verschillen zijn beide heren kardinaal geworden, langs welke wegen wordt in deze twee voortreffelijke boeken uit de doeken gedaan. Ergens in zijn biografie maakt Simonis de verhelderende opmerking: ‘Je hebt kardinalen en kardinalen’. Er zijn zwaargewichten en richtingwijzers (Martini, Hume, Ratzinger, Lustiger, Lehmann, Kasper, om een aantal tijdgenoten te noemen), en er zijn er die dat door de omstandigheden, vooral hun zetel of ook de persoonlijke achting van de paus, zijn geworden. Danneels hoort evident bij de eerste, Simonis rekent zichzelf bescheiden tot de tweede categorie.

Dat klassenverschil wordt weerspiegeld in de beide boeken, allebei van hoge kwaliteit, maar verschillend van opzet en van benadering. Daarover enkele opmerkingen, al begint hier, zoals u al hebt gemerkt, het vergelijken van een appel met een peer. Aan het boek over Simonis heeft een uiterst deskundige en vaardig schrijvende journalist gewerkt. Bovendien staat in mijn kast een exemplaar met de persoonlijke opdracht ‘Met dank voor alle hulp!’. Er kon hier dus weinig misgaan.

Ton Crijnen had al eerder indruk gemaakt met zijn biografie van Titus Brandsma uit 2008, volgens mij zijn beste werk tot nu toe. Hij was gedurende zijn loopbaan bij De Tijd vaak kritisch geweest over Simonis. Bijvoorbeeld in het verslag van de buitengewone bisschoppensynode van 1985, twintig jaar na de sluiting van het concilie, waar hij wordt geschetst als een lichtgewicht, een woord waarvan in het stuk veel equivalenten te vinden zijn. Hij wordt daarin geplaatst tegenover kardinaal Danneels, die optrad als relator en een van de grote mannen van die synode. Het is leerzaam om dat stuk te herlezen en in het achterhoofd te hebben, want de kritische zin waarmee Crijnen Simonis heeft gevolgd, is ook in dit boek terug te vinden. Het verschil is dat hij zijn hoofdpersoon aardiger is gaan vinden, maar daarvoor is, geloof ik, kardinaal Simonis zelf verantwoordelijk, terwijl ook niet kan worden uitgesloten dat de impopulariteit van zijn opvolger in Utrecht achteraf de zijn papieren heeft laten stijgen.

Van de beide biografen van Danneels had ik wel willen weten dat Mettepenningen, een theoloog, in 2010 ontslag heeft gekregen of genomen als perschef van André Leonard, de opvolger van Danneels als aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Op een foto in het Danneelsboek zit Danneels met een gezicht als een oorwurm bij de presentatie van Leonard, zoals hij zich ook in 2005 al een slecht verliezer toonde bij de pauskeuze van Benedictus xvi Ratzinger. Leonard overigens, intussen ook al weer opgevolgd, ging wél een publiek en buitengewoon ontspannen gesprek aan met de in België beroemde ex-jezuïet en godloochenaar professor Etienne Vermeersch, iets wat Danneels nooit heeft aangedurfd. Evenmin als hij in een kring met dementerende bejaarden het liedje ‘Ik zou wel eens willen weten’ van Jules de Korte zou kunnen zingen wat ik ooit op de televisie Leonard vol overgave heb zien doen, eerder een Bergoglio-dan een Ratzinger-actie. Je kunt aan zulke dingen zien hoe weinig de veelgebruikte adjectieven progressief en conservatief zeggen.

Terug naar de twee dikke boeken en de verschillen ertussen. De instrumenten waarmee de auteurs hebben moeten werken, zijn uiteenlopend. Mettepenningen en Schelkens hebben toegang gehad tot vele archieven, waarvan sommige bij wijze van uitzondering en onder voorwaarde van discretie voor hen geopend werden. Bovendien hebben ze het persoonlijk archief van Danneels kunnen raadplegen. Dat laatste geldt ook bij Simonis, al zegt Crijnen erbij dat ‘zijn’ kardinaal geen systematische documentatie heeft opgebouwd. De overige archieven waarin hij onderzoek had willen doen, bleven voor hem krachtens bisschoppelijke beschikking ontoegankelijk. Zo kon hij de archieven van het aartsbisdom Utrecht noch die van de kerkprovincie inzien, een ernstige handicap die maar gedeeltelijk werd gecompenseerd door het kdc in Nijmegen en het archief van de franciscanen in Utrecht. Wat hij niet heeft geraadpleegd zijn de Analecta van het Utrechtse en Rotterdamse bisdom, waarin niet alleen de beleidsstukken, maar ook de preken, brieven en toespraken van de bisschop staan afgedrukt, al met al een onmisbare gedrukte bron. Het eindresultaat is dat we tenslotte over een voluit wetenschappelijke biografie van Danneels, en over een in hoofdzaak journalistieke biografie van Simonis beschikken.

Maar ook het perspectief van beide werken is verschillend. Dat wordt weerspiegeld in titel en ondertitel van de boeken. Danneels heet eenvoudig ‘Godfried Danneels’ zonder titelaanduiding en met de ondertitel; ‘Biografie’, niet ‘Een’ of ‘De’ Biografie, maar Biografie zonder meer. Simonis krijgt als titel: Kardinaal Ad Simonis. Kerkleider in de branding. Een biografie. Simonis blijft kardinaal, een leider in een kerkelijke setting, Danneels wordt Godfried Danneels, een man die niet is in te kaderen, tenzij als ‘Christelijk Humanist’, wat de veelzeggende titel is van de Epiloog.

Het verhaal over Simonis leest gemakkelijker weg dan dat over Danneels. Dat komt vooral omdat Simonis’ biografie bol staat van de ruzies en de conflicten, ‘polarisatie’ heette dat destijds, en ruzies en conflicten, affaires en incidenten leveren nu eenmaal spannende vertellingen op, althans zolang mensen zich voor die affaires blijven interesseren en nog weten waar ze over gaan. Bij Danneels zijn die affaires er ook, maar wat minder in aantal en heftigheid, en meer ingebed in de theologie van zijn dagen en de kerkelijke, politieke en maatschappelijke context. Bij Danneels is de wereld groter, vooral in het laatste decennium van zijn bestuur. De tendens tot centralisatie in de kerk en de theologische koers van de Romeinse instanties waren daar debet aan, of liever aan die theologie en die tendens hebben we de verruiming van Danneels’ horizon te danken. Zijn pleidooi voor een nieuw statuut van de bisschoppenconferenties liep op niets uit. De theologische ‘communio’-gedachte leidde niet tot resultaat en zijn opmars in de Europese Bisschoppenconferentie werd gestuit. Daarop verlegde hij rond 1993 zijn koers en verbreedde hij zijn veld van aandacht en actie: ‘Hij bleef een internationale topfiguur, maar voortaan op andere terreinen’ zeggen zijn biografen (p.328). Bij Danneels waren de geografische brandpunten Zagreb/ Serajewo, Moskou, Kinshasa, China, het Midden Oosten en Zuid-Soedan, voor Simonis waren het Noordwijkerhout, Rotterdam, het Malieveld in Den Haag en de Veemarkthallen in Den Bosch. Bij Simonis lezen we over binnenkerkelijke ruzies en krijgen we een inkijk in het Hollandse binnenhuis, met Danneels gaan we de wijde wereld in en gaat het over de interreligieuze dialoog. In Crijnens boek is er ruim aandacht voor human interest, in dat van de Zuiderburen is er vooral theologie, ideeëngeschiedenis en Zeitgeschichte.

Crijnen gaat nu en dan ook met Simonis in discussie, hij corrigeert hem of wijst hem op inconsistenties in zijn statements en in zijn optreden. Volgens de goede journalistieke mores past hij voortdurende hoor en wederhoor toe, zodat we niet alleen over de kardinaal veel te weten komen maar ook het nodige over zijn fans en vooral over zijn opponenten. Maar tenslotte overweegt bij de schrijver toch de waardering. Simonis opvattingen en uitlatingen waren vaak omstreden, zijn persoon was dat uiteindelijk niet, echte vijanden zijn er in zijn leven nauwelijks te bekennen. Op de achterflap heet hij ‘een nationale dorpspastoor’ – een paradox en een contradictio in terminis – maar een waarvan de draagwijdte direct duidelijk is. Don Camillo lag bij de helft van zijn parochianen helemaal verkeerd, maar toen de bisschop hem tenslotte uit zijn dorp weghaalde en een keurige opvolger benoemde was bij Peppone en zijn aanhangers de wereld te klein: iedereen moest wel van hun reactionaire pastoor afblijven. Dat is geen gemakkelijk verhaal om te presenteren, maar Crijnen slaagt erin. Hij is de sterkste verteller, Schellekens en Mettepenningen winnen het als duiders

Twee opmerkingen tot slot. Danneels was (ook voor Nederlanders) jarenlang de bisschop van de jaarlijkse Kerst-en de Paasbrochures. Het zijn er alles bij elkaar 57, gespreid over de jaren 1981-2009. Rijk van inhoud, fraai van uitvoering, inspirerend en overtuigend, gedocumenteerd en toegankelijk. Dat zijn ze, soms wat gedateerd door de actualiteit van toen, nog steeds.

De lezer komt door dit boek veel over kardinaal Danneels te weten, maar echt kennen, ‘als mens’ zal ik maar zeggen, doe je hem dan nog altijd niet. Daarvoor is hij te veelzijdig getalenteerd, te snel en te gecompliceerd, teveel ‘sfinx’ zoals zijn twee biografen hem noemen. Het boek van Ton Crijnen is niet nodig om kardinaal Simonis te leren kennen. Hij had het hart op de tong, was geen diplomaat en geen echt academische denker, en in interviews in de krant en op de buis kwam hij over als een goudeerlijke, heldere, en in zekere zin zelfs kinderlijke, zij het geen onnozele, man. Wat zijn biografie waardevol maakt is dat ze aantoont hoezeer Ad Simonis als bisschop van Rotterdam product was van het debacle van Noordwijkerhout 1970, en als aartsbisschop van Utrecht dat van het correctief van precies tien jaar later, de bijzondere Nederlandse synode Rome in januari 1980. Kortom: in zijn loopbaan weerspiegelt zich de teloorgang van de Nederlandse kerkprovincie, een stelling die zich gemakkelijk uit Crijnens boek laat afleiden, maar die hij niet expliciet maakt.

Danneels gaf zijn tijd (mede) richting, Simonis was (vooral) een product van zijn tijd. Korter kan de eindindruk na lezing van deze twee lijvige levensbeschrijvingen niet worden geformuleerd.


1 Naar aanleiding van: Ton Crijnen, Kardinaal Ad Simonis. Kerkleider in de branding. Een biografie. Nijmegen, Valkhof Pers, 2014. ISBN 978 90 5625 424 7. 591 blz., €39,50 en Juergen Mettepenningen en Karim Schelkens, Godfried Danneels. Biografie. Antwerpen, Uitgeverij Polis, 2015. ISBN 978 94 6210 0229. 558 blz., €39,95.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's

Simonis en Danneels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's