GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A. H. DE HARTOG. DE REDELIJKHEID DER „ORTHODOXE" LEER. A. H. Kruyt, Uitgever, Amsterdam.

Doel der in dit vlugschrift gegeven beschouwing is : „te toonen, dat de „Orthodox" Christelijke leer naar den wezenlijken inhoud, „redelijk" moet heeten" (p. 1).

Wij hebben in dit vlugschrift alzoo te doen met een beoordeeling van DR. DE HARTOG omtrent de , Orthodox" Christelijke leer.

'n Nadere omschrijving vaa wat hij dus beoordeelt ware niet overbodig geweest.

'n Nadere.

Want hetgeen de titel nog onbepaald laat is door de toevoeging „Christelijke" op p. 1, zeker iets nader bepaald en wel zóo, dat, om iets te noemen, de „Orthodox" Mohammedaansche leer er buiten valt.

Maar, het criterium der Orthodoxie is de Belijdenis, en wijl, bij de pluriformiteit der kerken, haar Belijdenissen, al vertoonen zij ook overeenkomsten, toch ook verschillen doen zien, en „een orthodoxe leer", in tegenstelling met een „heterodoxe", een leer is conform aan de Belijdenis der Kerk, vereischt de uitdrukking „Orthodox Christelijke leer" nog nadere beperking.

Vanwege oude relaties van zeer sympathieken aard waarin ik tot Dr. DE HARTOG sta, heb ik getracht in dit zijn vlugschrift die nadere beperking te vinden. Omdat ik uit zijn andere werken den indruk had gekregen, dat hij zich voor den wettigen troonopvolger van CALVIJN houdt, ïoo als SCHOPENHAUER zich dat deed in betrekking tot KANT, meende ik aanvankelijk, dat die nadere beperking moest zijn „de orthodox gereformeerd christelijke leer". Wijl echter het specifiek verschil tusschen de gereformeerde en andere Orthodoxiën in dit vlugschrift heel niet ter sprake komt, ben ik van die meening al spoedig teruggekomen en heb haar ingeruild voor deze andere, dat onder „Orthodox" Christehjke leer moet worden verstaan : een leer die conform is aan dat waarin de Belijdenissen der Christelijke Kerken overeenkomen.

Omtrent deze orthodox-christelijke leer dan oordeelt DR. DE HARTOG, dat zij „redelijk" moét heeten, althans, en ik kom daar later op terug, „naar haar wezenhjken inhoud".

Van dit predicaat „redelijk" geeft hij wèl een omschrijving.

Een zeer breedsprakige zelfs.

„Om misverstand te voorkomen, beginnen wij met op te merken", zoo schrijft hij, „dat wij den term redelijk niet nemen in den zin van „afgetrokken verstandelijk" maar in den zin, dien het dagelijksch gebruik van genoemd woord als van zelf aangeeft. Redelijk is hetgeen zich aandient als , , behoorlijk", als naar „den aard der zaak", als „houdbaar". Redelijk is hetgeen zich naar het zuivere waardeeringsoordeel toont op zijn plaats".

Dat deze omschrijving de meest geschikte is om misverstand te voorkomen omtrent den zin waarin DR. DE HARTOG den term „redelijk" verstaat, zou ik niet durven beweren. Zij wordt daartoe zeker niet minder geschikt door wat dan verder volgt: „Deze practische beteekenis, die het woord „redehjk" in de gewone spreektaal heeft, wijst, het spreekt van zelf, henen naar een logischen inhoud". De apodicticiteit waarmee dit gezegd wordt, laat ik voor rekening van den schrijver, doch zooveel is mij reeds duide-Hjk, dat hij den term „redelijk" neemt in den zin van wat „logisch" niet naar den „vorm", maar naar den „inhoud" is. En niet uit wat hij aan deze omschrijving nog toevoegt, en waarover straks nog, maar uit wat ik enkele regels verder lees, wordt mij de zin, waarin DE HARTOG hier „redelijk" neemt, dan nóg duidelijker. Daar toch heet het: „wij ontwikkelen de „orthodoxe" leer als redelijk, dat is als voldoend antwoord op het zoeken en vragen van het religieus besef der menschheid".

Dit nu meen ik aldus te moeten verstaan, dat niet slechts in 'n menschelijk, maar in het h menschelijk bewustzijn de behoefte is aan hooger m kennis dan die uit verstandelijk nadenken over o het zintuigUjk waargenomene wordt verkregen. g En zeker zou, indien er geen zonde ware, wijl D de Logos of Rede het waarachtige licht is het­ h welk ieder mensch, die in de wereld komt, i verlicht, deze behoefte van het menschehjk bewustzijn ook bevrediging vinden in de orthodoxchristelijke leer. ,

In het 3e en 4e hoofdstuk van de Canones van Dord wordt erkend, „dat na den val in den mensch eenig licht der natuur nog overgebleven is", maar even beslist wordt daar ontkend, „dat de mensch, al behoudt hij ook eenige kennis van God, door dit licht zou kunnen komen 'tot de zaligmakende kennis van God".

Ik vwjs hierop, omdat de hoogere kennis, waarnaar de menschheid streeft, de kennis omtrent hetgeen boven of achter ónze wereld ligt, allereerst kennis van het wezen Gods is.

Nu is het zeker waar en wordt het door de religie als algemeen menschelijk verschijnsel be vestigd, dat ook na den val in den mensch eenige kennis van God is. Met name CALVIJN heeft door zijn leer van den „sensus divinitatis" er terecht op gewezen, dat wij ook andere gewaarwordingen dan de zintuiglijke hebben. Maar even zeker is, dat de „bespiegeling" of de „speculatie", van het menschelijk nadenken over het wezen van God, van de wereld en van den mensch, tot dusver tot geen, voor alle menschen als noodwendig geldende, resultaten heeft geleid.

DR. DE HARTOG echter vermeent, dat de openbaring of enger nog, de uit die openbaring door de Christelijke kerken geproduceerde en daarom „orthodoxe" leer, naar haar „wezenlijke inhoud" daartoe wèl kan leiden.

j |Zijn redeneering is deze :

Redelijk is, wat in overeenstemming is met de menschelijke rede en wel, in onderscheiding van vtrstana^f met de rede als vermogen tot adaequaat kennen van de bovenzinnelijke wereld ; van het „wezen" der dingen. Wijl gegrond in het Woord of de Rede Gods, is naar haar „wezenlijke inhoud" de orthodoxe leer in overeen, stemming met de menscheHjke rede; dus is de orthodoxe leer redelijk.

Indien dit nu zoo ware, dan zouden de uitspraken der „orthodox Christelijke leer" onder de menschen als algemeene en noodwendige waarheden gelden.

De dagelijksche ervaring leert anders. echter wel

De fout in de zooeven opgezette redeneering zit 'm dan ook hierin, dat de term „menschelijke rede" schijnbaar in één, maar in werkelijkheid in tweeërlei zin is gebruikt, * en wel eerst in dien van niet-en dan in dien van, door de zonde, verduisterde rede.

Als waardeeringsoordeel ben ik het met DE HARTOG'S uitspraak omtrent de redelijkheid der orthodoxe leer goed eens. Wijl zij waar /x, behoorden haar uitspraken ook als zoodanig voor ieder mensch te gelden; behoorden die uitspraken voor alle menschen de waarde te hebben van voldoende, van bevestigende antwoorden op vragen van „het religieus besef der menschheid".

Maar tusschen wat beliojrt en wat zV, gaapt ook hier de klove.

Ik kom thans terug op wat DE HARTOG aan zijn omschrijving van > redclijk< nog toevoegt. Aan wat ik reeds aanhaalde: »Deze practische beteekenis, die het woord »redelijkc in de gewone spreektaal heeft, wijst, het spreekt vanzelf, henen naar een logischen inhoud", — voegt hij dan dit toe: „maar, en hierop komt het voor ons aan, deze logische inhoud is aldus samengevlochten met het leven zelf, dat hij zoo goed als geheel op den achtergrond treedt."

Uit die samenvlechting wil DE H. losmaken den »logischen inhoud" of het niet maar »formeel* d. i. het, overeenkomstig de wetten van het denken, logisch richtige denken, doch het jmaterieelc d. i. het, overeenkomstig de wetten van het zijn, logisch ware denken.

En om nu met dit laatste denken de orthodox christelijke leer in overeenstemming te brengen, past hij een methode toe, die, terwijl zij al de bekoorlijkheid van het nieuwe mist, tot dusver steeds op teleurstelling is uitgeloopen. De orthodox christelijke leer toch is, naar DE H. haar beoordeelt, niet maar redelijk zonder meer, maar zeer bepaaldelijk naar haar jwezenlijken inhoud*.

Van jwezenUjk* kan men spreken in onderscheiding van »vormelijk« ; ook in onderscheiding van »bijkomstig«, maar ook van szijn* in onderscheiding van »denken«; van »zaak« in onderscheiding van ivoorstelling*.

De wezenlijke, wijl uit Gods Woord ontvangen inhoud, die in de bijkomstige, wijl menscheüjke formuleering van de orthodox christelijke leer zit, — deze inhoud wordt echter bij DR. DE HARTOG'S, van den veiligen bodem der, ons in het Woord geboden ervaring losgeraakte „bespiegeüng" tot een gansch anderen inhoud.

Laat mij hier echter terstond aan toevoegen, dat DR. DE HARTOG zich daarvan blijkbaar allerminst bewust is.

Dit blijkt uit wat hij schrijft op p. 9.

Orthodox christehjke leer is: , .dat God eenig is in Wezen en nochtans in drie Personen onderscheiden".

Op die p. 9 nu teekent ons de schrijver twee belijders van de Drieëenheid. Een denkend, speculatief of bespiegelend geschoold theoloog en een „eenvoudig gemeentelid". De theoloog, zegt DR. DE HARTOG, belijdt de Drieëenheid „als eenheid van transcendentie en immanentie"; het gemeentehd, „als den Vader, die als een ouden, grijzen man op een troon in den hemel zit, den Zoon als een jongen man op aarde aan het kruis gestorven en herrezen uit den dood, den Geest als een duif". „Meent men nu, zegt DR. DE HARTOG, dat de theoloog „anders" leert, dan het eenvoudige gemeentelid, zoo vergist men zich deerlijk'

Zoo dacht HKGEL er ook over.

Maar dat verhindert mij niet terneenen èn dat het iets „anders" is èn, dat noch de speculatieve theoloog met zijn „begrip" noch het eenvoudig gemeentelid met zijn „voorstelling" op het stuk der Drieëenheid achter den „wezenlijke inhoud" der orthodox christelijke leer is.

Laat mij hier nog aan toevoegen wat DR. DE HARTOG op p. 18 schrijft over hetgeen hij, met HEGEL, noemt de „Menschwording Gods".

De orthodox christelijk leer op het stuk der „menschwording van Jezus Christus is, dat de eeniggeboren Zoon, aannemende een ware menschehjke natuur, ontvangen is in het lichaam der gelukzalige maagd Maria, door de kracht des Heiligen Geestes zonder mans toedoen".

Voor DE HARTOG is de „wezenlijke inhoud" van de Orthodox Christelijke leer op dit stuk, »dat het licht de duisternis, de natuur den Geest, de menschheid de Godheid niet „van zelf' voortbrengt, maar dat de Godheid de menschheid, de Geest de natuur, de Hemel de aarde moest „overschaduwen", opdat hetgeen uit deze ontvangenis voort zoude gaanj „Gods Zoon" genaamd zoude kunnen worden (Luk. 1 : 35)". Deze „wonderbare" geboorte van den Geest uit het vleesch, van de Godheid üit de menschheid is, zoo schrijft hij dan verder, een „probleem". „Het eenvoudig gemeentelid", dit probleem vervlakkend tot de historische vraag: Is Jezus wonder geboren, ja dan neen ? " blijkt niet te beseffen, hoeveel in genoemd probleem besloten ligt". De denkende, de speculatief of bespiegelend geschoolde theoloog ontvangt hier echter van DR. DE HARTOG de les, dat „in ieder geval het antwoord op deze pertinente vraag even pertinent hier moet luiden: Ja", „indien hij althans het religieus besef van het: eenvoudig gemeentelid" niet wil misleiden". Iets wat op het eerste gehoor wel wat vreemd klinkt, maarwaarmee wel bedoeld zal zijn: et rehgieus besef van den man niet in verwarring en daardoor uit de richting brengen.

Vrij wat zonderlinger dan dit „misleiden" is mij echter in dit geschrift, hetwelk bedoelt aan te toonen, dat de Orthodox Christelijke leer redehjk is en wel door, wat voor DE HARTOG haar „wezenlijke inhoud" is om te zetten in wat voor de Christelijke kerken haar „wezenlijke inhoud" is, — op p. 9 te lezen: HOE men zich dezen inhoud denkt, is van bijkomstig belang, DAT men dien belijdt, is slechts van beteekenis".

* Dan, hoe dit zij, de kerken mogen DR. DE HARTOG voor dit zijn vlugschrift, waarin het hem te doen is „om een gemakkeUjk leesbare aanduiding der hoofdzaken, die hij in zijn werken uitvoerig toelicht'" (p. I) — dankbaar zijn.

Uit dit vlugschrift toch bhjkt, dat ook de poging' van DR. DE HARTOG om, in den weg eener van de Schrift losgeraakte bespiegeling, de Orthodoxe leer pasklaar te maken voor aller menschen rede, dus ook voor die van den onherboren mensch, hoe goed ook bedoeld, deerlijk is mislukt.

En tevens bUjkt uit dit vlugschrift, dat de leer van DR. DE HARTOG, al is hij zich zelf daarvan ook niet bewust, naar haar „wezenlijke inhoud" niet is de , Prthodox" Christelijke leer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 juni 1915

De Heraut | 4 Pagina's