Schuld en straf - pagina 116
Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit
no 265) Der Begiff der Strafe, 2^^ dr. (1897), bl. 218. Binding stelt de begrippen van straf en vergelding aldus scherp tegenover elkaar: «Endlich soil die Strafe nicht heilen, sondern eine Wunde schlagen, der Ersatz aber eine Wunde heilen, womöglich ohne eine andere zu schlagen." (Grundriss des genieinen deutschen Strafrechts), I (1897), bl. 169. 966) Philosophic du droit pénal, 43" dr. (1894), bl. 84 en volgg.. 267) Sociologie criminelle (1893), bl. 312 en volgg,. 268) Zoo schrijft hij. Cours de droit naturel, 8« dr. (1892), dl. I, bl. 235, dat de straf moet bereiken »un but humain, en remettant Ie coupable, par rapport k sa volonté et k toute sa condition morale, qui était la cause du crime, dans l'état de droit, c'est-è.-dire dans l'état moral de vouloir Ie juste et Ie bien, qu'elle doit lui rendre la vraie liberté juridique et morale et, avec elle, la liberté extérieure." 269) £)ie herrschenden Grundlehren von Verbrechen und Strofe (1867), bl. 107. 2TO) T. a. p., bl. 105. Hij zegt daar, »dasz der Mensch im Ganzen das zu sein pflegt, wozu die auszeren Umstande, also auch Beispiele im Bösen, Gelegenheit und Versuchungen dazu ihn machen." 271) T. a.p.,
bl.
113.
272) £)i^ Abschaffung des Strafmasses
(1880).
273) T. V. S., dl. XII, bl. 393. Ik zie zelfs de noodzakelijkheid niet in om, gelijk Mr. Van Hamel, bl. 394, doet, naast de behoefte aan verbetering als tweeden pijler voor dit instituut te nemen die aan veiligheid. De verbetering geschiedt ter wille van deze. Uit de verbeteringstheorie volgt, dat wie niet beter is, blijft. Men moet niet loslaten zonder verbetering. Maar ook niet vasthouden daarna. De voorwaardelijke vrijlating past, gelijk ook Sontag {Beitrdge zur Lekre von der Strafe (1881), blz. 24) heeft opgemerkt, geheel bij dit stelsel, en sluit zich insgelijks, zooals Mr. Van Hamel schrijft (blz. 397 en 406), bij de onbepaalde vonnissen aan. En daar eene verbetering in enkele weken moeilijk verwacht kan worden, is reeds deswege verzet tegen korte vrijheidsstraffen begrijpelijk. Slechts ware de vraag te stellen, of verlenging van straf niet meer consequent ware dan voorwaardelijke veroordeeling, of niet-toepassen van straf. 274) Grundlage des Naturrechts, dl. I I (1797), bl. 118. 276) T. a. p., bl. 110. 276) T. a. p., bl. 17. 277) Zie daarover het opstel van Jhr. Mr. Engelen, Iets over het Elmira-stelsel in het Rechtsgeleerd Magazijn, \9^^ jaarg. (1900), afl. 3, bl. 250 en v o l g g . . Ook Wach, Die Reform der Freiheitsstrafe (1890), bl. 45 en volgg.. 278) Over de toename der criminaliteit zie o. a. Von Liszt,
Das
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1900
Rectorale redes | 130 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1900
Rectorale redes | 130 Pagina's