GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 85

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 85

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

)

75

verhaal daardoor te sterker. Zelfs kan men nog verder teruggaan, want als Luther in zijn commentaar op de Romeinen bij Cap. 1 : 17 waarschuwt, dat men de justitia Dei toch niet zal opvatten als de „iustitia qua ipse iustus est in se ipso, sed qua nos ex ipso justificamur'' (FiCKER, I, 2. p. 14), dan zou deze waarschuwing geen zin hebben gehad, wanneer Luther niet overtuigd was, dat velen deze verkeerde opvatting deelden. En hierover toch gaat alleen de strijd. Volgens Denifle kan Luther's verhaal niet waar wezen, omdat heel de Roomsche Kerk de justitia Dei in Rom. 1 :17 steeds zoo heeft opgevat en zou dit verhaal eerst in 1540 verzonnen zijn, om de Roomsche Kerk in een verkeerd daglicht te stellen. Uit Luther's eigen geschriften blijkt echter, dat hij niet eerst in 1540, maar reeds in de vroegste periode tegen deze verkeerde opvatting van de justitia Dei waarschuwde ; de subjectief goede trouw van Luther in zijn bekeeringsverhaal kan derhalve niet in twijfel worden getrokken. Intusschen blijft de zeer ernstige moeilijkheid over, dat, al was Luther subjectief dan ter goeder trouw, hij objectief zich toch vergist heeft, want / dat de Roomsche uitleggers vóór hem de justitia Dei in Rom. 1 : 17 niet verklaard hebben van de straffende gerechtigheid Gods, maar evenals Augustinus van de misericordia Dei of van de justitia a Deo nobis data. Deze vergissing nu zou op zichzelf niet zoo erg wezen, want het „errare humanum est" geldt ook van Luther, maar ze wordt dit wel, waar Luther in deze „nieuwe opvatting" van de justitia Dei in Rom. 1 : 17 het goddelijke licht heeft gezien, dat hem tot bekeering bracht en daarmede hem den eersten stoot tot de Reformatie heeft gegeven. Deze opvatting van de justitia Dei moet dus volgens Luther het scheidingspunt geweest zijn, waar de wegen van Rome en het Protestantisme voor goed uiteenliepen, de oorsprong en aanvang van de reformatorische actie zelve. Blijkt nu achteraf, dat de Roomsche exegeten precies dezelfde opvatting van Rom. 1 : 17 hebben gehad, ja nog sterker, heeft de Roomsche Kerk op het Concilie van Trente officieel in haar dogma de justificatione de verklaring opgenomen: „unica formalis causa (iustificationis) est iustitia Dei, non qua ipse 7 iustus est, sed qua nos iustos facit" (sess. VI, c. 7, DENZINGER, , Enchiridion, ed. dec. p. 269), wat blijft er dan van de bewering van Luther over? Denifle legt op dit argument vollen nadruk, natuurlijk niet om daaruit af te leiden, dat de breuk tusschen Luther en Rome derhalve alleen aan een ongelukkig misverstand zou te wijten zijn, maar om daarmede duidelijk te maken, dat dit geheele verhaal van Luther ge-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 85

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's