Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 25
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit
15 stijgen, als ge hoort, dat dit citaat ontleend is niet aan een boetepredikatie in eigen kring, maar aan de Wurtembergsche Confessie, die bestemd was naar het Trentsche Concilie gezonden te worden als getuigenis van het Protestantsche geloof ^**). De zaak is echter zeer eenvoudig, want uit het verband blijkt duidelijk, dat de predikanten hier volstrekt niet klagen over zedenbederf, tuchteloosheid en leervervalsching in hun eigen kerk, maar juist omgekeerd in de Roomsche kerk en daarom bij de Trentsche vaderen aandringen op een grondige Reformatie der kerk ^°). En toch voert Döllinger dit citaat als een bewijs tegen het Protestantisme aan en Janssen nam het klakkeloos over!"") Trouwens Janssen zelf maakt het niet veel beter. Klaagt Luther in zijn „Ein feste Burg ist unser Gott", dat bedrog en list de wapenrusting zijner vijanden is, Janssen zal u bewijzen, dat juist omgekeerd Luther zelf het is, die deze schandelijke wapenen in den strijd met de Roomsche kerk heeft goedgekeurd en aanbevolen. Hij haalt daarvoor een brief van Luther uit 1520 aan, waarin deze zou geschreven hebben, dat „zur Hintergehung des Papstthums alles erlaubt ist" ^'^). Luther schreef: „in cujus deceptionem et nequitiam omnia licere arbitramur", wat blijkens het bijgevoegde nequitiam niet anders beteekenen kan, dan dat tegen de bedriegerij en de verdorvenheid van het Pausdom alles geoorloofd is ^^). Op deze zonderlinge vergissing gewezen, voert Janssen als nieuw bewijs aan, dat Luther in een brief aan Melanchthon tijdens den rijksdag te Augsburg geschreven, spreekt van de „bei den kirchlichen Verhandlungen anzuwendenden dolos" "••*), alsof Luther deze „dolos" zou aanbevolen hebben. Luther schrijft juist omgekeerd: „dolos ac lapsus nostros facile emendabimus" en keurt daarmede duidelijk het niet altoos rechtdoor-zee gaan van zijne partijgenooten op den Rijksdag af "*). Even zonderling springt ook Denifle met citaten om. Als hij u aantoonen wil, dat Luther regelmatig dronken was, beroept hij zich daarvoor o. a. op twee brieven door Luther in 1521 en 1522
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910
Rectorale redes | 192 Pagina's