GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 169

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 169

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

159 makkelijii is het niet, om daartoe te komen, want de „superbia cordis humani per incredulitatem" staat ons daarbij in den weg en het kost een hangen strijd, voordat de mensch er toe komt om te belijden : „cedo iustitiam meam et sensum meum . . et fateor me peccatorem et iniustum et mendacem, ut tui sermones iustificentur". En toch eerst als we zoo onze zonden erkennen en God rechtvaardigen, wil God ook ons rechtvaardigen: „Per hoc autem ,iustificari Deum' nos iustificamur. Et iustificatio illa Dei passiva, qua a nobis iustificatur, est ipsa iustificatio nostri activa a Deo. Quia illam fidem, que suos sermones iustificat, reputat iustitiam" (I, 2, p. 64, 65). En dat noemt Denifle „ein mechanisches Verschieben der Kulissen"! Ten slotte zij nog opgemerkt, dat ik trots het betoog van HoU niet kan toestemmen, dat Luther in dezen commentaar reeds de certitudo fidei zou geleerd hebben. De plaatsen, waar Luther het tegendeel zegt, zijn te duidelijk en laten zich niet door allerlei exegetisch geknutsel wegredeneeren. Luther zegt uitdrukkelijk: „Isti (nl. de geloovigen) vero ignorant, quando iusti sunt, quia ex Deo reputante iusti tantummodo sunt, cuius reputationem nemo novit, sed solum postulare et sperare debet" (I, 2, p. 104). De geloovigen zijn „ignoranter iusti et scienter iniusti" (1, 2, p. 105). Bij het certus sum van Paulus in Rom. 8 : 39 merkt Luther zeker terecht op, dat Paulus dit niet alleen van zich zelf zegt, maar „in persona omnium electorum", doch, zoo laat hij er op volgen, dit baat ons niet: „licet enim certum est electos Dei salvari, nullus tarnen certus est se esse electum". Paulus alleen kon dit van zich zelf zeggen,„ quia de se certus erat per revelationem, quod esset ,vas electionis' Act. 9" (I, 1, p. 81). Wat Holl opmerkt, dat Luther hier spreekt van de certitudo electionis en niet van de certitudo fidei gaat niet op, want Paulus zegt niet: ik ben verzekerd, dat ik een uitverkorene ben, maar dat niets mij scheiden kan van de liefde Gods. Maar wat alles afdoet, Luther zegt uitdrukkelijk: „nunquam scire possumus an iustificati simus, an credamus" en verklaart zelfs, dat het een teeken van hoogmoed zou zijn, wanneer men deze certitudo fidei zich toeeigenen dorst: „Superbus vero, qui hanc humilitatem ignorat et tantam fidei subtilitatem non intelligit, sed se credere putat non potest audire vocem Domini" (I, 2, p. 89). De humiliatio sui ipsius, die het dominantakkoord vormt in dezen commentaar, belet Luther, om het „certus sum" van Paulus over te nemen; hij komt daarom niet verder dan een „sperare" en „postulare". Intusschen doet deze quaestie er weinig toe voor het vraagstuk, dat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 169

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's