GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Opvoeding der Gemeente.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opvoeding der Gemeente.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Over het algemjeen is het niet meer noodig in onze 'kringen t© betO'Ogen, - dat het zendingswerk ro'eping is der berk ides Heeren; geen particuliere liefhebberij' van enkele medelijdende vro-men, maar gehoorzaamheid aan het uitdrukk©lijb gebod: „Gaat heen in 'de geheele wereld, predikt het Evangielie aan alle creiaturen." Zieiber, ©r zullen nog wel berbleden zijn, die voor d© zending weiaig voelen, e-n hun bijdj-age zeer geringi doen zijn, doch deze zullen toch tot de uitzonderingen mogen wowden gerebend, en oo'b is menigmaal onbebendheid met het werb de oorzaak van hun gebrek aaai sympathie; onbekend maakt onbe'mind.

Het kerbelijb maken der z-ending heeft geweldige gevolgen gehad len de leden d©r gemteente geleerd, bijna gedw'ongen, om miet 'de zending ietwat mee te leven; de zending wei^d nu hun zaak en taak, evenals d© kerb zelf ©n d© ciiristelijke school. Reeds deze vrucht bewijlst, hoe goed de bioom 'der kerkelijke zending iB, en wij veirstaan het, dat onz© Hervormde broeders beproeven een soortgelijken weg in te slaan door d© zending aan verschillend© classes toe te vertrouwen.

Wij moeten 'ons echter van de belangstelling der gemeente ©en niet te hooge gedacht© maken, want | deze blijft bij zeeir velen beperkt tot het geven van een bijidrage, moer of minder groot, en het aajnvaandein van „Het ZiendingSblajd"; wellicht, dat zij ook de Zen'diiigskalendetr uit een vriendelijke hand aann'emen, en daarvoor ©en penningske offeren; idoch tot een be'paald meeleven met den arbeid komt het bij' de mieeisten niet. Wij naogen en moeten dus wel dankbaar zijln met d© verkregen resultaten van het kerkielijb maken der zending, maaï! niet voldaan zijn; het ideaal is nog bij' lange niet bei-eikt. Hoe dit te bereiken?

Wij zP'Uden d© vraag ook anders kunnen inkleeden: ho© teeiran wij' de gemleente van Christus niet maar 'vóor de zending iets te voelen en wat te doen, doch er mee m-éde te leven en er hartehjK voor te bidden? Indien het woord niet zo'O afge^ zaagd wierd, zonden wij zeggen: het is een probleem, waarvan die oplossing nog maar ten deele is gevonden.

Het zijln niet alleen de gewone gemieenteleldlein, bij' wie genoegzame kennis der Z'ending ontbreekt; m-et de ambtsidragers is het al niet veel beteri gesteld. Zelfs vtraaigt mien zich af, of de lede-n der 'Generale Synodie wel 'der zak© kundig waren. Tn elk geval geeft ©en opmerking van ds. Dijkstra in „Het Zendin'gsblad" van Oct. te denken. In zijn brief naar Antiochië schrijft Kj toch:

„De zending had een goede synode., De rapporten over 'deze zaaik geleverd waren vele; dfe voorstellen bijna niet te tellen. Soimmige voorstellen vroegen ©enige d'uizenden, één zelfs veertig duizend, miaar zij' werden zonJder ©enig© aarzeling zonder.hoofdelijke stemming aanigeno'men. Men beschouwt dit als bet hoogste suooes: geen discussie en geen hoofdelij'ke stemming; mooier kan het niet. Toch zou ik het soms wel wat anders gewild hebben. Zeer belangrij'ke vo-orstellen, die ©©n groot© schrede vooruit vO'Or onze zending betieebenen, die tenideel© oOb zware finantieete offers meebrengen, passeerden 'den hamer, zonder een enbel woord! Ib zou gaajme gezien hebben, dat ©en enbel wO'Ord van bedenking onz© begaafde sprekers in de gelegenheid zon hebben gesteld om de nooidzabelijbheid ©n beerlijbheid dar voorgestelde zaab in het licht te stellen. Maar waar ge©n vijand is, valt niet [be strij'den en ide oiverwinniag is gemabbelijk."

Men vraagt zich af: waaro'm was er geen „vijand"? waarom, werd geen en'bel voorstel met debat verwaardigd? Natuurlijk boden vele van de voorstellen genoeg S'tof ter bespreking, en het is toch mioeilijk aan te nemen, dat meer dan zestig mensoben bet allen in alle opzichteai eens zijn over „voorstellen bijna niet te tellen." Ongetwijfeld moet bier de oorzaak voor ©en groot deel gezocht worden in ide bij' uitstek deskundige deputaten ds. Dijkstra, dr. Hania en ds. Breubelaa; r, om van diei anderen te zwijgen. Doob ©en zelfde verscliijnsel wondt oob op de mindere kerkelijke vergaderingen opgemerkt; op de laatstgeihouden part. syn. van Zeeland deed maar één lid vragen naar aanleiding van het belangrijk© zenidingsrapport; en op de classes wordt ook meermalen bet rapport der zending zonder discussie en stemming aangenom'en. Wij gelO'Oven niet te dwalen, indien wij 'de oorzaak van 'dit abnormale verschijbisiel zo©ik'en 'in te weinig, op de hoogte ^ijn van de zendingszaken, om zelfstandig te oordeelen.

Indien dez© opvatting juist is, waaraan wij' niet twijfelen, dan wordt hiermede ©en wondeplek aangewezien in ons berbelijk zendingsleven, welk© dringend bebanideling en genezing eis ebt.

Aan publieke voorlichting schijnt het niet te ontbreken; bijna elk kerkelijk en christelijk blad heeft een rubriek over de zending. Het Zendingsblad' wordt in tienduizenden exemplaren verspreid. Men zou zeggen: nu zullan de menschen het toch wel eindelijk weten! Ook moeten wij de beteekenis d©r classicale zendingsldagen allerwege niet over het hoofd zien. En toch zal reeds een oppervlakkig ingesteld onderzoek u spoedig leeren, jdat de k'ennis der zending bij' velen, ja bij de meesten, gering], uiterst gering is. Dit bewij'st, dat trots het vele, dat er gedaan is en wordt, toch nog heel veel aan de opvoeding der gemeente in ziendingskennis ontbreekt.

Hoe hierin verandering te brengen? Deze vraag willen wij trachten een volgend maal te beantwoorden.

J. D. WIELENGA.

De Zondagsschool in verband met de stroomingen van onzen tljd.

II.

De hoofdgedachte in de West-Hill Zondagsschoolmethode, de richting, die door reformatie de Zondagsschool zich wil doen aanpassen aan de sinds hare stichting gansch veranderd© toestanden, ligt hierin, dat men de Zondagsschool ve-rvangt door de kinderberb.

Mej. Van Woensel iKiooij' zegt in haar mooie boeik: „Ik wil bet onderwijzend element op den achtergTond brenigen en bet stichtelijke op den voorgrond. Wij' willen de 'kinderen niet alleen onderwij'zen, wij willen hen inwijden in het gehe'im van den omgang met God, wij willen ban voor immer het gevoel medegeven van de majesteit en de barmhartigheden Gods, opdat zij in eerbied en ootmoed zich voor Hem buigen." Om dat te bereiken moet

alles medewörken, want (zegt de schrijfster): „Alle gevoelens worden door correspondeerende gevoeletis in ons waldsetr 'geroepen, b.v. ónze eerbied voor den Bijbel wekt eerbied bij de kinderen. Zoo moet geestelijke tucht een sloffelijfcen handlanger hebben in eene aangename omgeving." Aaa die omgeving moet dan ook de grootst mogelijke zorg besteed worden. Liefst gebraike men een kerkzaal. Door ruiten van gebrand glas valle het licht gelempend naar biim-en. Raomwitbe, m'et enkele teksten beschilderde niuren, en vazen nnet bloemen moeten eene stemming van reinheid bij de kinderen wekken. Wat te duur toeent u? De schrijfster zegt: „Waarlijk 'eene haïmonische omgeving is voor den dienst van God noodiger dan een Kerstfeest met versnaperingen len wandel tochtjes in den zomer." (De dienst stelt men zich ongeveer zoo voor: 'n Kwartier voor den aanvang begint een klokje te luiden. Zijne vriendelijke klanken roepen de kinderen samen. Zij worden ontvangen in een voorzaal, waar zij pet en hoed achterlaten, en zich in de rij' scharen. Op het sein van de piano of het orgel worden de gordijnen weggeschoven en treden de kinderen 'de kerkzaal binnen, de kleintjes voorop. Als de muziek ophoudt, bevindt zich ieder op zijn plaats en zit doodstil. Aanvangsdienst en gebed geschieden staande. De aanvangsdienst, zooals Mej. v. Woensel Kooij die althans wil, bestaat in een deels gesproken, deels gezongen dialoog tusschen de leidster (leider) en de kinderen. In haar boek geeft zij' hiervan een twaalftal voorbeelden. Het is de gezamenlijke aanbidding en verheerlijking Gods. Moeten voor den aanvangsdienst de kinderen bijeen zijn, onder het vertellen gaan zij uiteen.

Men redeneert aldus: „Het is' de elementaire fout van de ZonidagSiSchool, dat men alle leeftijden door elkaar opneemt." „Groote jongens en kleine kinderen worden vaak op dezelfde wijze behandeld op onze gewone Zonidagsschoten, voor de grooten wordt dan het onderwijs te kinderadhlig en voor de kleintjies |tie wijls." „Ben kind van vijf verschilt van een van twaalf jaar meer, jdan een jongen van 16 van een man van 50." De allerjongsten moeten daarom worden vewdeeld in groepjes van 3 of 4, hoogstens van 6 of 7 kinderen. De verteller gaat bij' hen zitten en houdt hen zacht sprekend bezig. Na het vertellen komen de kinderen weer bijeen voor de zangoefening en de sluitingsdienst, waarna zij' onder orgelspel de zaal verlaten. Te Maarssen, waar men in de kinderkapel slechts kinderen heeift van 5—8 jaar, laat nien hen na Ide vertelling „expres-siewerk" doen, d.w.z. zij nnoeten teekenen of boetseeren, wat zij het best van de vertelling otp.Üioulden hebben. Liefst zou Meg, V. Woensel Kooij' 'de kiniderkerk houiden in het gev? -one berkuur. Bovenstaand — om niet te veel ruimte te vergen wat sam'engedrongeni — overzicht, behelst dus in hoofdzaak het volgende:

1o. Het onderwijs kome op den achtergrond, het gaat bO'venal om wijding en stichting.

2o. Daartoe worde de grootste zorg besteeid aan de omgeving en inrichting.

3o. Men late de kinderen actief deelnemen jn den di'Sust door de gezamenlijke aanbidding.

4o. Bij het onderwijs woM-en de kinderen gesplitst naar den leeftijd.

5o. Het onderwijs moet zooveel mogelijk aanschouwelijk zijn.

Bij de beoordieeling van deze hervorming op het gebied van het Zondagsschoolonderwijs, moet allereerst worden toegegeven, dat er veel waarheid schuilt in haar critiek. Inderdaad laat de O'mgeving, waarin bet onderwijs gegeven wordt, veel, zoo niet alles te wenschen over. Zelf heb ik ter Zondagsschool gegaan in eene bakkerij', zeker niet de meest geschikte plaats om iemand in eene religieuze stemming te brengen. Vooral het kind wordt zoo spoedig afgeleid. Onze Heiland heeft voorzeker ook ïekening gehouden met de plaats, waar Hij' zijne verheven woorden deed hoeren. Hij leerde, nedergezeteln. zijnde op een berg of aan het strand der zee. De armoedige injichting onzer lokalen mag ten (ieele het gevolg zijn van geldgebrek, er ligt toch in niet mindere mate smakelO'Osheid aan ten grondslag. Wanneer zullen wij eens anders word'en? Let ee^ns op onze wandteksten: een verheven woord uit de Schrift en ©en molentje worden op de meest smakelooze wij'ze gecombineerd. Onlangs was ik bij het zien van een wandtekst bepaald geërgerd: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid" was de tekst ^en jdaarboven z.ag m'en.. j.. een larid met koei'en. Dat zulke dingen in den handel worden 'gebracht en verkocht is ergerlijk. Welnu, diezelfde smakeloosheid kleeft dücvvijls O'ok aan lons Zondagsschoolonderwijs en floet er veel mieer schade aan, dan wel eens gedacht vfordt. Kinderen gevoelen zoo fijln. Het onharmonische stuit hen, ook w, aar zij er zidh niet bewust rekenschap van geven. In Duitschland zag ik in een kerkzaal een indrukwiekfeend Christusbeeld. Alles was verder onversierd gelaten, opdat de gansche aandacht zich daarop zou ooncentreeren. Speciaal was dit zoo ingericht, met het oog op de kinderen, die de predikatie no'g niet konden volgen. Huiine oo'gen moesten niet van het een , op het , ander dwalen, m'aar een vast punt hebben om zich op' te richten.

Een andere worideplek is het zingen. 'Mej. van Woensel Kooij merkt zoo juist op: „Zingen moet geen schreeuwen op maat zijn. De E'ngelenzang moiet niet op ravengëkras gelijken."

Toch zou ik willen vïagen: Kent de schrijfster ook onze stadsjeugid. Ik zie 'ze p.og niet zoetjes in de rij staan, wachtend' op de tonen der muziek. Ik zie ze eerder elkander verldringen, , als een verward kluwen naar binnenrollen met een gehuil, waarvoor 'geen Indian'enstam op bet oorlogsp'aid zidh scham'en zou. Ik heb herinneringen aan kindersani'enkomsten, waarbij' van te voren bijna een formeele veldslag plaats had tusschen onderwij'zers en leerlingen. Ik maak mij' vooralsnog niet te groot© illusies van de mogelijkheid om deze hervormingsplannen te realiseeren. Maar daü meer dan te voren zorg besteed pioet worden aan de inrichting van de Zondagsschool en de mtethode van het onderwijs is buiten twijfel.

Toch — en nu kom ik tot het bepalen van een eigen standpunt — leggen wij', en daar zijn wij Gereform'eeird voor, den klemtoon niet op de stemmighe'id der omgeving. Ook wij' willen een gevdjide' samenkomst, maar eene wijiding, niet in de eerste plaats stralend uit het gebroken kleurlicht van gebrande glasramen, klinkend uit 'de trillers der pianomuziek, geurend uit de verschgeplukt'e bloemen, ook al verwerpen wij dit alles niet. Wij' wülen in de eerste plaats: W; ij' 'd i n g d o o r h e t W o o r d 1 Het is ons - ten slotte niet om een vaag mysticisme, maar om kennis van God te doen. En als wij' zoo dien naidrUk leggen op het woo-rd, zijn wij' ook niet onpractisch.

Het woord zegeviert ten slotte over alles. Die meest bamdelooze rekel wil graag geboeid worlden door een miooi verhaal.

Als wij zoo het accent op het wO'Ord leggen, maakt 'dit de taak van de(n) onjderwijze'r(es) niet lichter, maar zwaarder. Voor muziek, voor het schikken van bloemien, heeft men fijn gevoel noodig, maar nog in meerdere mate is fijin gevoel en daarb'ij' geestelijke kennis noioidig om' het Woord Gods aan kinderen' te brengen. Luther heeft dit zoo goed be'grepen, toen hij schreef: „Wie voor kindeken prediken kan, kan voor apiostelen prediken." Wie goed voor kinderen spreekit, kan zeker spreken vo'or volwassenen, maar het omgekeerde is lang niet altijd waar! Toen Professor Gmining eens onvoorbereid moest prteidiken en daarbij; de keus kreeg tusschen ©en kiiDidierbeurt 'en een gewonen dienst, durfde hiji zich aan dé kinderbeurt niet wagen. Laat ons nooit zeggen: het is' maar voor kinderen, want daarin spreekt _zich uit een volsla.gen blindheiidl voor het moeilijke van dit werk.

Die moeilij'kheden zeulden onoverkomelijk .zijn, als de leerstof niet zoo heerlijk en rijk was. „Geef het kind wat des kinldsi is" heeft m^en ons toegeroie^ pen en inider'daad, dat wij'zen 'wij niet af, 'dat wülen wij juist doen. Of wiji dit altijid begrepen hebben, is eene andere zaak. Funcfce-, de gezalfde Duitsche prediker, vertelt in zijne jeugldherinneringen: „Goidsdienst en verveling was voor ons jaren lang hetzelfde." Mej. v. Wo'ensel Köoij zinspeelt hier ook op, als zij' zegt: „Plechtige christenen zijn slechte paedagogen." Mogelijk hebt gij' het De Genestelt wel eens nageizucht:

„Hoe ik wou, dat Hij' haar tegenkwamj, Die kinideren in Zijh armen nam En vast heel .anders leerde!"

Een fout, waarin het onderwijte op pchool, catechisatie en Zondagss'cli'Ool m.i. veel lijdt, wil ik hier noemen. Het is zooals het h'eet: Godsdiens'tonderwijs, bijbrengen van godsdi'enstige kennis, maar — vergun mij' het te zteiggen: — God is er in den regel zoo vèr in, ; z0'0 op den aohtergrond! Het moeten geen theologan'tj'es worden, maar kinderen, die weten: ' „Ik beh een Vaider in den hemel." Het is eene schajduwzijjde gewoilden van ons christelijk leven, dat men geloof en bekéeriug feitelijk verplaatst heeft naar den mondigen leeftijd. Alsof vrooniheid afhing van de kruisj'os, die men achter den rug heeft inplaats van ons komen tot heit Kïuis des Heeren.

Het is alzoo een zware taak, die op de onderwijzers en onderwijzeiressen der ZoridagSsohool rust. In Parijs en Londen worden, naar men zegt, aan de universiteit cursussen geopen'd ter opleiding van ZondagsBcboolpeirsoneel. Maar het „eigenlijke" is daar niet te leeren. Zielszorg gaat nu eenmaal niet buiten onze eigen ziel om, . Een eenvoudig kind van God in de practijk is voor dezen arbeid beter dan een godgeleerde in theorie alleen. Alle arbeid in het Evangelie, dus O'O'k het Zondagsschoolonderwijs, is ten slotte een arbeid van zi'el tot ^iel Maar zoo gegeven, ^al het voldoien aan de beho'eften van èlken, 'dus ook van ónzen tijd.

N. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

Opvoeding der Gemeente.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's