GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Behandeling van de Zending op de Ger. Jongelingsvereeniging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Behandeling van de Zending op de Ger. Jongelingsvereeniging.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

Het staat o.i. wel vast, dat de keuze der onderwerp'en miet eenzij'dig historisch of theoretisch mag zijn. Over het algemeen wij'den onze vereeniglngen, die de z; ending behandelen, schier alleen hun aandacht )aan de hi, storie. Dit nu levei^t bezwaar op. De meeste leden hebben niets aan de opsomming van namen van zendingsleiders, zendelingen, zendingsvereeniginigen, zendingsposten enz., en jaartallen zijin even sp'oedig vergeten als aangehoord. Zulk een wij'ze van behandeling doodt, of tenminste dooft de belangstelling; het woiidi dan alles dor en droog, saai en taai. Bovendien biedt zulk ©en historische inleiding geen voldoende stof voor bespreking. Dat het in strijd zij'n zou met het karalcter der jongelingsvereeniging, zouden wij' echter niet gaarne beweren. Nu hebben sommi.gen beproefd: deze bezwaren te .ondervangen, door het vertiellen van ^.llerlei verhaaltjes van ontmoetingen en bekeeringen; doch zoo krijlgt m'en nooit een juist en volledig beeld van de zending; het vervalscht zelfs de voorstelling vasa de zending, die v\dj' moeèen hebben; het houdit ook de jongelingen .oppervlakkig en drijft fe© ia den methodistischen hoek. Daarmede willen wij niet gezegld hebben, dat dergelijke verhalen geheel achterwege moeten blijven, maar zij megen sledhts dienen ter illustratie van moeilij'kheden, gevaren, uitreddingien en ziegenrijfc© vruchtien.

Heeft men zich te wachten voor eenzijdig historische bebandelingj oofc hoede m^en zich voor de fout alleen te willen theoretisearen. Practisch geeft het schijnbaar voordeel, want bij een principieele of Üieoretische behandeling is er meer stof tot bespreking; over de principe's zijn sommigen al heel spoedig klaar mét hun oordeel, terwijl als het op feiten aankomt 'de onkundige slommetje spelen moet. Het behoeft zeker echter geen betoog. dat het onmogelij'k is zonder kennis van zaken over de Verschillende principe's JB oordeelen. Men kan er wel wat over praten, maar de wij'ze van behandeling werke dit oppervlakkig 'en onverantwoordelijk doen niet in de hand. En dan zwijgen wij er nog van, dat ld© uiteenzetting der beginselen onvruchtbaar wezen ^al, indien er niet het licht der historie op valt.

Het zal dus gewenscht zijn, dat men de historie met de theorie huwe; men behandele de geschiedenis zoo: , dat de beginselen duidelijk uitkomen. '& een dorre opsomming van feiten en getallen mag worden gegeven, wat trouwens totaal nutteloos is; 'dodh nien kieze als regel een geschiedkundig onderwerp, dat on's de verwerkelijking van één of meer beginselen toont. Zeer gemakkelijk; is dit niet, maar toch niet onmogelijk, en in elk geval belangrijk en vruditbaar. Men ziet dan Üe principe's levend worden en vruchtdragend zijn; de feiten biewijzen liet in aantrekkelijke illustratie, welke machtige problemen zich hier voordoen. Men kieze dus zijn uitgangspunt in de geschiedenis, en zette deze in verband, met de vraagstukken, d'io eraan ten grondslag liggen. Dit zal nog leerzamer worden, indien men met vergelijkingen 'en tegenstellingen weet 'te werken; het zal het inzicht verhelderen en de aandacht gaande houden, indien gij aantoont, hoe het in die bepaalde periode endere (b'eter , of minder goed) toeging, dan in een andere (vroegere of latere) periode.

Natuurlijk zal men zich niet slaafs aaai dezen regel kunnen houden; er zij'n vTaag, Btukke'n, 'die een afzonderlijke behandeling vei< dienen, b.v. kerkelijke of genootscha.pszending, landontginning, medische dienst enz., doch ook in 'dit geval mogien de voorbiöelden ter toelichting allerminst ontbreken. Dus geen opp'ervlakkig© vertellerij', .evenmin een droge betoogerij', maar beiden: vertellen eü betoogen in gelukkige eenheid saamgevat, zal wel de method© van de behandeling der zending zijn.

Vraagt men naar de stof , die moet worden bè^ handeld, dan zijin wij van gedachte, dat het'weaischelijk is dan loop' der historie te volgen, maar vooraf te onderzoeken, wat de Scjhrift van de zending leert. Wij achten het alz.oo niet goed, alleen de tegenwoordige zendinjg te nemen, en de zending in het verleden een plaatsje te geven bij' de kerkgeschiedenis; zoo krijgt men geen overziohter lijk geheel, en komt de oude zendingshistorie onwillekeurig in het gedrang.

Wij stellen het ons als volgt voor: eerst wordt een inleiding gegeven over de zending in ide H. Schrift; daarna wordt de geschiedenis en vooral ook de methode der zending in den na-apostoli, schen tijd geschetst; eindelijk moeten 'de twee hoofdpunten uit de Middeleeuwen naar voren gebracht, n.l. de zending 'onder de Germaaien (o.a. Bonifaeiu's) en onder de Mohammedanen (Raymond Lullus). Wij' zouden het ook niet ondienstig achten, indien na de bespreking vaar de zending in de H. Schrift een aparte inleiding werd gegeven over de Geref. beginselen der zending, gelijk die te vinden zijn in de Acta der Generale Synode van Middelburg 1896, De Maeedoniër, Januari 1912, J. H. Gunning • H0dend, aagsche zending in onze Oost (2e druk); doch hejt is natuurlijk ook goed, deze beginselen te behandelen, als men aan de uiteenzetting der Geref. zending is toegekomen.

Aan 'de zending der G-er. 'Kerken in Ned. O. Indië in de 17© en, 18e eeuw moeten twee inlaiidingen worden gewijd; wegens de belangrijkheid en uitgebreidheid zullen ook meerdere inleidiagen noodig zijn voor de Ziendingsgenootschappen, hun ontstaan, begi, nselen en actie in ons land, en hun arbeid op Java en de Buitenbezittingen; is er bij'zondere voorkem, dan is er natuurlijk niets op tegen één of meerdere de'r genootBcha, ppen afzonderlijk te behandelen.

Naar ons gevoelen beperke men 'de onderwerpen na de Middeleeuwen tot de zending, van ons land; als men zijn taak heeft aigewerkt kan het nuttigi zijn een terrein buiten onze koloniën te behandelen, b.v. de zending in China of Korea.

Als. Nederlanders onderzoeken wi| eoi-st h•et^verk in onze biezittingen, maar als Geref. Nederlandei's vragen toch bovenal Midden-Java ten Zuiden en Soemba onze aanda-cht, belangstelling en toewijding. Overvloedige stof wordt geboden o.a. door de artikelenreeks van ds. Balcker in „De Maoedöiniër" , 1912 en van Ü!s. Pol 1920 ©n 1921, over Midden-Java, terwijl ds. Hangelbroek een boek over Soiemba [uitgaf, en ds. D. K. Wielenga vele artikelen erover schreef in verschillende jaargangen van „De Macedoniër".

Eindelijk' geve men ook over enkele ondei-werpén een afzonderlijlce inleidingj, b.v. sohooldienst, medische dienst, de Ned. Zendingsstudie-Raad, JBij'belen traGtaatviers'preidingj Zendingseonsulaal, e^z.

Wij gelooven, dat het na het bovenslaaaide niet meer noodig zal zijn een rooster van 'de te behani-- delen 'On'derwerpjen te geven; staat m^en er echter op, 'dan zijn wij daartoe nog bereid, in'dien de redaetiie 'geen bezwaar maakt tegen het innemen 'der kostbare plaatsruimte.

In een slotartikel hopen wij nog een modelschets te plaatsen'. Daar ons blad geen zen^din^blad is, kan ik slechts één schetö als voorbeeld geven, maar ik ben bereid in het Geref. Jongelingsblad of 'in een ander, bsp'aald zendingsblad, ©en heele reeks te geven. Een opgave van eenige literatuur hopen 'vnj aan on's laatste artikel toetevO'Cgen.

J. D. WIELENGA.

N. B. In ide „N. Boll. W b'ejspreekt (ds.) W-B(reukelaar) ons stukje over het ontslag van dhr. Dijkema. Hrj weerspreekt 'Onzen indruk, alsof de deputaten niet met het noodige beleid te werk zouden zijin gegaan en „vermoedt, dat ds. Wielenga weinig moeite heeft gedaan om' zich aan di'en indruk te ontworstelen". Als wij' ons' maar tot 'de 'deputaten om inlichtingen hadden gewend^, dan zou die indruk wel O'Verwonn-en zij'n gewor-'den. Ik kan ds. 3. W. d'e verzekering geven, dat ik mij zacht heb-uitg'edrufct, toen ik sprak van „een indruk", en dat deed ik opzettelij'ky lomdat het 'er mij niet om te doem was, om 'de depu'taterj hard te vallen. Daarbij heb ik wel inlichtiiiijgen' ingewonnen, zij' het ook met bij de deputaiten; voordat ik het artifcal naar de drukkerij| zond, heb ik het laten lezen door iemaJnid, die zeker evengoed op ide hoogt© is als de deputaten; zijin er geen drie zendelingen met verlof in ons land, en ook de heer Dij'lcema zelf, om mij toU één van hen om inlichtingeln 'te wenden? Ik moet dan ook mijin „indruk" handha-ven, want het stukje van ds. , Wi. B. heeft mij niet van dwaling overtuigd, en 'de genoem'd'e feiten zijin niet b'estreden. Daar de redactie ©en 'debat over zendingskwesties in een nietzendingsblad als '„D© Reformatie" ^et wensohelijk acht, m'oet ik het bij deze opta'erking laten.

W.

De noodtoestand van den Evangelisatie-arbeid in Dultschland.

Onize oproep vond weerklank. DaïiikbaaT vermeld ik de volgende giften voor de Breslaüer Stadtmission:

Van B. I. te G. 100 mark; A. L te V. fl; W. B. te R. 500 mark; M. v. d. S. te D. f 2 5(0; J. F. de V. te A. f5; K. B. B. te d S. f 1; W. v. W. te d. H. f2.50; J. H. M. te A. f5; L. S. te A. f 5; N. A. tel S. fl; W. H. te H. fl; F. te A. f25; P. F. v. d. S. te H. f2; A. E. te V. f 1; G. v. d. K. te E. f 10.

B. WIELENGA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Behandeling van de Zending op de Ger. Jongelingsvereeniging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's