GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dichtkunst” zonder kunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dichtkunst” zonder kunst.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ik nu ©ens eren mag „samen vatten", wat iK tot dusver in (deze rubriek heb gesdireven, „ten gerieve van den goiedwüligeSn lezer"!

Ik heb aangetoond met bewijzen (door onderzoek, enquête), dat Ide mioderrue leljteïkunide een macht gewo^rden is in ons christelijk volksleven, en dat het zaak is voor die werkelijkheid de vakerige oogen wijd open te doen.

Vooral de christelijke op voed ing, die verre en strompelend aankomt achter den totaal veranderden tijd, en IdaaiMoor een nooit-meer-geheteUe-hei'stellen schade gedaan heeft aan de haar toevertrouwde jeugd, fïM& t bekeerd en gereformeerd worden tot haar nieuwen plicht.

We hebben gemerkt, dat er twee verkeerde uitersten zijn in de verhomding tot de moderne letterkunde: Aan id& ii éénen kant ziet ge vele „leiders" in de ^ers len op, den preekstoel tegien de nieuwe cultuur fulmineerén, alsof het alles een soort brouwsel is uit een helle-ketel. Of ook: men negeeflt absoluut al het nieuwe, naar het bekende doodzwij'g-recept, en onidat mien zelf zoo ongeveer dood is voor wat „daar buiten" gebeurt.

En aan den anderen kant ziet ge een zeer groot deel van ons volk, vooral van de rijpere en onrijpere jeugd — inede ten gtevolge van het treurig gemis aan verstandig© voorlichting — kris kras door de vdden der mcwierne letterkunde dwalen, plukken, ruiken èn gmnllen, ^n soms zichzelven en anderen vergiftigen. Daar zijin profeten-zonen, die zoo maar snijden van den wijnstok wUde kolokwinten, een , schort vol, jen als zij' ze uit den moespot ©ten, krij'gen 'ze een geiastelijke maag-'kathar: „De dood is in den pot!"

Tegenover deize twee onverantwoordelijkb onoordeelkunidigbeden meenden wij het juiste standpunt te vinden in: de gezonde kritiek, de juist© keur, en: de eigen producie, —• ondetr ware kritiek verstaande de eerlijke scheiding van goed en kWaajd in de nieuwe literatuur, |de onderkenning van den geest, maar ook de vlijtige waardeering en exploitatie van de goddelijke gave aan de „wereld", len door haar aan ons uitgedeeld, — zoodat vanzelf christelijke kritiek, jn den weg van negatieve schaamte en positieve inspiratie, moet voeren tot den opbouw van de leigen schandelijk-vertrapte kunst.

Het moet bij' ons eindelijk komen tot literaire ontwaking uit den aeisithetischen dood, — door waarachtig-letterk'undige beoordeeling van de tot dusver grootendeels verknoeide „christelijke literatuur", en ook door heilige attentie voor wat schuchter, maar eerlijk, aan eig«i, echte, kunst onder ons begon op te schieten.

Opvoedkundig staat ge tegenover het aangroeiend geslacht totaal machteloos, waimeför ge met leege handen komt. Verbieden is: plicht, zoover ge werkelijk schade verwacht van de mdderne kunSt-prdducten, — maak ze bespottelijk, indien ge er genoegen in hebt, hoon ze, sla er als een Jupitertje met de blifcsem-staaf op los, — maar geef voor 't geen ge ontneemt iets , anders want de lievei jeugd, die met dankbare aangezichten naar uw „geestige" donider-kritiek luistert, wil iels andeïs, — hoort ge, zij wil wat anders, omdat zij anders is dain: gij'. Den ouden kost lusten de eenigs'zins kunstgevoeligen niet. En de nieuwe kunst nikt gij' hun ai, als een luoifersdoosje uit de hand. van leeni zuigeling.

Wilt ge iets bereiken in dezlen vervaarlijk kritieken tijd, wees dan vooral zooveel het mogelijk is in uw oipvoeiding p! — en daarvoor acht ik nu bij'zonideriijk aangewezen hetgeen wij' van ons; e jonge christen-kunstenaars' ontvangein mochten op het gebied der poëzie.

Het is nog niet „verblijdelnde overvloed", miaar er is Ide aanvankelijk vervulde belofte.

„Want zie, dé winter is voorbij, de piasregen is overgegaan.

De bloemen worden gezien in het land, dje zangtijd genaakt, en de sib^.ider tortelduif wordt gehoord.

De vijgiebooiii brengt zijne jong© vij'gjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hunne jonge druifjes." (Hooglied 2:11-13).

Ik wil dit uit de tegenstelling demlonstreeren.

In den goeden ouden tijd, toen men vele „lieve verzen" maakte, en de overtuiging, dat iedere leek op zijn tijd het priesterlijk kunst-altaar bedienen mocht, nog aJgem'eener was dan nu, - hebben onze christeneö. vooral den bijbel aan hun poëtische proefbegeerte „onderworpen": Men nam een dogniai: schepping, zondeval, verzoening, - of een heilsfeit: vleeschwording des Woords, opstanding, - en bracht de belijdenis der kerk aangaau'die deze waarheden over in „gebonden stijl". En de menschen vobiden deze poëzie mooi, omdat ze „zooveel stichtelijke waarheid bevatle".

Nicolaas Beets, die anders werkelijk wel in staat was een goed vers te maken, als hij' maar stil zijn eigen hart liet zin'gen, - heeft eten |ieel stel van dergelijfe diehterijtjes nagelalen, pnder den nederigen, mdar veél-zeggeriden, titel: Rijmbijbel.

Zie, daar ziet de eerwaandige dichter zich aan zijn schrijf bureau neder, - pleclitig slaat hij zijn statenbijbel open, - hiy vindt Lukas 10:30-37, de gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan, - de nim'mer-roestend© pen nadert het verlangendwachtende papier, en daar komt het:

„Een reiziger gaat langs een eenzaam pad; Een rooversstoet neemit alles wat hij' had; En werpt hem naakt, geplunderd en verwond, Ten prooi der wilde dieren, op den grond."'

De staat wel niet alles precies zöo in den bijbel, - o.a. dat de tnlan eerst naakit en daarna pas geplunderd werd, leest ge nergehs in de Schrift, evenmin, dat hiji als een tweede Daniël voor [de wild© dieren werd geworpeh, edoöh eï mag ook in een berijimden bijbel ieits woi^den overgelaten aan de „dichterlijte vrijheid".

Maar de geschiedenis is nog niet uit en de inktpot niet leeg:

„Een priester, langs denzelfden weg gegaan. Ziet 'd' aiïaen. Jood, zijb wonde en naaktheid aan; Maar, vol van vrees voor dit onveilig oord. Wendt hij den blik' en spoedt zich' haastig voort."

Niet waar, op zoo'n koupiet kan zelfs de zuurste viit-kritikus geen gegronde aannierldng makten. Dat loopt als een regenstraaltje langs het bekende leien dakje. G-een woord teveel (of 't moest de reed^ genoemde naak'th'eid zijn), geen woord te weinig.

Tot de wettige 'dichterlijke vrijheden behoort ook deze, dat de poëet van af zij'n stoel eeti toespraak niag-houden tot wien pok.

Verneem hoe Beets het verlaiten slachtoffer vertroost: ;

„Och, arm© Jood! zoo helpe God u nul Geen heüig man erbarmt zich over u! U blijft geen hoop ia uw rampzalig lot. Dan di© eens zachten doods; idien geve u God.

Deze laatste vrijheid is op het kantje, want in werkelijkheid wenscht de dichter niet dön dood, zelfs niet den zachten dood, des geplunderiden naaktelings.

Maar gelulsiig, daar nadert de Samaritaan. Eerst k'rijigt hij ook een toespraak van den dichter. Als volgt:

„Samaritaan! als gij hier nederlaagt, En in uw pijln een Jood voorbijgaan zaagt. Zou daar een hoop verrijzen in uw hart, DaJt hij u ooit zou bijstaan in uw sm'art? "

De zanger wacht het antwoord Iniet af. Zijn lier niischt veilder: ,

„Hij denkt niet na; hij hoort zijh harte slechts; Stijigt van zijin beest, en .gaat ter zij' des wegjs'. Giet. ^aiv© en wijki iü des vei^laag'nen wond. En tüt heml in zijln' armen van den grond."

Hier zonden wij! den dichter een paar vragen kunnetn stellen, b.v. of het niet-na'denken van den Samaritaan de waarde vajn zijta. daaid wel verhoogt; of wij! uit het „hooren-van-zijh-harteislechts" irioeten besluiten, dat de wilde dieren zij'n gevloden, en ook of er een ^der iniddel is om iemahdl van den grond te tillen dan die arm'en? - maar wij houden deze vragen terug, opidat de lezler ohs niet van iopzettelijkb moord-kritiek verdenke.

Liever wijïzen wij op het fraaie slot-kouplet. De poëet houdt .aldus een bestraffend preekje tot dein schij'nheiligen Priester - lein - Leviet:

„Veradht heinl vrijl (n.l. den. Samaritaan), schoon hiji den Isreliet Verbindt, geneest, ein veilige toevlucht bieldt; Veracht hem vrij!; ziijn loon bij God, is groot; Eens rust hij! ziadit jn Vader Abrams schoot."

Ziezoo, het volk is een nieuw poëem „rijker" g: eworden.

Maar d© bijbel is groot, ©n daar biedt zich nog veel „stoffe" aan tot „berijiming". B.v. de mooie'geschiedenis van Maria en Martha (Luk. 10:38—42):

„Ook vrienden heeft de Heer gehad. Bij wie hij gaarne ined'erzat; Niet om' Ie deelen in een disch, Diie kostbrer dan zijia m'aaltijd is. Maar uit te deelen van de spij's Van zijln verhevein' onderwijs.

Maar 't liefst is hem-de welkomistkus In 't huisgezin van Lazarus (dit rijmt, W.), Waar aotm'oed, liefde en hartlijkiheid He'm met het zloöbst onthaal verbeidt; Waar steeds ©en vrotne vrouw verlangt Naar 't woord, dat z© uit Zij!n mond ontvangt.

Dit is de inleiding, en' m'ön zou geneigd zijn te denken, dat de dom'iné de pen uit de hand djeis diohtersi heeft genomen^ na eerst op den bijbel eien oude preelfc' te hebben gelegd. Preek-berijming d'us in plaats van Schrift-berijimiing. Want iedere goede preek vangt met een j, voorafspraak" aan.

Het zou .mij! geen moeite kosten nog een heel© klomp voorbeelden m'eer te geven .uit deze dichtbedrukte bundels, iom' te demonstreeren, wal men aan onze opa's, toen' zij! kinderen waren, als „dichtwerk" meende te mogen vóórzettein.

Het is mij!n doel met dit citaten-reeksje niet een öerbiedwaasdig man, die op an'der terrein met goud^ echt letterkundig werk het Nederlanidsche volk heeft gezegend, op te dringen aan de goedkoope lachlust van Jan-publiek. Ik wil ook erkennen, dat men den rijmbijbel van Beets niet tot maatstaf mag stellen van de dichtkunst in het domineestijdperk van '40. Er zijn uit den grooten stroom, 'die in dien tijjd onze „zoomen drenkte", nog wel echte 'dingetjes op te visschen. Bij Beets, Ten Kate, en niet het minst bijf Pa Costa, Büderdijk.

Maar ge staat dan toch voor het feit, dat een werkelijk literair begaafd man als Beets dit meer dan jam'merhjike '!kreupel-l: ijm, hierboven aangehaald, durfde neer te schrijven, en dat ons vrome volk niet miei'kte, dat het (op zijin zachtst gesproken) verzuurde karnemelk dronk.

En nu moet ge oo'k dit feit u goed bewust worden, dat ons tegenwoordig jonge geslacht, voorzoover het ook maar een sdiij'ntje aeslhetisch gevoel heeft, voor dergelijlkten poespas feestelijk bedankt, en, tenzij! gij hun wat beters geeft, |naar Kioos en Boutens .grijpt.

En zoover een groot deel van ons letlerkundigioimoozel volk .niet voelt, dat zulke klink-klank den christen-mensch (hoort ge: den chr is tenme nsc hl) onwaardig is, is het uw plicht dat volk tot een zuivere kunstwaardeering op te voeden.

Door nu een voorbeeld van de nieuwe dichtkunst ter vergelijking iiaast de oude rijm-kunst te stellen, wil ik het verschil zoo sprekend mogelijk Maken.

Correspondentie.

E. H. B, te.H. - Het-literatuur-lij'stje, door n samengesteld naar aanleiding , van uwe ervaringen als examinator bij de M. ü. L. O.-exam'ens, heb ik een plaatsje gegeven in mijln archief. Het kan te pas 'komen. Dank u!

N. N. uit V. - i& ij ergert u aan mijn opmerking, dat wijl, fiinids Dr de Moor in „De Heraut'' recenseert, niet behojeven te vreezen, dat er „literaire prullen door den beugel gaan". Gij m'eent, dat daaruit een gevolgtrekking kan vro'rden gemaakt, di© minder vleien'd is voor den - vroegeren recensent. - Ik' wil alleen verantwoordelijk zijn voor hetgeen ik letterlijk zteg, en laat liefst de dooï u gestelde consequentie alleen yoor uwe rekening.

P. M. te A. -' Zie het antwoord op uw. brief hierboven.

L. P. te P. - Ik' danlc' u, dat ge mij' gelegenheid geeft een verzuim goetd te maken. Zeki6f„ als een der allereerste en eerlijkste critici had jk moeten noemen Lbnnet van Geerlise in „De Amlslerdainimler". Zijn kritieken doen paedagogisch véél goed.

H. v. d.' S. te W. - Het boekje van Hoogenbirk „Heeft Calvijn ooit bestaan? " is natuurlijjfc bedoeld als ee: n iTonische kritiek op de modernistische methode van bijbel-kritiek. -• Als z!oodanig heeft het beslist waarde voor den veïStandigen lezer.

A. G. B. te y. -• Vragen als gij' m"ij. stelt, n.l'. om een lijistje betrouwbare boeken te geveh van de , ; nieuweren", bereilten rnij' meer. Ik kan echter aan dit verzoek niet voldoen. Het boek, dat voor den één oirbaar is, deugt nog, niet voor den ander. Het geldt niet alleen een literaire, maar ook een paedagogische, kwestie. Volg geregeld de kritieken van oocrdeelbevoegde recensenten en kies dan zelf.

A. v. D. te U. - Wanneer ik zeg, ; dat Jezus het „kapitalisnie" heeft vervloekt, bedoel ik daarmee den ma mm ondienst, opzettelij'k' heb ik daarom het WiOiord „kapitalisme" tusschen aanhalings-teekens' gezet.

B. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

„Dichtkunst” zonder kunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's