GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De mentaliteit van den Evangelist.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De mentaliteit van den Evangelist.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Velerlei variatie is er in de houding, die „oaze menschen" tegenover den arbeid der evangelisatie innemen. In sommiige plaatsen moet men er niets van hebben, men .ziet allerlei denkbeeldige gevaren, men ziet dominee al in een roode trui op den kansel en de broeders ouderlingen een tambourijnband uitvoerende en alzoo loopt men, zooals iemand het uitgedrukt heeft, „al met een stofbril op vóór er nog een auto in 't.zicht is". In andere gemeenten voelt men er wel voor, maar men stelt het uit, zooals men het witten van een keuken of het behangen van een jtamer een jaartje verdaagt, omdat het er niet aaia zit. Enkele kerkelijke collegies hebben het vraagstuk in studie genomen en „hoornen" er .zoo lang en breed over alsof zij eene jongelingsvereeniging waren. Velen zouden zich gaarne aan den arbeid g'even, maar klagen, dat zij er de gave voor missen, dat zij er geen slag van hebben. Ja, men verklaart soms van eene gansche gemeente: hier is niemand, die er geschikt voor is.

Naar het mij voorkomt, staan wij hier meer voor een .zaak van ligging dan van standpunt. Als men een discipel begeert te wezen van Hem, Die niet gekomen zeide te zijn om de wereld te veroordeelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden, dan is het onmogelijk om tegen het werk der evangelisatie partij te kiezen. Het zou openlijke ongehoorzaamheid zijn aan des Meesters bevel: „Predikt het evangelie aan alle creaturen!" Als over zulk een belangrijk punt als de l> ekendmalring van het evangelie, in eigen kring principieel verschil mogelijk zou zijn, dan zou inderdaad ons leergebomv een huis zijn, dat tegen zichzelven verdeeld zijnde, niet kan bestaan. Maar inzicht in het principiëele recht der evangelisatie, maakt ons nog niet tot evangelisten, verre van daar!

Is daar dan voor noodig een bijzo'ndere aanleg, een aparte gave; moet men daar\^oor geboren zijn? Ach neen, daar is geen stereotype gave, die een evangelist zou moeten hebben, evenmin als dominees naar één snit geknipt moeten , zijn. God giet nergens en nooit Zijn knechten in constante vormen. Hij wil van niemand, dat hij of zij de eigenaardigheden der persoonlijkheid doodwringen , zal in een geijkten denkvorm en praatvorm en werkvorm. De menschen willen ons steeds in de uniform steken. God handhaaft ons den aan onze persO'Onlijkheid geëigenden vorm. Ook hier is de vraag of wij evangeliseeren •zUllen ja dan neen, geen vraag van aanleg .of gave, maar van „ligging". Voor evangelisatie is eene eigenaardige mentaliteit noodig. Kennis, bespraaktheid, .zelfs de veelgeprezen routine doen het niet. Ondanks verbreede kennis, vervlotte bespraaitheid, vermeerderde routine, moet men .zoo af en toe bemerken, dat men „er uit" is. En men ziet menschen met geringe ontwikkeling, eénen stijlloozen spreektrant, geen mensohen „van het vak", die „er in" .zijn. Waar komt dat door? Het is eene zaak van mentabteit en niets anders.

Welke is dan die eigenaardige geestesgesteldheid, die de kracht is tot den evangelisatiearbeid? De evangelist iziet zielen. In den melkboer, den bakker, den muntgasopnemer, de bedelvrouw, den jongen met turf en briketten, den wagenbestuurder op het voorbalcon van de tram ziet hij eene ziel, die dreigt verloren te giaan, die gered kan worden, hier en nu. Zielen voor JezUs! is zijn'parool. In den regel beheerscht die .gedachte den evangelist zoo volkomen, dat hij de visie op andere dingen meestal verliest. Zijn leven wordt in menig opzicht armer. Voor een natuurlijke gratie in gestalte, gelaat en gewaad, voor de vaak sprookjesachtige schoonheid der natuur, voor wetenschap en kunst stompt hij af. Bijna immer is hij eenzijdig in de sterkste mate. Bij 'den een is deze eenzijdigheid gevolg van een naieve, primitieve natuur, hij behoort tot de kinderen, welker het koninkrijk der hemelen is. Bij den ander is deze eenzijdigheid een gevolg van ascese, van een vaak pijnlijke keUze van de eenzijdigheid boven de veelzijdigheid.

Eenige voorbeelden zullen mijne bedoeling verduidelijken. Letten wij op Moody, den groo-ten Amerikaanschen evangelist. „God kan heel Londen bekeeren in één maand tijds", „God vervolgt ons met zaligheid". Deze uitdrukkingen typeeren hem als een evangelist van professie. Welnu, hoe staat hij tegenover de fijne distincties der theologie, tegenover de bespiegeling over diepzinnige stukken? „Ach" .— schi-ijft hij: „Ik hoorde zoö „menige preek over de verborgenheid van Gods raadsbe-„sluit, maar als ik terugkwam, was ik nog meer verward „dan vroeger. Hier zijn tAvee waarheden, die de wereld „moeten overwinnen:

De Mensch is een .zondaar. Christus is de Z-alig.maker."

Sterker nog vinden wij dat in een William Booth. Bij ihet jongste bezoek van generaal Bram well Booth aan Nederland, vertelde hij het volgende uit zijns vaders leven (volgens het verslag in „-De Strijdkreet"):

Eens na middernacht licht .ziende op de kamer van zijn vader, vond hij dezen heen en weer loopend. Hij was toen reeds bijna blind en had om de vermoeienis, die het toch-willen-lezen hem veroor-.zaalvte, tegen te gaan een doek om het hoofd gebonden. De oude Generaal was izioo in gedachten verzonken, dat hij zijn zoon niet hoorde binnenkomen. Toen rammelde deze even met den deurknop om zijn aandacht te trekken, en vroeg, waar-om hij nog izoo laat op was. m plaats van te rusten. Toen kwam het aangrijpende antwoord: „Bramwell, ik denk over de zonden der menschen! Wat moeten wij 'doen met de zonde der menschen? "

Welnu bij hem vinden wij ook in sterke mate de „verarming" naar de andere zijden van het veelkantig leven. Zijn biograaf Harold B e g b i e (aangehaald in „De Strijdkreet") getuigt daan-an:

, , Zijn tianleg was te voortvarend en impulsief, zijn „bezorg'dh-eden waren te veel op anderen gericht „en te onzelfzuchtig om zich te vermeien in de „diepten van zijn eigen bewustzijn. Hij ^vas geen , , mysticus en geen beunhaas; maax hij leed, som-„•migen .zullen wellicl^t zeggen: zijn gansche leven, „aan wat Arnold Hebraïsme noemde. God was de „opperste .zaak van zijn leven. Al het andere ver-„zonk-bij dit ontzaglijke belang in het niet. Hij „had iets van Carlyle's minachting voor kunst. De „wetenschap had geen wezenlijke aantrekkelijkheid • „voor hem. De sporten en amusementen van het „menschdom vervulden hem met wrevel en ver-„achting."

Deze mentaliteit heeft Booth in zijne orgianisatie ingedragen. In „De Strijdkreet" komt een reeks zeer l> elangrijke artikelen voor van P. C. onder den titel: „Zijdelichten op de Leger-historie". Daarin handelt hij over den „Legergeest":

, , Het kan .zijn ideaal in één woord samenvat-„ten: Zielen!" Zielen te brengen in de zalige ge„vangenschap van dat Koninkrijk is z^n hoogste stre-, , ven en hij beschouwt dat als hoogste wijsheid. „(Spr. 11:30.) Aan dat doel wordt alles ondergte-„scldkt gemaakt en wordt eigen wü, eigen meeningy „eigen lust en eer gewillig ten offer gebracht; bij ^ „het streven naar persoonlijke ontwikkeling houdt „hij in het oog, dat (voor hem) slechts datgenei - ^ „wetenswaard is, wat hem helpt dat groote levens^ „doel beter te bereiken; en hierin ligt de' blijvende „kracht A'an het Leger te midden van de verwate-„ring van onzen tijd, welke oppervLaikige menschen „schept, die, doordat ze tallooze., lezinkjes naloopen, „over honderd en één dingen een beetje onzin , - , kunnen praten en ten slotte niet één ding goed „weten. De Legergeest leert de menschen één ding „te doen, en dat g ó é d te doen, dat te doen met „al wat in hen is; de Legergeest maalct „izielen" „de allesbeheerschende hartstocht, van iemands , , leven."

Uit deze voorbeelden blijkt genoegzaam wat ik onder de mentaliteit van een evangelist versta. Het is in de eerste plaats een strijden om zielen. Een echte evang'elist is wild op zielen. De evangelist H o e k e n d ij k, die met zooveel zegen op Java arbeidt, zegt: „Ik ben als „evangelist een foxterrier-natuur, die .niet zoo gaarne „loslaat, als hij eenmaal beetheeft". In de tweede plaats is het die ongecompliceerdheid van geest, die men wel genoemd heeft: „de-op-één-pUnt-gerichtheid". Ik herhaal nog eens, dat deze mentaliteit öf voortvloeit uit eene natuurlijke naieviteit óf het resultaat is van eene moeilijke, vaak smartelijke keuze. Niet de kenners en weters en sprekers, maar deze eenvoudigen zullen groot zijn in het koninklijk der hemelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De mentaliteit van den Evangelist.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1922

De Reformatie | 8 Pagina's