GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze artikelen zal geliandeld worden ipver het Kerkisme en het kertelijik Indifferentisme. Eerst over het Kerkisme. In verschillende vormen komt dit voor. Vooreerst wanneer iemand beweert, dat er buiten zijn kerk geen zaligheid is. Vervolgens, wanneer hij het kerkelijk instituut, waartoe hij behoort, als de alleen ware kerk beschouwt en alle andere valsch noemt. Ten derde, wanneer hij in zign kerk niet ziet de meest zuivere, maar de zuivere, wanneer hü haar zuiverheid lilet relatief, maar absoluut opvat.

IV.

Alle tot nu toe besproken vormen van kerkisme overschatten het kerkelijk instituut in de dieptelijn.

Maar ook in de breedte heeft zulk een over schatting plaats.

Men trekt dan binnen de grenzen van de institutaire kerk, wat feitelijk behoort tot de kerk als organisme, ja tot het leven in zijn gansche uitge breidheid, politiek, schoolwezen, wetenschap, kunst enz.

Ook in dit opzicht drijft Rome het kerkisme het verst. '

Zij toont zich ook hierbij konsekwent.

Ook in politicis hebben bisschoppen en hoogere geestelijken. over haar een beslissend gezag.

De mannen, die dezeri (Jagen tegenover de be-' staande Roomsch^Ejatholieke Staatspartij een nieuwe stichtten, hebben van te voren verklaard, dat, indien de "bisschoppen het verboden, zij er zich aanstonds bij zouden nederleggen.

De wetenschappelijke werken, welke er van die zijde verschijnen, behoeven het kerkelijk imprimatur.

Ja, door. haar Index oefent Rome kerkelijke censuur over heel de wereldliteratuur.

Ook heeft zij een eigen kerkelijke kunst. De werkelijkheid is Kaar principes ontgroeid, maar alle kunst behoort volgens haar het gewijde, kerkelijke karakter te dragen.

Daartegenover nu koos de Reformatie voor secularisatie, verwereldlijking^ van al deze terreinen Men versta dit woord goed.

Het beteekent niet, dat daarin de beginselen van de kerk-vijandige macht, de wereld modhten zegevieren.

Dat daarop aan het ongeloof vrij spel werd gegund.

Dat ten deze de gelijke rechten van alle stelsels werden gehuldigd.

Maar wel, dat het kerkelijk instituut als zoodanig hierover geen zeggenschap heeft.

Het geloof heeft ziqh in de politiek uit te spreken, maar niet de kerk.

Vandaar, dat de anti-revolutionaire paitij er altijd tegen geprotesteerd heeft een kerkelijke partij te worden genoemd en dat protest tot op dezen das handhaaft.

Dr (Kiuyper vooral heeft dit ondersciheid tusschen kerkelijk en anti-revolutionair er bij ons volk ingehamerd.

Het zit er diep en stevig in ook.

Kerkisme in dezen zin zal dan ook veel lichter bij anderen worden waargenomen dan bij ons. Inzonderheid zekere confessioneele groep van Hervormden toonde de laatste maanden door dit kerkisme bedenkelijk te zijn aangetast.

Immers werd er onlangs opgericht de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij die openlijk in haar Statuten erkent, dat „de Nederlandsche Hervormde (Gereformeerde) Kerk, ondanks haren tegenwoordigen toestand van krankheid en gesöheurdheid, als de historische, wettige openbarmg van het lichaam van Christus in Nederland" is.

Voorts weigert zij _te berusten „in 't geen langs den weg der afscheiding en in den vorm van „bijzondere" instellingen voor 't Christendom verkregen wordt". En in haar Manifest wordt de „Afscheiding" met vette letters de scih'eut uit den wortel van de Revolutionaire inrichting van den Staat genoemd. ,

Zij brengt alzoo-den kerkelijken strijd over op politiek terrein.

Zij eert Dx Hoedemaker: als haar vader, die, zelf zoon der Scheiding, haar ater op het hardnekkigst bestreed en ook de politiek er in moeide.

Het standpunt van Dr Hoedemaker wordt in de „Gereformeerde iKierk" aldus bepaald:

Ons dunkt: -wie Dr ^Hoedemaker heeft gekend weet, dat hij niet de man was om in de eerste plaats te vragen naar de belangen, maar veel meer om te vragen naar de beginselen.

En dan willen wij wel erkennen, dat Hoedemaker heeft gewild, dat de Overheid de belijdenis der Hervormde Kerk ten grondslag zo'u leggen aan haar regeeringsbeleid.

Hoedemaker hield n.l. staande, dat de Overheid: of izich moest stellen op Athe'istisch standpunt;

of er een eigen g, o d s d i e s t op na moest houden;

of , zich moest laten leiden door de godsdienstige of ongodsdienstige beginselen der meerderheid; •

of tot haar grondslag moest nemen de b e 1 ij d e - nis van de Kerk van Christus, dat is in ons land: de Kerk der Hervorming.

(Men versta dat niet in dien zin, dat de Overheid die belijdenis aan hare onderdanen «oü moeten opdringen, maar alleen ^oo, dat zij zelve bij: haar regeeringsbeleid aich door de beginselen dier belijdenis , zoü laten leiden.)

Nu verwierp Hoedemaker de eerste drie der genoemde mogelijkheden.

En dus bleef hem niet anders over dan het vierde te verkiezen.

En als onze vrajger zou kunnen bewijzen, of dat een van de eerste drie meer Schriftuurlijk was, of dat er nog een vijfde uitweg was, dan izouden wij dat gaarne van hem vernemen.

En als nu inzender vraagt hoe, nu er naast de Nederlandsche Hervormde Kerk zoovele andere kerken zijn ontstaan, Algescheidenen van allerlei aard, Hoedemaker voor de Hervormde Kerk speoiale voorrechten kon opeischen, dan is ons antwoord;

Die gedeeldheid van de Kerk der Hervorming, hoe noodlottig ook in menig opizicht, doet hier gelukkig niet veel af.

Indien Hoedemaker' gelden en eereambten voor 253 de Hervormden opeischte dan kon men terecht daarin zien een schandelijke bevoorrechting tegenovei' diegenen, die , zich in den loop der tijden van de Nederl. Herv. Kerk afscheidden.

Maar nu Hoedemaker alleen eischt, dat de Overheid de beginselen van de belijdenis van de Herv. Kerk als de Avare zal erkennen en zich daarnaar , zaJ richten, nu is hier van geen begunstiging van eenige personen sprake. Want een Overheid, die zeker beginsel voor het ware erkent, doet dat waarlijk niet om aan de aanhangers van datzelfde beginsel een pluim op den hoed te steken, maar alleen om Gods wil; omdat zij , zich daartoe door Gods W«ord geroepen gevoelt.

Hier heeft men wel kerkisme in zeer beogen graad Toch wordt dit nog overtroffen, door ean der voormannen der Christelijke Historiscihe Partij, die den anti-revolutionairen in de Hervormde Kerk den raad gaf, zich aan te sluiten bij die Hervormde (Gerefoi-meerde) Staatspartij, welke dus de partij van eigen keus niet is, en dat om de politiek' te leiden in Hervormd-kerkelijke banen.

Iets dergelijks aanschouwt men op schoolgebiel. Na het inwerking treden van de Scjhoolwet-de Visser kwamen van onderscheiden plaatsen berichten m, dat leden der Hervormde Kerk vroegere samenwerking met leden der Gereformeerde Kerken verbraken^ om zelf een school op te richten.

De kerk wordt ook hier al meer en meer scheidslijn, in plaats van het historisch Gereformeerd beg-'nsel.

Waarom kunnen marmen van de Gereformeerde en Hervormde Kerk op den grondslag van de Drie Formulieren niet samenwerken in zake het onder wijs ?

In groote steden, waar er kinderen genoeg zijn cm meerdere soorten van scholen te onderhouden, voelt dit niet zoo hard aan.

Maar vooral op kleinere plaatsen, waar men elkander zoo dringend noodig heeft, wel.

En hoewel het met de school natuurlijk anders gesteld is dan met den Staat, zoo biedt daar een gezamenlijke confessie toch zeker wel ruimte genoeg om elkander te ontmoeten en behoeft het booze kerkisme niet te worden binnengehaald.

Wat ik hier noemde, waren slechts een paar voorbeelden.

Men kan hieruit zien, dat dit soort kerkisme, behalve bij de Roomschen, vooral in sommige hervormde kringen victorie kraait.

Van onze zijde is men hier beter op zijn hoede geweest.

Kerk en Staat hebben, al bestaat er ook verband, ieder hun zelfstandigheid.

En zoo staat het ook met de kerk in haar verhouding tot andere levenssferen.

Het kerkelijk. instituut heeft _ zijn bepaalde grenzen.

Hieraan telkens herinnerd te worden ^is ook den Gereformeerde goed.

Zoo licht toch kan men bij voortwoekering van het kerkisme in andere kringen, dit door een tegenovergesteld kerkisme willen bestrijden.

En daarvoor blijven onze kerken bewaard!

Symbolistisch gevaar.

Onze kerken hebben reeds van nabij kennis gemaakt met het symbolisme, de richting, welke het terrein der symboliek in de Schrift höe langer zoo meer zoekt uit te breiden om alzoo-ruimte te verkrijgen voor vrijere opvattingen.

Het is een der grootste verdiensten onzer laatste Synode geweest, dat zij dit symbolisme niet in het afgetrokkene, maar in concrete zaken heeft veroordeeld.

Niemand zal ontkennen, dat de Schrift vele symbolische gedeelten bevat.

Wie b.v. het boek der Openbaring naar de letter zou willen verklaren, zou dadelijk vastloopen De blinden kunnen tasten, dat dit boek een symbolisch karakter draagt.

De Schrift zelf getuigt dat.

Daarom treden in het laatste bijbelboek, evenals in de visioenen van Zacharias, gedurig tolk-engelen op om de symbolen te verklaren.

Maar waar de Schrift kennelijk historie geeft, moet men dit ook als historie opvatten en is de loochening van het historisch feit en het daarvoor in de plaats stellen van een zoogenaamde hoogere idee uit den booze.

Ook het aannemen van een historische kern, waaromheen zich dan een symbolische bolster zon hebben, ontwikkeld, is ontoelaatbaar.

Niet alleen leidt dit tot grove willekeur en houdt iedei' voor historische kern wat hij wil, maar het strijdt tegen de Goddelijke bedoeling om de kerk in de heilige historie in te leiden.

Die heilige historie bevat tal van wonderen. Maar dat moet ook wel.

De verstoringen door de zonde kunnen niet anders dan door wonderen worden rechtgezet.

En nu is juist het symbolisme er op uit, om het wonder zooveel mogelijk weg te werken. Men geeft dan soms in het abstrakte nog wel toe, dat er een wonder kan bestaan, naaar tegen het werkelijk bestaan van de wonderen, in de Schrift verhaald, rijzen de bezwaren.

Vroeger riep men het rationalisme tegen het Schriftuurlijk wonder te hulp. Verklaarde niet een

theoloog in allen ernst üet wonder van Jezus' wandelen op de zee aldus, dat Christus een bijzonder soort van waterlaarzen had uitgevonden, waarop Hij Zich over het watervlak kon bewegen?

Thans echter zoekt men zijn steun in het symbolisme.

Dat is fijner van aard, streelt meer den wet'inschappelijken zin en geeft zich niet zoo spoedi" bloot voor bespotting.

Evenwel, als men eenmaal het symbolisme lieeft binnengehaald, laat het zidh niet een ketting aanleggen, die slechts ver genoeg reikt om h'et wonder aan te tasten.

Het probeert zich uit te leven. En nu staan er in de Schrift dingen, die hard zijn voor het gevoel.

Welnu, het symbolisme weet raad om ook in dit geval den mensch in het gevlei te komen. Thans niet zijn verstand, maar zijn gevoeligheid.

Een proeve hiervan biedt „De Hervorming" van 13 Mei j.l.

Boven het stuk staat: „.Judas' rehabilitatie" (esrherstel). Wij geven het hier onverkort.

Terwijl in aansluiting bij de traditie van vele eeuwen de voiksopinie over Judas zeer ongunstig is, hebben toch sommigen, wellicht gedachtig aan het „tout savoir c'est tout pardonner", getracht op het gedrag van den discipel-verrader een ander, beter licht te Werpen. Zoo zijn er pogingen aangewend, om langs psychologischen weg ons Judas' handelwijze duidelijk te maken. Op 'de schoonste wijfee is dit zeker geschied door Tor Jledberg in zijn „Judas, eene passiegeschiedenis". Een boek dat door Marg. A. S .Meijboom vertaald, anno 1891 in ons land verscheen en dat dertig jaar later w'ederom' op' de boekenmarkt werd gelanceerd. Anderen hebben Judas gansch en al willen schoon Iwasschsn. Zoo Rosegger, Wiens opvatting nog eens in „De Hervorming" van 8 April I.l. 'door ds. v. Slogteren Wordt weer-• gegeven.

Wij stellen ons voor deze tWee vragen: primo, neem aan, dat Judas gedaan heeft. Wat van hem verteld wordt, mag hij dan daardoor als de verrader van Jezus beschouwd worden? , En, secundo, is dat heele verhaal over Judas Wel historisch waarschijnlijk en bestaat er niet veel meer reden om het " naar het gebied der dichtende fantasie te verwijzen? Het verraad van Judas bestaat enkel hieruit, dat hij den oudsten en pverpriesters belooft hun Jezus over te leveren en dat plan komt dan tot uitvoering als hij aan de bende in den hof van Gethsemane. Jezus aanwijst, door hem een welkomstkus te geven. Wij gullen als dit alles zoo gebeurd is, Judas gedrag niet vergoelijken, maar vragen toch, of die daad van groote beteekenis ge» acht kan worden. Alleen dan, wanneer zonder de handelwijze van Judas het den Joodschen hoofden moeilijk zou zijn gevallen Jezus te grijpen en dat kan toch bezwaarlijk worden aangenomen. Verder rijst de vraag bij ons op, was Jezus zoo onbekend in Jeruzalem, dat aanduiding , door een zijner getrouwen noodig is om hem op het spoor te komen? Het verraad van Judas, hoe afkeurenswaard op ' zichzelf, is toch eigenlijk van vrij geringen omvang.

Maar is het verhaal ook historisch waarschijnlijk en brengt ons symbolische verklaring niet dichter bij de waarheid? In Matth. 28:16 wordt wel gezegd: de elf leerlingen gingen dan naar Galilea", zoo wordt ook in Mare. 16:14, in Due. 24:9 en 33 en in Hand. 1:26 gesproken van elf dicipelen, maar vers 59 van het Petrusevangelie luidt: En wij, de twaalf leerlingen des Heeren, Weenden 'en bedreven rouw en, bedroefd Wegens hetgeen gebeurd was, ging ieder heen naar zijn huis". Hier hebben wi| eene traditie voor ons, welke van Judas' verraad niet spreekt. Eigenaardig ook, dat in de Synoptische evangeliën de perikoop over Judas' afval (Matth. 26:14-16; Mare. 14:10, 11 en LUkas 22:3-6). kan worden uitgelicht zonder 'dat het verband verbroken - wordt.

In Matth. 10:4 staat als laatste der discipelen: Judas van Iskariot, die hem ook verried". De beteekenis van Iskariot i's onzeker; Waarschijnlijk man uit Kariot, een stad in Juda. Dian was Judas de eenige Judeër onder de leerlingen en de Judeërs hebben Jezus verworpen, verraden, gedood.

Kan dus de traditie niet den stam van Juda in eene gestalte hebben gepersonificeerd en dezen gestempeld hebben tot den verrader van Jezus en hem op de schouders hebben geladen den smaad van een trouwens vrij onbeteekenende daad?

De schrijver had voor - zijn symbolisme niet esns naar het apocriefe Petrusevangelie behoeven te grijpen.

In Joh. 20:24 wordt Thomas genoemd een van de ^, twaalven", niet van de „elven". Maar wordt hier niet een staande uitdrukking gebezigd.

Wat kromjne sprongen heeft men niet gedaan om verzachtende omstandigheden voor Judas te pleiten!

En het symbolisme doet Judas ondergaan in den stam van Juda.

Judas is niet dan een symbolische aanduiding van de Judeeërs, die Christus verwierpen.

Zoo wil men zich heenzetten over het sehijabaar harde woord van Christus: „wee dien mensch, door welken de ergernis komt, het ware hem nntter, dat die mensch nooit geboren ware gewieest".

Zoo keert men de heele Schrift het onderst boven.

Dat dan het symbolistisch gevaar in zijn konsekwenties goed onder de oogen worde gezien,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1922

De Reformatie | 8 Pagina's