GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze artilvelen zal gehandeld worden over het Kerkisme en het kerkelijk Indifferentisme Eerst over het Kerkisme. In verschillende vormen komt dit voor. Vooreerst, wanneer iemand beweert, dat er builen zün kerk geen zaligheid is. Vervolgens, wanneer hij het kerkelijk instituut, waartoe hij behoort, als de alleen ware kerlc beschouwt en alle andere valsch noemt. Ten derde, wanneer hij' in zijn kerk niet ziet de meest zuivere, maar de zuivere, waimeer hij haar zuiverheid niet relatief, maar absoluut opvat. ïen vieide, wanneer hij politiek, schoolwezen, wetenschap, kunst en zoo menig ander le\ensteriein afhankelijk maakt van de instiliitaire kerk. _.

V.

Over het verband van Kerk en Staat, evenals over dat van Kierk en School ware nog veel te zeggen. Men gelieve evenwel te bedenken dat wij hier slechts iliioofdvormen van kerkisme aanwijzen en dat we hier niet te veel in détails mogen afda'en, cm onze artikeleni^eeks niet te lang te maken. Ondervanding leert, dat lang voortgezette artikelen den lust tot lezen doet vérgaan.

Kwesties als: hoe het kerkelijk toezicht op vereenigingen en gehelen het best kan worden geregeld, zonder dat aan de „souvereiniteit in eigen kring" zoo van vereeniging en school ais van ins titulaire kerk wordt te kort gedaan, vorderen op zicthzelf reeds afzonderlijke series artikelen.

Trouwens, daarover is reeds zooveel uitnemends geschreven (ik herinner hier aan de heldere brochure van mijn mederedacteur Dr Ki. Dijk over: „'Kerk en School"), dat dit onderwerp niet aanstonds opnieuw mag behandeld. Eerst moeten de ideeën, daaromtrent verkondigd, bij de massa bezonken zijn.

Mag iiet kerkisme, welke gedaante het ook aanneme, nooit of te nimmer worden vergoelijkt, dient het steeds als een ernstig kwaad bestreden te worden, bet diepst zondig is het wel, wjanneer men zijn lidmaatseihap der geïnstitueerde kerk feitelijk voor de eenige voorwaaide aanziet om het eeuwige leven te beërven.

Tegen zulk kerkisme behoort tijdig en ontijdig gewaarscihuwd.

Het sloop in iedere kerk binnen.

Ook de Gereformeerde kerken zijn er niet tegen gevrijwaard.

Het is een tak van het zielvermooTdende.f orrn a 1 i s m e.

Men meent door zijn toehooren aan het kerkelijke instituut zijn ziel in veiligheid te hebben gesteld, van de vergiffenis der zonden zeker te kunnen Zijn.

De gemeenschap aan het kerkelijk instituut neemt

bij hen de plaats in van de gemeensctiap met den levenden Christus.

Of hun namen geschreven staan in het boek des levens des Lams, daarom bekommeren zij zich niet.

Het is hun voldoende, dat hun naam geschreven staat in het boek eener plaatselijke kerk.

Onder de aanhangers van dit doodelijke kerkisme vallen weer bijzondere groepen te onderscheiden.

Men kan die terugbrengen tot de rekkelijk'en en de preciesen.

De eersten laten zich zelfs aan de institutaire' kerk weinig gelegen liggen.

Zij zorgen er alleen voor, dat zij met een dun draadje aan de kerk verbonden blijven.

Maar dat dunne draadje wordt dan ook door hen angstvallig bewaakt.

Dat mag niet doorgesneden.

Bij de gedachte daaraan overvalt hen bijgeloovige vrees.

De bediening des Woords verzuimen, zij veelal. De sacramenten worden door hen veronachtzaamd. Maar niet zoodra worden zij voor de keuze geplaatst om óf hun leven te beteren of anders de censmir te ondergaan, welke tot afsnijding leidt, of ze kiezen het eerste. Dit brengt hen gedurende eenigen tijd tot trouwer kerkbezoek. Maar weldra treedt weer verslapping in. Alleen bij ernstige krankheid wordt haastig de predikant ontboden. Ook aan de begrafenissen moet deze wijding geven. Overigens blijven zulke üiensohen hun heele leven door obiekt van vermaning. Men heeft niet het recht hen vooiongeloovigen te verklaren. Maar zij doen een ander, die Jezus liefheeft, kil en koud aan.i

Zij vormen den zelfkant der kerk.

En wordt, naar de verschijnselen te oordeelen, die zelfkant, vooral in de groote steden, niet jaarlijks grooter?

Maar daarnaast en daartegenover staan de p"*-? ciesen.

Zij houden het kerkelijk instituut in waarde.

Zij behooren tot de trouwste kerkgangers. Zij zijn in hun bijdragen voor den kerkedienst niet schriel. Zij ijveren voor allerlei arbeid, welke van de kerk uitgaat. Zij zijn trouwe wachters van de kerkrechterlijke beginselen. Zij houden; *dm^« kerk gaarne de traditie hooig.

Maar 't is bij hen altoos: de kerk! en nog eens: de Kerk!

Zij verlaten zich op hun doop.

Zij steunen op hun belijdenis.

Maar de levende Christus neemt geen plaats in hun leven in.

Hun heele kerkelijk leven is geen slappe vormendienst, gelijk bij de rekkelijk'en, maar een krachtig formalisme. .

Doch niettemin formalisme.

Laat men todh niet te veel praten over energie! oos of koud formalisme.

Er bestaat ook een met energie geladen, een warm formalisme.

Er zijn kerkisten, die zich het vuur uit de schoenen loop en.

Zonder meer kunnen deze menschen niet bij de hypocrieten worden ingedeeld.

Wal ze doen meenen ze.

Ze meenen, dat hun liefde voor de kerk als instituut een kenmerk van leven is.

En het valt moeilijk hen ervan te overtuigen, dat dit zeer zeker levensteeken kan zijn, maar dat hei dit niet behoeft te zijn.

Zelfbedrog houdt hen gevangen.

Wordt er tegen dit kerkisme onder ons wel luide genoeg gepredikt?

Worden hypocrisie en formalisme niet al te vaak

vereenzelvigd ? Voert dit er niet toe, dat de formalisten de conclusie trekken: ik word in de predikSng niet veroordeeld ?

Wij 'kunnen ons geen Gereformeerd prediker denken, die tegen dit kerk-formalisme, dit ontzettende kerkisme nooit eens toornen zou.

Maar wordt er wel genoeg tegen getoornd? En wordt er ook wel altijd op de rechte wijze tegen getoornd?

Wordt men in zijn toornen soms niet eenzijdig? Eenzijdigheid sdhaadt vooral hier.

Het is voorzeker de ware manier niet om kerkgang en belijdenis als ondergeschikt en bijkomstig voor te stellen. Om' den hedendaagschen Farizeeër bij voorkeur te teekenen als iemand, die de Drie Foi-mulieren van buiten kent en erg ingenomen is met belijndheid in de prediking.

Want onkerkelijikheid en een zicth losser maileen van de belijdenis en het afkam'men van kerk en preeken kan ook formalisme, zij het ook' een andersoortig, in de hand werken.

De kerkelijke waarden dienen veeleer te worden hoöggöhouden.

Maar hierop moet de klem vallen: dat men in de kerk Christus moet vinden, omdat Hij da kerk als een-openbaxing van Ziin lichaam heeft gegevensfS^pi; ,

Dat men in de prediking het bidden en het smeeken, het dreigen en het troo'sten, het onderrichten en het verzekeren van Christus moet beluisteren. Dat men in het avondmaal Christus smaken. moet

Dit maakt de heerlijkheid van de kerk als instituut uit, dat zij in de sfeer leidt, waar door samenwerking van C-eest en Woord de ziel in contact met Christus wordt gebracht en door Christus .met den Vader.

Is dat contact niet verkregen, dan moet alle liefde tot de kerk ais formalisme, keiMsme worden geoordeeld.

Maar werkt dat contact, dan zal men vanze'f ook moeten waaxdeeren de uitnemende diensten van de institutaire kerk daarbij.

De liefde tot de kerk zal dan geen kerkisme, maar geloofsuiting zijn.

Hei komt hier op fijne zielsontleding aan. Bij 4ie zielsontleding biede de prediking op teedere wijze hxilp.

Het formalisme, dat zich als kerkisme doet ken nen, worde gedurig weer ten toon gesteld als een levensgevaar voor de ziel en voor de kerk beide, als Christus-verloochening.

Juist waaR onze tijd het formalisme zulk een vetten voedingsbodem biedt, kan hiertegen niet te bezield worden opgetreden.

Vacantie van den predikant.

De vacanties naderen en brengen in het leven een belangrijke afwisseling.

Ook in het leven der kerken.

Menige scriba ziet den tijd, die daaraan voorafgaat, al zuchtende tegemoet.

Hij correspondeert soms tot laat in den nacht en ziet den stapel bedankjes al aangroeien. Hij bestudeert het jaarboekje onzer uitgevers van voren naar achteren en van achteren naax voren om de gemeente in de vacantie zoo mogelijk een verrassing ie bereiden. Hij schept voor de predikanten' een kaste-indeeling op eigen hand en begint natuurlijk met de hoogere kaste om allengs tot lagere af te dalen. En tot belooning moet hij dan achteraf nop hooren: je kan beter preeklezen hebben.

Als men zul'ke ervaringen opdoet, wordt men vanzelf wat philosofisch en gaat onderzoek doen naar de noodzakelijkheid van de predikanten-vacantie.

En al spoedig vervallen er enkelen tot die richting in de philosofie, .welke m'en het scepticisme noemt.

De 'kwestie van den toereikenden grond der predikanten-vacantie wordt met een twijfelachtig gebaar besproken.'

Vriend Nurks boomt: zou hij daarvan moe worden, van dat beetje preeken 's Zondags en die enkele uren cateöhisaties in de week en die kopjes thee en koffie drinken op wat men huisbezoek belieft te noemen. Dian moet je bij mij komen, die elke maand of elke week de huur van mijn huisjes moet ophalen en dan soms nog een paar keer ro.oet terugkomen en blij mag zijn als je 's middags om drie uur klaar ben.

Eohte domineesvxienden praten weer anders. Zij vinden het zoo'n naren tijd als dominee uit is. Eiken Zondag een ander bevalt hen niets. En zij geven dominee in overweging om in de week het er eens wat meer van te nemen en wat uit te gaan, maiar dan te zorgen, dat hij 's Zondags weer op den kansel staat.

Zij bedoelen het goed. Maar of ze wel in het belang van pifedikant en gemeente werken?

Ik weet niet of het juist predikanten zijn, die naar zulk een vriendenraad hebben geluisterd. Maar menigmaal hoicurde ik klagen over predikanten, die wat ouder werden en nooit vacantie namen. Och, de menschen mochten hen wel, dat niet, maar ze zouden toch ook gaarne weleens een ander hebben

Ongelijk kan ik die menschen niet geven

Welke sterke voorstanders wij er ook van zijn, dat hetzelfde gehoor steeds door denzelfden predikant wordt bewerkt, opdat er eenheid in de bearbeiding zij, zooi acht ik gedurende een maand per jaar afwisseling meer dan nuttig.

De gemeente heeft ook vacantie noodig.

Vacantie beteekent op zichzelf tiog; niet rust, maar evenzeer: eens uit je gewone-doen te zijn.

Ik geloof zelfs niet, dat het verstandig is, wanneer predikanten (die der massale stadskerken nu uitgezonderd) er zich mee belasten voor plaatsvervangers te zorgen.

Men geve hier den kerkeraad de vrije hand.

En is er weer eens een wonderster aan den predikantenhemel opgegaan, wat is er tegen, dat de scriba zich beijvert die ster te dwingen boven de gemeente een Zondag stil te staan?

Eens echt vrij te zijn, dat is een kenmerk van •ware vacantie.

Men gunne die vrijheid aan de gemeente. En de gemeente gunne die. vrijheid haar predikant.

Het treft zoo gelukkig, dat predikant en gemeente, als men bet nuchter beziet, en wat lastige wierook wegblaast, beide aan vacantie behoefte hebben.

Laat de gemeente toch vooral op de vacantie van den predikant niets afdingen.

Men leze eens wat Ds Knap in zijn „Ter fnleiding" op zijn sohoone boek „Uit den Harz" söhrijft;

„Wijze hoofden hebben in den loop des tijds voortreffelijke dingen gezegd over 's menschen roeping, om te werken zoo lang het dag is-'t Is een waarheid, dat wij alleen door naarstigen arbeid 'een wezenlijken inhoud aan het leven kunnen geven. Geen boek heeft dit ooit met zooveel nadruk gezegd als de oude Bijbel. Indien de daarin vervatte wijsheid meer algemeen bezit was, zouden Wij vermoedelijk minder over arbeidsschuwheid, de kwaal van den dag, te klagen hebben. Ieder zou dan begrijpen, dat aanhoudende ledigheid niets minder dan-een vloek is. Een vloek voor de gemeenschap, waaraan de ledigganger zijn krachten en talenten moedwillig onttrekt. Maar ook een vloek voor hem zelf, omdat zijn kostbare gjaven door gemis aan oefening geleidelijk moeten verschrompelen. Jezus heeft er in het evangelie ernstig voor gewaarschuwd. Aan een' iegelijk, die trouw en ijverig woekert met de ponden van verstand, energie en hart, die ter zijner beschikking staan, zal gegeven worden .... hij ziet zijn talenten gaandeweg groeien. Maar het omgekeerde is ook waar: wie uit traagheid zijn pond in een zweetdoek begraaft, instee van het door geregelden arbeid te verrijken, zal ten slotte óók verliezen wat hij oorspronkelijk bezeten heeft en dus innerlijk verarmen.

De lezer, die naar dit boeksken gegrepen heeft, om zich voor te bereiden op 'zijn vacantie, zal dezen lofzang op den arbeid misschien een weinig misplaatst vinden. Hij heeft echter ongielijk. Niemand kan ten volle van den rusttijd genieten of hij moet kunnen terugzien op een welbesteed jaar, waaruit geen aanklacht tegen hem oprijist, Wanneer hij zich gereed maakt eens ove'r de grenzen te vliegen, om aan den kringloop van den dagelijkschen plicht te ontkomen en nieuWe krachten te vergaderen voor de hervatting zijner roeping.

De arbeid is in zeker opzicht een lied. Maar evenmin als gij gestadig door kunt zingen zonder af en toe adem te scheppen, evenmin • kunt gij doorwerken zonder op geregelde tijden een pauze te maken. Die wolk, (lie Israël op den pelgrimstocht naar Kanaan geleidde, was niet steeds in beweging. Op ge/ette tijüen hield zij stil: de legerplaats moest opgeslagen worden, de rusttijd was aangebroken, en door dien rusttijd werd het volk bekwaamd, om straks verfrischt en gesterkt weder op te marcheeren.

Zóó bezien is het nemen van vacantie plicht. Een even dwingende ' eisch als die van den arbeid.

Dit geldt tot op zekere hoogte voor ieder, maar in 't bijzonder voor degenen, die tot geestelijken arbeid geroepen zijn. Vele eenvoudigen zien n met een glimlach aan. Wanneer gij de menschen die met het hoofd wterken, zwoegters noemt. Zij kennen alleen den buitenkant van het intellectneele leven en verstaan het niet, hoe iemand afgemat kan zijn. Wanneer hij drie of vier uur stil aan ' zijn schrijftafel gezeten heeft. 'Neem dit oordeel niet kwalijk. Het is alleszins verklaarbaar bij nïenschen, die krachtens opvoeding en levenspiositie vreemdelingen zijn in het bergland der wetenschap, met zijn hooge spitsen en haast onbegaanbare slingerpaden. Niettemin is het w'aar, dat hersens teerder _dan spieren zijn. Dte medici zeggen, dat zenuwen een taai geheugen hebben. Zij bedoelen er mede, dat zij al wat er van geëischt wordt vasthouden en oppotten, totdat zij niet meer kunnen dragen, en dan treedt de overspanning in die voorkomen zou zijn door tijdig vacantie te nemen. Het aantal zenuwlijders neemt gedurig toe in den geleerden stand. Er zullen wel meerdere oorzaken voor zijn. De levensjacht, waartoe wij gedwongen Worden, en ook het 'leven in de groote steden doen er geen goed aan. Maar voor een deel moet het euvel toch ook geweten worden aan het feit, dat men zijn eigen kracht overschat en zich af en toe niet de noodige verpoozing gunt. 't Was om die reden mijn vaste gewoonte, sinds ik nu ongeveer dertig jaren geleden den herdersstaf opnam, om mij de weelde eener tamelijk ruim gemeten zomeiTacantie te veroorloven. Steeds bracht ik haar met de mijnen door op een rustig plekje, hetzij in den Achterhoek, hetzij in het schilderachtige Zuid-Limburg', waar een deel mijner liefde achtergebleven is sinds ik er mijn eerste Waalsche gemeente te Maastricht mocht dienen. Natuurlijk werdcH de weken niet in ledigheid gesleten. Een eenigsains bewegelijke geest kan het geen maand 'uithouden izondei' een weinig studie in het Iwnmer der boomen. Zelfs meen ik aan dit kalme lezen en overdenken van enkele wetenschappelijke werken voor mijn verdere ontwikkeling vrij veel. verschuldigd te izjjn. Nooit heb ik tenminste het gevoel gehad armer thuis te komen. Maar wtel leek het me soms toe, dat ik na de vacantie iets beter in de intellectueele kleeren zat dan toen ik op reis ging, ofschoon ik mij niet behoefde te verwijten ook maar een oogenblik mijn plicht om te rusten vergeten te hebben."

Ds Knap had ook kunnen wijzen op den mystieken invloed, welke men door het vertoeven op •een intiem plekje in eenzame natuur kan ondergaan.

Van zekere zijde wordt het nut der retraite, inzonderheid voox predikanten, krachtig bepleit.

Van een opzettelijke retraite, die week of maand v, ? ordt volgehouden, zijn wij als Gereformeerden geen voorstanders.

Het ascetisme kan op onze sympathie niet rekenen.

Daarom kan een retraitehuis hoogstens aoed zijn voor psychisch onevenwichtigen, maar voor den gezonden geest is het niet bruikbaar.

Die kan zijn plaatsen van retraite tusschen het gemeenschapsleven door vinden.

En met naime de vacantie biedt daartoe een eenige gelegenheid.

Weinig geestelijke werkers hebben aan vaoan-

tie zulk een behoefte als juist de predikant, die zich geheel Gods koninkrijk toewijdt. (Over de uitzonderingen, die de .helft van de week tuinder, bloemist, boer of kippenfokker zijn zwijg ik na­tuurlijk).

Hij mist zijn Zondag als rustdag.

En nu kan hij daarvoor wel een anderen dag in de plaats nemen.

Maar in de praktijk komt daar niets van.

Indien het mogelijk ware, zou het verreweg het best zijn om zijn vacantie-Zondagen tenminste vrij te houden.

De Vacantiebeurten ontnemen hem van iedere week gemiddeld twee dagen.

Maar dat onzen predikanten in 't gemeen te raden, zou ik niet op mij durven nemen. aaa

Want stel, dat de grootste helft zoo handelde, hoeveel gemeenten zouden Zich in Augustus niet met preeklezen moeten behelpen?

Moge dit artikel ertoe bijdragen om den predikanten hun vacantie nog hartelijker te gunnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's