GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee klippen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee klippen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze artikelen zal gehandeld worden over het Kerldsme en het .kerkelyk; Indifferentisme. Eerst over het Kerldsme. In verschillende vormen komt dit voor. Vooreerst, wanneer iemand beweert, dat er buiten zijn kerk geen zaligheid is. Vervolgens, wanneer hij het kerkelijk instituut, waai'toe hij behoort, als de alleen ware kerk beschouwt en alle andere valsch noemt. Ten derde, wanneer hij in zijn kerk niet ziet de meest zuivere, maar de zuivere, wanneer liij haar zuiverheid niet relatief, maar absoluut opvat. Ten vierde, wanneer hij politiek, schoolwezen, wetenschap en kunst en zoo menig ander levensterrein afhankelijk maakt ifc-an de institutaire kerk. Ten vijfde, waiter men zijn lidmaatschap der geïfictitueerde kerk practisch genoegzaam acht om liet eeuwige leven te beërven. Alsnu dient gewaarschuwd tegen het kerkelijk Indifferentisme. Vooraf wenschen we er op te wijzen, wat hiermee niet wordt bedoeld. Men mag er niet toe rekenen , de toenemende onkerkelijkheid in onze dagen. Want het woord zegt het zelf, dat van kerkelijk Indifferentisme hierbij geen sprake kan zijn.

VII.

Ook mag bij het kerkelijk Indifferentisme niet gedacht aan die buitenkerkelijke stroomingen, die hetzij in secten, hetzij in godsdienstige vereenigingen zich organiseeren.

Wij hebben geen bezwaar hier den nieuwen term. „buitenkerkelijk" over te nemen.

Indien hij maar niet verbonden wordt met die van „religie":

Want speurt men vele van die zoogen. bu'tenkerkelijke religies na, dan zal men ontdekken, dat zij op den naam religie, zelfs in den zin van Valsche religie, geen aanspraak kunnen maken.

Theosophie en anthroposophie b.v. zijn, hoewel ze zich van religieuse termen bedienen, in den grond der zaak geen religieuse stroomingen.

Het zijn phantastische, occulte stelsels.

De religieuse basis ontbreekt. Ook staan zij eer vijandig, dan onverschillig tegenover de kerk.

Dit laatste geldt ook van de secten.

Nemen we een van de minst fanatieke, ons bet meest nabijstaande secten, het Darbisme of wil men: het zoogenaa.mde Darbisme.

Het is uit afkeuring van de kerk geboren.

Oorspronkelijk betrof die tegenstand wei één bepaalde kerk.

Maar zoodra men zich ging organiseeren, werd de antipathie overgebracht op de kerk als zoodanig.

De meeste van die buitenkerkelijke strooming."'n leven goeddeels van kritiek op de kerk.

Haar argumenten zijn: de kerk is klaarblijkelijk door God verlaten, ze heeft haar tijd gehad, ze is tegen de nieuwe toestanden niet opgewassen, zij heeft sinds eeuwen haar taak verwaarloosd en kan nu de schade niet meer inhalen, ze is oud grootmoedertje geworden, het cultuurleven van tegenwoordig gaat haar voorbij.

En nu wil men de kerk door iets anders vervangen.

Fen strooming als die der Nieuwe Gedachte waarvan Kees Meijer de uitvinder is en waarover de laatste weken in de pers zoo druk wordt go schreven, de z.g.n. „Bilthovensche Beweging", rost op hetzelfde denkbeeld.

In deze beweging komt het zoo sterk'4i^l^.at dit alles „m.aakwerk" is.

Genoeg om te doen zien, dat deze menschen, die zich buiten en tegenover de kerk stelden, n'et kunnen vallen onder het oordeel van kerkelijk In differentisme.

Want dit Indifferentisme houdt toch altijd op de een of andere manier nog aan de kerk vast.

Nooit beweerd!

Blijkens het verslag in „De Standaard" is mij op den Theol. Schooldag van de Christel. GereP. Kerk een meening opgedrongen, die nooit de mijne is geweest en nog niet is.

Docent A. v. d. Heiden hield er een rede over „Tot spreken genoopt".

In het begin polemiseerde hij tegen Ds Js. van der Linden. Maar dan word ook ik in het gedins betrokken. En hij verbreidde volgens , , De Standaard" van mij dit kwaad gerucht:

„Volgens Dl' Hepp bestaat er voor 1886 geen Gereformeerde Kerk. Daarmee ontkent deze in 1922 nog het goddelijk werk der scheiding."

Men moet al wat hooren, als men niet doof is. Toch begreep ik wel zoo ongeveer, hoe de professor er aan gekomen moet zijn.

In een onzer kerkelijke bladen legde men oen artikel in „De Beformatie", van mijn hand, verkeerd uit.

Ik had den schrijver al een paar maal op de vingers getikt. (Hij zal wel verbeteren: pogen te tikken).

En nu lugtte het mij niet, dit opnieuw te doen.

Hij moest anders eens denken, dat ik wat teo; ea hem had.

En dat is toch allerminst het geval.

Ik liet het, gelijk ge als persman zoo dikwijls moet doen, wilt ge niet onophoudelijk in de polemiek zitten, maar „zwemmen".

Nu vermoed ik, dat docent Van der Heiden wel dat blad heeft gelezen, maar mijn artikel in , , De Beformatie" niet.

Zoo instrueerde hij dan zijn gehoor met oen ' averechtsche voorstelling. •*•

Op mijn beurt voel ik mij nu ook „tot spreken genoopt".

Laat ik even tot den oorsprong der zaak mogen terugga, an.

In „De Reformatie" van 3 Februari dezes jaars schreef ik naar aanleiding van den nieuwen' druk van het boekje „Korte lijnen uit de Kerkgeschiedenis" door Ds T. Bos, o.m. het volgende:

Onder deze korte lijnen moet ik op' nog een paar kromme lijnen wij'zen.

De eerste vindt men op bl. 2'02: „Hadden de broeders van. deze tweede reformatorische beweging eerst allerlei bezwaren, om . zich kerkelijk aanstonds maar te voegen bij de reeds bestaande Gereformeerde Kerken der eerste reformatische beweging, onder welke bezwaren ; vooral genoemd werd een Reglement, door do Synode ontworpen voor de Commissie of Depntaten voor correspondentie met de Hooge O'verheid, langzamerhand Werd toch beiderzijds gevoeld, dat die beide kerkengroepen, die wezenlijk één waren, ook kerkrechterlijk vereenigd moesten worden."

Hiertegen dient drieërlei gesteld:

Ten eerste, dat de broeders uit de eerste reformatorische beweging hun kerk den naam ga-» ven van: Christelijke Gereformeerde Kerk en dat het dus. niet aangaat te spreken van de reeds bestaande Gereformeerde Kerken. Zooala het hier staat moet dit wel misdeidend werken op het jongere geslacht, dat deze actie niet heeft meegemaakt. Zij moeten wel vragen: maar als er reeds Gereformeerde Kerken bestonden, waarom hebben de broeders uit de Doleantie er zich niet dadelijk bij! .aangesloten? De schrijvei' van deze korte lijnen nam destijds het standpunt in, dat dit ook werkelijk had behooren te igeschieden. En dat hij, die in den kruitdamp is geweest, zijn oorspronkelijke meening niet geheel kon loslaten en nog in .zijn boek liet doorschemeren, laat zich tot op zekere hoogte verschoonen. Maar de heer Meima, de tegenwoordige bewerker, had deze kromme lijn toch moeten recht buigen. Hij had moeten corrigeeren: de broeders van deze tweede reformatorische beweging hadden bezwaar om zich, kerkelijk aanstonds te voegen bij de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Wat beteekent dit nu?

Uit paedagogisch oogpunt (want het boekje is immers voor leerlingen aan* kweekscholen, voor jongejingsvereenigingen enz. bestemd), maakte ik er bezwaar tegen de Christelijke Gereformeerde Kerk ïn dit geval aan te duiden als de reeds bestaande Gereformeerde Kerken. Want dat moet verwarring stichten in de jeugdige hoofden, gel ij k ik er bij schreef.

Die leeren, dat in 1892 twee kerkengroepen zich vereenigden en den alouden naam „Gereformeerde Kerken" kozen.

Maar als ze in Bos van reeds bestaande Gere-. formeerde Kerken lezen, zullen ze zich afvragen: hoe heb ik het nu.

't Gaat hier dus om een naam.

Bos had evengoed kunnen en welbeschouwd moeten schrijven Christelijke Gereformeerde Kerk. Maar wat nu, de zaak zelf aangaat.

Nooit en nergens heb ik beweerd, dat er vóór 1886 geen Gereformeerde Kerk bestond.

Zulk een dwaze stelling zou ik niet gaarne ver­dedigen.

De Christelijke Gereformeerde Kerk was toch ook Gereformeerde Kerk.

Ik wil nog verder gaan.

Volgens inijn overtuiging bestonden de oude Gereformeerde Kerken in de kerken uit de actie van '34 voort, zij het dan ook van '69 tot '91 onder een niet bij de kerk des Heeren passend reglement.

Maar diezelfde oude Gereformeerde Kierken bestonden ook van '16 tot '86 in de Wed. Herv. Kerk voort, zij het onder een reglement, waarbij het Christelijke Gereformeerde reglement nog heilig was.

Diezelfde oude Gereformeerde Kerken bestonden van '86 tot '92 zonder eenig aan de kerk vreemd reglement onder den naam van Nederduitsch Gereformeerde Kerken.

Diezelfde oude Gereformeerde Kerken bestaan na 1892 voort onder den ouden naam: -„Gereformeerde Kerken" en geheel overeenkomstig de k; erk'inrichting der vaderen.

Nog ben ik er niet.

Ik neem aan, dat ook nu nog de oude Gereformeerde Kerken voor een klein deel voortbestaan in de Ned., - Herv. Kerk, maar dat zij na 'S6 nog steviger in het synodale dwiangbuis zijn geregen en dat de geloovigen daaruit wel individueel kunnen loskomen, maar of hun dat als groep langs den wèg van reorganisatie of zoo iefs gelukken zal, blijft een open vraag.

Eveneens neem ik aan, dat de oude' Gereformeerde Kerken nog voortbestaan in de nieuw gestichte Christelijke Gereformeerde Kerk, ondanks haar afkeurenswaardige scheidingsdaad en den genootschap svorm, dien zij te kwader ure aannam..

En nu zwijg ik nog van oud-Gereformeerden enz. Men ziet hieruit, dat ik allesbehalve nauw ben in mijn Gereformeerd kerkbegrip.

Maar het gaat niet aan vóór '86 de bestaande Gereformeerde Kerken te beperken tot de Christelijke Gereformeerde Kerk alleen en allerminst de laatste zóó te noemen, want zij had zelf een anderen naam gekozen.

Noem haar bij den naam, dien zij zichzelf gaf en de zaak is gezond.

Fn nu de conclusie van Docent Van der Heiden, dat ik het goddelijk werk der Scheiding ontken.

Met verbazing nam ik daar kennis van. Volgens welke logische wetten deze docent er too komt, weet ik niet.

Wel weet ik, dat bij de Vereeniging in '9? dit voorop stond, dat de Scheiding een werk Gods v/as.

Reeds te Utrecht en te Kampen in 1888 en 18(S9 werd het van beide zijden eenpaxig uitgesprok-^n: dat inen over en weer erkende, „dat in. de bekende gebeurtenissen, uit de jaren 1834 en-1886 eeniglijk te verheerlijken is de ontferming, de macht en de trouw onzes Gods".

En op datzelfde standpunt plaats ik mij nu nog in 1922.

Ik zou het zonde voor God achten de actie van '34 als een werk van menschen te beschouwen (hoewel er evenals in de actie van '86 veel menschelijks in gemengd was).

Ik hoop, dat deze verklaring aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat.

Ik mag van de. bladen, die mij zulke booze gedachten toedichten niet eischen, dat zij dit lange stuk in zijn geheel zullen opnemen.

Maar wel zullen zij zich zeker verplicht achten een objektief résumé daarvan hun lezers voor te leggen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee klippen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's