GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de scbool der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

Meer licht en meer geluid.

Op een mooi natuur tafereel lijkt de geschiedenis der Griekscihe wijsbegeerte.

Haar op'fcorast doet deriken aan het doorbreken van een dageraad bij onvaste weersgesteldheid. Eerst is er een verspreide schemering zonder zonliclht, die in nevelen •wégduistert vóór het dag wordt. Het vroege licht 'heeft enkele vogels wakker gemaakt. Diaarna is ihet nog een oogenWik stil in de natuur.

Zóó is 'er een liöht van wijsgeerige waarheid gaan schemeren in Griekenland, en een enkele wijsgeer, — Tbales; Pythagm-as; de , , donkere" Herakliet! — Igaf ïzijn geluid, maar wat was deze wijsbegeerte ten slotte anders dan ^en fantastische natuurktmde, en w; at baat het den mfensch, zoo hij wint de kennis van een natuur, die (gelijk de Génestet zei) zielloos liefelijk is en redeloos wreed, en hij ontvangt geen wijsgeerig licht in de ziel?

Het was niet alleen bescheidenheid, maar in beginsel odk moedeloosheid, wat Phytagoras deed zieggen: God alléén is wijs en wij zijn slechts zoekers van wijsheid.

Zoo klonken dus deze eerste stemmen als van den vogel (van Willem Kloos) in den stillen nacht, die opééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit, en denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit.

Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gansoh ontsluit, Is het weer donker, en slechts droevig vloeit Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.

De donkere stilte, die op dit vroege zingen volgt, is hiet beeld van den stelselmlatigen twijfel der Sofisten, die zeggen: De wijsheid is niet een schat, dien men ergens in de wereld kan vinden, en die voor alle menschen waarde heeft. Er btestaat niet meer dan pepsoonlijke opinie. De mensch is voor zichzelf de maatstaf van alle dingen.

Maar daarna ging er werkelijk (doch betrekkelijk) zloo iets als een zon van wijsheid op over Griekenland, met de komst van Socrates. Door hem kwam de wijsbegeerte uit de periode van wetenschappelijk bedoelde, maar fantastisch eindigende, natuurbespiegeling, in het tijdperk van het streng geschoolde en zniver logisch denken.

Dat Was nu wat men noemt je-ware filosofie: Niets aannemen als waarheid, hetgeen niet de proef van het doordenken kan doorstaan. En aangezien alle vinden van wijsheid afhankelijk is van de denkvaardigheid van den mensch, werd van nu af de mensch zélf, zijn verstandelijk en zedelijk bestaan, het voorwerp van kritische beschonwing.

Het begrip , , wijsbegeerte", haar .plaats, taak en doel, kwam uit de kiem tot ontwikkeling.

Bij het meerdere licht klonk vaster en zuiverder geluid^ Het zoeken van wijsheid werd verbonden niet enkel aan het doen van zintuigelijke waarneming, miaar aan het vormen van begrippen van de dingen (als natuur, mensch, zedelijkheid, recht), in één woord, men zocht te komen tot het weten* in den weg van begrijpen.

En daarna kWam^ (in de vijfde eeuw voor Christus, dus in den tijd, toen in Isi'aël de profetie ging ziwijgen en het licht der openbaring verstierf) het grootste wijsgieerig: genie, dat de Grieksche volksziel heeft voortgebraoht, Plato, bijgenaamd „de god-•delijke".

Wie alleen let op het stelsel, de voltooide wereldbeschouwing, die als een kathedraal van sublieme schoonheid en evenredigheid, door dezen denker geschapen is, zou den indruk kunnen krijgen, dat de wijsbegeerte bij dezen man enkel visioen en profetie is, miaar deze opvatting blijkt • onjuist, zoodra men den ontwikkelingsgang van Plato's wijsbegeerte naspeurt.

Geen graad minder dan zijn wegbereider en meester, Socrates, is 'Rlato in zijn uitgangspunt de pure rationalist, dat is de mensch, die de waarheid zoekt door zuivere rede en redeneering.

Plato stelt ook de vraag: hoe komt de kennis tot stand ? — en wie zien liem ook werken met begrippen (als methode, systeem, theorie, waarneming) die zooveel als het gereedschap zijn, waarmee de kennis wordt opgebouwd, maar, .aangezien deze schitterende geest toch in den grond een religieuse aanschouwer was, kwam hij een heel eind dichter bij het geheim der wijsheid.

De begrippen, die bij Socrates niet anders dan denk-afgetrokkenheden waren (er zijn wel menschen, er is dus ook een begrip „mensch" maar dit een'heidsbegrip heeft geen afzonderlijk bestaan), krijgen bij Plato leven en gestalte. Oe begrippen, oftewel ideeën, zijn niet alleen gedachten (dat is alleen aanwezig in ons denken), maar hebben een ie\tstandig bestaan, onafhankelijk van ons denken. Zij vormen de ideeën-wereld, die niet een bleeko afdruk is van de zienlijke wereld oni ons heen, doch, omgekeerd, de eigenlijke en hoogere wereld, waarvan de zinlijk'e wereld slechts een flauwe copie is.

Het rationalisme van PlatO' liep dus uit in een vér doorgevoerd idealisme (het geestelijke is het waarachtige, het denken is het echte zijn), en zóo naderde hij tastend de christelijke waarheid, die Paulus aldiis onder woorden bracht: De dingen, , die men ziet zijn tijdetijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig'' (2Cor. 4:18).

Ja, nog verder ging dezfe adelaar in zijn vlucht naar de Opperste wijsheid.

Hoewel uitgaande van het bloote verstand als kenbron der waarheid, . leerde hij ten slotte de noodziakelijkheid van een z e d e 1 ij k e gesteldheid in den mensch om de waarheid te kunnen kennen, hierin volgend het spoor va.n-Socrates, die zeide, dat weten en deugd, wijsheid en karakter, samenhangen, zoodat het één zonder het ander niet kan bestaan.

De ware wijsgeer is de mensch, die zich gereinigd heeft van de stoffelijke en zinlij ke wereld, in wien de zedelijke ommekeer (b'ekeering) en rijping tot belangstelling-in-de-bovenzinlijke-wereld heeft plaats gehad.

Hier nadert Plato de waarheid van Jez'us' woord.

„Zalig zijn de reinen van hart, want zij zuUgj God zien".

Het begrip „wijsbegeerte" heeft hier wel zijn hoogste spianning en volheid bereikt.

Odk voor den cihristen is het een belangwek. kend schouwspel aldus de heidenen te zien op. varen op de vleugelen der wijsbegeerte tot bij de poort der eeuwigheid.

Maar odk zjet hij hun Icarus-Val, wanneer de vlea. gelen afsmelten bij het naderen tot de zon.

De „goddelijke" PlatO' komt ten slotte weer teru» in het moeras der Godsmiskenning.

Meer dan de goedheid Gods heeft hij niet gt kènd. De alm'aoht en heilig'heid Gods, door dej Gultunr-armen Jood in psalmen verheerlijkt, blevej hem vreemd.

Maar niet om .de tegienstelling met de geopeti. baarde wijsheid te belichten, voeren we hier Plafo ten tooneele. Ons is , het te doen om denkbeelden van waardeering te wekken voof de beteekenis der wijsbegeerte - als menschelijke wetenschap en een indruk te geven van haar vormende (dus hoofdzakelijk form'eele) kracht VOOT den denk-willigen geest. Is het niet verbazend en-verheugend 'om te zien, dat de vonfc-resten van het beeld Gods in den mensch khnnen opVlamtoen tot een zóó stralend lichtvmir?

Wat we van enkelen der .allermodernste wijsgeeren hebljen opgemerkt, namelijk-, dat zij, in hel voortschrijden van het denken naar de aanschouwing, niet verre zijn van het koninkrijk Gods, is zeker niet minder van Plato waar.

Een man, die de bovennatuurlijke wereld hnoger (acht dan de aardsche, en zich dus een vreemdeling weet te midden van de schaduwen der verga.hkelijkheid; een man, die staat en burgerleven bindt aan de zedelijke wet en een Vergelding predikt, hier en hiernamiaals, voor al het mensdhelijk doen; de man, die het zedelijk ideaal zóó volstrekt durfde stellen (o, militairisten en imperialisten der christenlanden hoort!), dat hij leerde: Wanneer ik de keuze heb tusschen onrecht doen of onrecht lijden, zoo zou ik het onreciht lijden-verkiezen boven het onrecht doen, — 'zulk' een wijsgeer heeft .aanspraak op respekt en ook op den dank van den christenmens c'h.

Inderdaad heeft de christelijke kerk hem deze waardeering niet geweigerd.

De mystiek der middeleeuwen met de (krachtens haar aard) dualistische minachting der zienlijke Wereld, draagt duidelijk' de sporen van 'den invloed, haast zou imen zeggen, van den doop, van hét Pla tonisch idealisme.

En wat Plato voor de nieuwe wijsbegeerte beteékent, is, wiel heel sterk, gezegd door Cham'berlain (in zijn reeds aangehaald boek), wanneer hïj Plato de^„Urquel]" (bronader) noemt van bijna alle Europeesche filosofie.

En tóch is Aristoteles, die na hem kwam (geb. 384 V. C), in niet mindere mate een „opvoeder der menschheid" geweest.

Strenger en scherper nog dan zijn voO'rganger bakent hij de grens 'af rondom het begrip „wijsbegeerte".

Meer dan Plato is hij de koele wetenschappelijke denker, die de hulp van de vleugelen der fantasie durft weigeren.

Casimir (in zijn mooie „Beknopte geschiedenis

der wijsbegeerte”, uitgjaVe van de Wereldbibliotheek')' noemt liem heel 'kjarakteristiek den eersten „professor" in de wijsbegeerte.

Zeker, Aristoteles, heeft ^ich ook met de meta.fysica (de kennis, die valt buiten de .waarneming door de zintuigen) hemo-eid, en de ideeën-leer van Plato zoodanig gewijzigd, dat hij treeg de leer van de idee in de stof, als een haar inwonend energie-beginsel, dat voert tot een ontwikkelingsdoel, zoodat hij beschouwd k'an worden als de vader der evolutie-gedachte, — m'aar zijn groote b'etcekenis voor ons, die in de „ongeloovige" wijsbegeerte niet de speculatieve wijsheid zoeken, ligt daarin, dat hij de wijsbegeerte geleid heeft in de banen van het zuiver formeel, logisch, dehlten.

Aristoteles is de sdhepper van de logica, of denkleer, dat is de kunst van het' vinden van de ware bewijsvoerin, g.

Hij zocht een antwoord op de vraag: Wat' is een begrip-, hoe vorm ik een - oordeel, hoe kom ik tot een besluit, hoe igeef ik' een - definitie?

Men heeft de logica» die geen ontdekkingen doet. maar de natuurlijke, ingescihape-n, denkgave tot ontwikkeling bren, gt, vergeleken met de gymnastiek of licliaamscultuur, die. ten doel h'eeft de vo'orha.ndèn spierkracht, door hef rechte gebruik, te veredelen.

Deze vergelijking, is juist. Die logica is de .cultuur van het meest wonderbare en God-verwante vermogen, dat-de-'mensqh biezit, h-et denkvermogen!

Daar we hier bezig zijn het begrip der wijsbegeerte uit de geschiedenis toe te lichten, is het thans niet onze taak in bijzondei'heden te - spreken over de bieteekenis van de logicia voor het christelijk' denkleven.

Alleen willen we opmbrKen, dat de logica van dezen ouden .Griek' feitelij'k nog - de grondslag is van de zi.g. 'foiim-eele logi'Ca, ook in onze eeuw.

Aan h'et eind van ons Korte o-verzichf zien we, dat de wijsbegeerte zic!h in drie ta'kken heeft gesplitst: de logica (bet voorbereidend vak', de denkoefening), de fysica (de leer - der natuur), de m'etatvsica (de leer der beginselen).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's