GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XX.

De gereformeerde „vaderen" en de wijsb egeerte.

• Alvorens - af te zwenken na, ar het terrein, waar de wijsbegeerte, tegelijk' mfet de christelijke religie, een wedergeboorte beleeifde en de tragische vrijheid veroverde, willen wij nog even vermelden wat - de onmiddellijke .volgecs van-Caivijn voor de wijsbegeerte hebben gedaan.

Het is te curieus, om het te verzwijgen.

Laat ons beginnen m'et den schepper van onzen Heidelberger CatedhisMus: Z ach.arias II r sinus, wél niet heeleMaal 18-'k'araats wat zijn „zuuverheyt" in de leere betreft (tenminste in 'vergelijking .met de HoUandsdhe. Calvinisten), maar toch een der meest eerbiedwaardige vertegenwoordigers van de school van Geneve.

Het zal soMmigen, die w; at al te onnadenkend in de traditie zijn ingeroest, • eenige Moeite kosten die twee in hun brein vergelijkend te combineeren: Ursinus, de vader van het boekje-van-den-eenigen-troost, en de filosofie!

Toch heeft Ursinus zich heel kl-as en duidelijk uitgesproken pro de wijsbegeerte en nog wel in de voorrede van het „Sc hat boek der verklaringen over den CatechisMus".

In hoofdst. III v'an deze „gembine voor-reden" behandelt hij de kWestie, „hoe verscheiden de öhristelijke leer zij van het gevoelen van alle andere secten, alsmede van de filosofie of menschélijkb wijsheid".

Afgaande op den titel zou Men een antith'efische houding tegenover - de wijsbegeerte verwachten, Ma.ax wat valt dat meel

Eerst worden wiel (en teredhti) de Valsche wijsgeerige wereldbeschou'wingen met de valsehe religiën in verwerpelijkheid en gevaarlijkheid gelijk gesteld, en dies in één reitje naast elkander gep'laatst: 'Heidenen, phi los of en. Joden en Turk'en; Maar dan gaat Ursinus aldus verder:

„De leering-en der secten (hiermee bedoelt Ursinuis lalle valsehe godsdiensten) behooren als leugenen des duivels besdhiouwd en gevloden te worden. - Met de filosofie, - of natuurlijke wijsheid' der Inrjensdhen, is het landers gelegen. Want de ware filosofie, hoewel zij ook van de c ih' r i s t e 1 ij k e leer 'Veel versöheiden is, s t r ij d t nochtans niet met dezelve, en is noch leugen, noch valsohheid, gelijk de leeringen van andere secten zijn, ma, ax is de waarheid, en a 1 s eene straal v an Gods wij shei d, in het verstand der menschen bij de schepping ingedrukt.

Want de filosoife is een leer van God, van de ischepselen, en andere goede dingen, die het menschelijk geslacht profijtelijk zijh, gemaakt door wijze M'a-nnen, door het licht der natuur, en uit gronden, die 'vlan nature bekend zijn. WaaroM het den christenen niet alleen geoorloofd, maar ook oorbaar (dat is nuttig) is, in de filosofie te studoeren, terwijl het inteigendeel niet geoorloofd is te studeeren in de leeringen van andere secten, dewijl deze .altezaMten als leugenen van den duivel zelf mbeten gevloden, worden." , 'Z'^lmmÈ

Nu vragen we: kan het stérker ?

De filosofie een leer van God, hoewel niet jhebbende een ^ander licht dan het licht der natuur?

Het is een ooig'enblik; , of het ons in de kijkende ooigien jgaat, schemeren.

Zou in onze 20ste eeuw één onzer predikanten dit zóó durven zeggen op' iden kknsel, en, Indien hij het deed, zou hij even hartelijk als anders den [h.anddruk lOntvangen van soimimige broeders; die „op de leer" ^zitten?

Maar onisschien verstaat Ursinus onder filosofie iets, dat gdheel van onze opvatting verschilt, namelijk, op middeleeuwsche manier, een verraenischelijk'te (en verkapte theologie?

Laat ons daarom verder hooren: „De filosofie is onderscheiden van de christelijke leer op deze mianieren:

1. In de gronden. — De filosofie is geheel natuurlijk, en wordt gebouwd en bevestigd uit dingen, die van nature bekend zijn. Maar in de christelijke teer, te weten de leer des Evangeliums, hoewel er vele natuurlijke leeringen in zijn, is nochtans het bijzonderste deel daarvan, van nature niet bekend, miaar giaat alle natuurlijke kennis te boven.

2. In hetgeen dat ze 1 e e r e n (Dus de inhoud). — De christelijk© leer venrat in zich de wet en [het Evangelium'; maar de filosofie weet van het Evangelium niets. Ook: de ware gemeente leert en verstaat den rechten zin der geheele wet van God, miaar de filosofie handelt van de principaalste deelen derzelve niet, en het deel der wet, dat in de filosofie geleerd wordt, van de uiterlijke plichten, uit enkele van de geboden der wet Gods afgeleid, wordt zeer duister en onvolkomen vóórgedragen.

De filosofie leert O'ok andere kunsten en wetenschappen, die den mtenschen oorbaar en nuttig zijn, inzonderheid de redekunst, en de kunsten van rekenen, landtaeten, den loop des hemels te kennen, en diergelijke, waarvan in de gemeente niets geleerd wordt, hoewel ze nochtans haar gebruik hebben om' de leer der kerk te verstaan, en ze aan anderen te doen begrijpen.

3. In [hare werkingen. — De christelijke leer .ontdekt de fontein der ellende van het m'enschelijk geslacht, te weten den yal des mienschen, en de zonde. Maar de filosofie weet daar niets van.

Verder wordt nog genoemd als verschilpunt: de kracht om te troosten.

Het kan ons niet verwonderen, dat de man, die den troost in (het centrum van de heilsleer plaatste, dit element ook in de filosofie heeft nagespeurd en de goudkorrels uit het Stoïcijnsche beekje heeft opgevischt.

De ^, manieren van vertroosting", die de filosof ie" [mjet de christelijke leer gemeen heeft, zijn deze:

1. Dat .alles door Gods voorzienigheid geschiedt, en dat men Gods wil imoet gehoorzaam zijn.

2. Dat [het troostelijk is, als men in nood en lijden eene goede en geruste conscientie heeft.

3. Dat het heerlijk en prijselijk is, altijd kloekmoedig en met geduld het lijden te verdragen.

4. Dat het lijden ons ten 'beste, en tot een goed einde toegezonden wordt. •

5. Dat anderen aan het zelve onderworpen zijn geweest en standvastig verdragen hebben. '

6. Dat de deugd niet onbeloond blijft en ^et lijden zal wedervergolden worden.

7. Dat ons nog zwaarder lijden zou overkomen, wanneer God ons naar verdienste wilde behandelen. Een kleiner kwaad, met een grooter vergeleken, schijnt nog eenigszins goed te zijn.

Natuurlij'k kent de filosofie niet den troost van het , Evangelie, irniaar wij zien toch Maar, , , dat de ware filosofie niet strijdt mfet de christelijke leer, maar is alleen onvolmaakter."-

Laat , ons dit woord even vasthouden: onvolmaakter.

Dus het „natuurlijk licht" brengt niet een kennis, die andersoortig, miaar die m i n d e r d u i d e 1 ij k is.

Eervoller kan men de wijsbegeerte niet kronen.

Maar de réserve, die er • in de onderscheiding: ware filosofie schuilt, houdt Ursinus streng in het oog.

Zoo noemt hij de dwalingen, die in de boeken der filosofen wel voorkomen, dingen, die niet voor „oprechte filosofie" gehouden mogen worden, maar beschouwd moeten worden als „ijdele beuzelingen van 's menschen verstand en als vuile zweren, bij 'de ware filosofie te vergelijken: gelijk daar is de meenin, g van Aristoteles, dat de wereld geen begin 'gehad heeft, en ook' geen e^nde hebben zal; alsmede het gevoelen van Epicurus, dat de ziel sterfelijk is, enz."

Hij vermaant daarom, , , dat wij ons afscheiden van alle Epicuristen en vrij-geesten, die de geheele religie, èf verachten, óf zoeken te scheuren, , ja, die meenen, dat een ieder in zijne eigene religie *wel zal zalig worden".

Uit dit korte overzicht trekken wij de, voor ons onderzoek .gewichtige, conclusiën:

lo. Dat calvinisten als Ursinus van de Griek'sche filosofie allesbehalve onkundig waren en een zuiveren kijk hadden op het waarheidsgehalte in deze .wijsbegeerte.

2o. Dat zij met verbazingwekkende vrijmoedigheid en beslistheid de goede vondsten van de na, tuurlijke rede in h'un wereldbeschouwing inlijven en aanprijzen als goddelijke wijsheid.

Hier ziet men duidelijk trekken de verbindingszenuw tusschen natuur en genade, of algemeeiLe en bijzondere gratie, die door Calvijn is ontdekt

8o. Dat hij' deze gewaardeerde wijsheidsscÈat' ten niet alleen bdhoorden de ontdekkingen der z.g. formeele wijsbegeerte (denk-en redeneerkunsti maar oo'k wat tiiuis hoort op het zoo précaire gebied van de zedeleer.

Maar ook':

4-0. Dat de voorstelling, die zij hadden van het begrip en de .taak van de wijsbegeerte, nog veelszins |kinderlijk-na.ïef was.

Op het voorbeeld van de middeleeuwsche theologen, rekenen zij tot de filosofie ©en allegaartje van vakken, de z.g. „liberale konsten", die met de wijsbegeerte slechts in ondergrondsc'h verband staa.ti. Van de geweldige taak van de wijsbegeerte, een onderzoek in te stellen naar de vertrouwbaarheiii en de grenzen van het kenvermojgen, naar het to©, passelijk (gebruik van dat kenvermqgen bij het onderzoek' van de verschillende vakken van wetenschap, en de encyclopaedische samenvoeging van alle kennis tot één wetenschappelijk-systematisclie wereldbeschouwing, — van dit alles weten zij niet, althans zij j, doen er niet aan".

De principiëele uitspraak van Ursinus over de beteekenis der wijsbegeerte aanvaarden we als een vrucht van verstandig en gezond christendom, maar tot de kennis en ontwikkeling van de wijsbageorte zelf, brengt deze groote geeisteszoon van Calvijn ons geen radwenteling verder.

En evenmin de eminente theologen in den bloeitijd van het Hollandsch calvinisme.

Ge kunt ne'm'en wien ge wilt: Andreas Hyperius, — óók hij noemt de filosofie een , , gave van jGod", en erkent vooral haar formeele Ijeteekenis; Fransciscus Junius, — hij waardeert i de .„natuurlijke filosofie", die dient tot verklaring , | (interpretatie) vaa de wereld; Hieronymus Zan-.chius, — hij maakt de filosofie tot een onderdeel van de theologie en vindt, dat Aristoteles in den [grond der zaak overeenstemt met Mozes' schép; pingsverhaal; Gijsbertus Voetius, — die een keurige indeeling van de filosofie geeft, waarin hij : zelfs de muziek en de beeldhouwkunst een plaats geeft, — ze brengen ons geen van allen één stap verder. Van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek der matuur of van de zielk'andige vermogens vindt ge zoo goed als geen spoor. En dus ontbreekt het materiaal, dat door zijn bphooping tot wijsgeerige bezinning en system^tiseering dwingt.

In dit opzicht heeft het Nederlandsche calvinisme de belofte, die. er in zijn beginsel lag; , niet vervuld, en als later de theologisc'he ontwikkeling doodJsnioort in de zandwoestijn van het scholasticisme, valt (het de buiterikerkelijk opgebloeide ongeloofsfilosofie niet mioeilijk het calvinisme te overvleuL

gelen en de kerk in een toestand van ontaarding te brengen, die een nieuwe reformatie in de 19de eeuw noodzafelijk miaakt.

Had , Trölt; 9cih dus het redht het calvinisme te naeihen leen „onwijsgeerige theologie"?

Op deze vrapg heeft Prof. W. J. Aalders („Gewijde Synthese") geantwoord: „Wanneer Tröltsch de stelhng, . dat het Calvinisme een „unphüosoiphipohe Theologie" is, toeUcht, doet hij dit op een wijze, die niet strekt mfe't de werkelijkheid, j; enzij inen philasophie met theologie verwart. Veeleer is de dogmatiek juist in hare Jgereformeerde opvatting •He magistrale pogijig om dein inhoud van het geloof al's één gTootfe concepitie van de betrekking tusschen God en de ziel en in deze de geheele schepping, zooals ^zij in den God'r'm'ienscfh gerealiseerd is, te zien en te doen zien".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's