GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Marburger en de Badensche School.

Wij spraken over een zekere pluriformiteit in het Neo-Kantianisme.

Het is ons voornemen thans op twee belangrijke vertakkingen van den nieuw-uitgesproten Kantiaanschen stam de aandacht te vestigen.

De karakteristiek van deze beide uitloopers ligt niet in hare benamingen.

Men noemt ze naar de universiteitsplaatsen, waar de vaders der nieuwe generaties woonden: Marburg en Baden (Heidelberg).

Merkwaardig is, dat we tusschen de beide, hier ontloken spruitsels, eenzelfde, soort verwantschap en spanning waarnemen als tusschen de wetenschaps-en levensfilosofie.

De Marburgerschool bouwt het Kantianisme op' in puur logisoh-verstandelijken zin, de Badensche school naar de theorie van de geldende waarden.

De band der gemeenschap tussch'en deze polen ligt in de strenge handhaving van de wetenschappelijke methode van denken.

Laat ons trachten de hoofdlijnen der genoemde stelsels te teekenen.

Hermann Cohen en zijn vriend Natorp, in Marburg, stellen zich op het standpunt, dat het voorwerp of materiaal der wijsgeerige kennis niet bestaat in de dingen, die het naalkte, z.g. gezonde, menschenverstand waarneemt, maar in het resulta.at der wetenschap. De filosofie heeft tot taak het denkproces, dat bij den louter wetenschappelijken arbeid ontspringt en zich ontwikkelt, tot voorwerp van zijn beschouwing te maken. De geschiedenis van het menschelijke denken is op zichzelf een geheimzinnig en onderzoekwaardig verschijnsel, welks onthulling en verklaring den weg tot de hoogere wijsgeerige kennis opent.

In het bijzonder bieden de zoo louter logische wetenschappen als de wiskunde en de natuurkunde vruchtbare velden, en tevens zuivere bronnen, van onderzoek; de eerste omdat zij ons bekend maaJft met de wetten der logica, de andere met de wetten van de natuur.

Wegens de oriënteering aan deze overwegend logische wetenschappen wordt de filosofie van de Marburgerschool 1 o g i s c he ais filosofie gekenschetst.

Naar zijn aard is dit logisme een verschijnsel van rationalisme, en wel in d'en zin van jhet rationalistisch idealisme, dat denken en zijn vereenzelvigt.

Immers, de Marburgerschool rekent evenmin als de volstrekte idealisten (gelijk Hegel) met een, buiten het denkend bewustzijn bestaande, werkelijkheid.

Zij gaat dus „boven" Kant uit, door het dingop-zichzelf (dat aan de verschijnselen ten grondslag zou liggen) te ontkennen. Het zijn gaat zonder rest op in het bewustzijn. Het denken is met het zijn identisch.

Maar dan — vergeten we niet deze beperking in het oog te houden — dit denken bedoeld als wetenschappelijk denken!

Daarin schuilt de eigenaardigheid van dit idealisme.

Wanneer de Oostersche Boeddhist stil-peinzend naar de Lotus-bloem zit te staren, om zichzelf in hèt al-leven te verliezen, is hij bezig met beschouwing (en wel in zeer intense mate) van de natuur, maar wetenschappelijk heeft deze beschouwing niet de minste waiarde.

Ze kan daarom, volgens het standpunt der logisteai, ook geen materiaal bieden voor wijsgeerige kennis. - -AsMI& kl

Nog minder heeft de natuurbeschouwing van den' zeeman, die naar de sterren kijkt om zijn koers te bepalen, of van den natuurvriend, die naar den rozigen avondhemel kijkt om zijn schoonheidsgevoel te be-Vredigen, wijsgeerige beteekenis, omdat zij het wetenscha.ppelijk karakter mist.

Door dit sterk op den voorgrond plaatsen van het logisch denken komen vanzelf de vakken, die in religieus, zedelijk en aesthetisch gevoel wortelen, eenigszins in het gedrang, hoewel het natuurlijk de badoeling van de Marburgers is, zuiver architectonisch-evenredig hun systeem op' te bouwen. Strenge consequentie zou moeten leiden tot een uitschakelen van al wat niet uit de z.g. loutere

kennis ontspringt, maar de logist redt zidh' door de ethiek' en aanverwante vakken op den logistóhen stam te enten. Efïiiek is voor hem, logica van den wil.

Htet behoeft zeker nauwelijks gezegd, dat dit logisme van de Marburgerschool meer bewondering (uit formeel oogpunt) dan instemming heeft gevonden. Wie de wijsheid-zoekende ziel een piiur logisch systeem voorzet, geeft haar een steen voor brood. Voor het hoogmoedig hart is er wel iets bekoorlijks in, door den „Souvereinen .Logos" de duisternissen van het wereldraadsel te Jdmnen omzetten in licht, maar tenslotte voelt ook dat verwaande verstand zijn onmacht en deinst het terug voor den „lach der werkelijkheid".

Ook tegenover de stoutmoedige wijsbegeerte, die het onbegrijpelijke wil grijpen geldt het goddelijk woord: „Die in den hemel woont zal lachen".

De Badensche school biedt ons, in dit opzicht, een aantreklcelijker beeld.

[Niet door de glorie der strakk'e wetenschap, maar door de „majesteit" der groote persoonlijkheden, werd W i n d e 1 b a n d (hoogleeraar in Heidelberg), de schrijver van de prachtige „Geschichte der Phi: losophie", geboeid en bezield.

Voor hem is hoofdzaak niet de vraag naar het enkele „zijn", maar naar de waarde van het zgn. Spiedend met zijn scherp-en wijdziend oog over het veld van de geschiedenis der menschheid, komt hij tot het klaar besef, dat men hier met de „reine" logica van wiskunde en natuurwetenschap niets uitricht. Het proces van den geest is geen wisk'undesom. De cultuur sta, at niet onder de wet van de natuur.

Vandaar dat de Badensche school begon met de natuurwetenschap binnen h'aar eigen grenzen te beperken en haar het recht te ontzeggen aan de wijsbegeerte de wet voor te schrijven.

Wél stelt ook deze school zich tot taa: k de wijsbegeerte op streng wetenschappelijke basis op' te bouwen, maar ze doet dit met handhaving van het onderscheid tusschen de natuurwetenschappen en cultuurwetenschappen.

Dit onderscheid is fundamenteel en principieel. De natuurwetenschap zoekt de wet van het algemeene, de cultuur-(of geschiedk'undige) wetenschap heeft tot voorwerp het bijzondere en individueele. Hier heerscht niet de wet, maar het „einmalige" (wat slechts één keer gebeurt) en de beteekenis van dit onberekenbare gebeuren verstaat de geest niet door logisch kennen, maar door de waarde van deze werkelijkheden te bepalen. Deze waardebepaling geschiedt echter niet naax een subjectieve opinie, maar in betrekking tot de absoluut geldende waarden, die boven tijd en geschiedenis bestaan.

In onderscheiding van h'et kentheoretisch criticisme, waarop vele Kantianen den nadruk' leggen, fcan dus 'de methode van deze school het waardetheoretisch criticism© genoemd worden.

De aard van onze beschouwingen Iaat niet toe, dat wij op het denk-werk van deze school dieper ingaan.

Windelband's sdhitterende leerling Rickert heeft, van het genoemde beginsel uit, gepoogd een nieuwe ken-leer te ontwikkelen, daarbij den vollen nadruk leggende niet op het „zijn", maar op het „moeten" en tenslotte uitkomend' in een transcendentaal (boven ervaring uitgaand) idealisme.

Een bevredigende oplossing heeft ook Rickert, een denk'-gymnast als weinigen, niet gevonden.

Gelijk 'de natuurfilosofie het verband met de geesteswetenschappen verloor, heeft de cultuurfilosofie op' haar beurt met hiare afgetrokken redeneeringen de veelvoudige werkelijkheid, die zich aan het bloote verstand voordoet, verwaarloosd.

Toch heeft ook de Badensche school in den groeten geestesstrijd tot verovering van de waarheid haar eigen plaats en beteefcenis.

Zij heeft den modernen, met de exacte natuurkennis dwependen, mensch bepaald bij de superioriteit van het geestelijke boven het natuurlijke.

Hoezeer deze Weo-Kantiaansohe school ook voor onze (nieuwe) christelijke wetenschap^ beteekenis heeft, kan genoegzaam blijken uit het feit, dat Professor Geesink vóór kort op'.een wetenschappelijke samenkomst van de Vereeniging voor ijereformeerd pooger Onderwijs over deze school een voordracht heeft gehouden.

In zijne stellingen beschrijft h'ij' het Badensche stelsel door als elementen van zijn bouw o.a. te noemen:

1. De onderscheiding tusschen „zijn" en „gelden".

2. De oriënteering naar de cultuur, in afwijking, van Kant's oriënteering naar de natuur.

3. De accentueering van de geesteswetensaha.ppen tegenover de natuurwetenschappen.

4. De streving naar een, boven de ervaring, op de historische religies gegronde, religie.

Waardeerbaar vindt Prof. Geesink!:

1. Dat deze school h'et recht van het geestes^ leven handhaaft tegenover het Naturisme en Positivisme.

2. Dat aan het irrationeele plaats wordt gegeven.

3. Dat de religie verheven wordt boven 'Wetenschap, Zedelijkheid en Kunst.

Zijn bezwaren formuleert onze dhtisten-wijsgeer aldus: ' '

1. Het „zijn" wordt ten laatste instantie geofferd aan het ^, gelden".

2. De bijzondere openbaring wordt miskend; daardoor aan de absoluutheid van het Christendom tekort gedaan, en het Godsbegrip geconstrueerd naar 'het beeld van den cultuurmenschi.

Tenslotte is dus het positieve resultaat voor den opbouw van een bevredigende kenleer pover.

Nog steeds is de mensch zoekend naar de onthulling van het eigenlijk wijsgeerig geheim.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's