GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijshegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijshegeerte.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De norm der waarheid.

(Slot.)

Indien wij, erk'ennen, dat de christelijke wijsbegeerte in het volvoeren van haar taak achtergebleven is bij „de wereld", dan kan tot verklaring van deze tekortkoming alleen worden aangevoerd het ontbreken va.n een zekeren prikkel, die bij het zoeken naar wetenscha.ppelijke wijsheid een hoofdfactor is.

De mensch, die de openbaring der bijzondere genade mist, staat in de wereld als een zwerver, die, bij nadenken, zich a, ngstig eenzaam voelt. Zijn begeerte naar wijsheid is in den diepsten grond verlangen naai vrede, heimwee naar huis. In zijn zoeken naar waarheid drijft hem de onrust, die niet geneest, tenzij' de stralen van da absolute 'Waarheid vallen in zijn hart.

Da Costa vertolkte de droefheid van den wijsheid-loozen mensch in de klassieke woorden:

In diepten verzonken van leed en ellende, het hart in bedwelmende droomen verward, door prikkels van onrust, wier bron ik niet kende, gedreven, gefolterd tot eindlooze smart, heeft de aarde mij lang in mijn dorheid gedragen, in morrende wanhoop aan wereld en lot.

Niet bij iedere wijsheidsdorstige ziel groeit het eenzaamheidsgevoel uit tot bewuste wanhoop'.

Bij sommigen werkt zelfs de a.angeborea begeerte naar wijsheid een vermoeienis, die tijdelijk' de vlam van den waarheidshartstocht dooft.

De weemoedsvolle, pas gestorven, zanger Adanaa van Scheltema klaagde eens:

Wat zijt gij dan wereld? Ach, altijd weer Een beeld van beelden — Is er niet meer?

Niet meer, dat eenmaal Voor onze geesten daagt —? O — gelukkig, die leven Kan en niet vraagt!

Maar deze zucht is de wensch naar het onmogelijke! Leven en niet-vragen heeft nog nooit een mensch waarachtig gelukkig gemaakt. De sporen van het beeld Go.ds staan te duidelijlc in het menschelijk hart. En naarmate de mensch mensch e 1 ij fc is, blijft hij vragen.

De geschiedenis van de wijsbegeerte is de dramatische geschiedenis va, n dit vragen!

Waar nu de christen, uit andere bro.n, van den .aanvang hééft wat de wijsgeer zoekt, ontbreekt in hem veelszins het onrustmotief^ het gevoel van onvoldaanheid, dat den mensc^h maakt tot jager naar geluk, tot spoorzoeker van de wijsheid.

Het , vol'k', dat het Woord Gods bezit is het w6tende volk. Johannes spreekt de zegevierende taal: Gij hebt de zalving van den Heilige, en gij' weet alle dingen" (1 Joh. 2:20).

Maar al js het gebrek aan wijsgeerigen ijver verklaarbaar, uit oorzaak van het rijk zijn boveu de wereld, te verontschuldigen is de laksheid in het zoeken van wasdom in kennis bij den christen nimmer.

En wel om twee redenen.

Eerstelijk, omdat in het gezond geloof óók een prikkel schuilt om alle vermogens tot dieper onderzoek van Gods wereld en werken actief te maken.

Ook voor den christen geldt het woord van 'Goethe: Verover hetgeen uw eigendom is, om het te bezitten.

Het geloof'is wetenschap.

Maar ook: Fides q u a e r i t intellectum, het geloof zoekt wetenschap!

En in de tweede plaats: De christen heeft, biji het zoeken naar wijsheid, één ding vóór op de wereld, namelijk het bezit van de norm der waarheid, waardoor hij voor moedeloosheid wordt bewaard.

In het eindeloos speuren naar wijsheid bleek! tot dusver de ongeloovige wijsgeer machteloos om het vaste fondament te vinden, dat het kjunstig bouwwerk van zijn systeem dragen 'kan.

De geschiedenis der wijsbegeerte is de voortdurende tragische illustratie van de, uit het leven gegrepen, gelijkenis, waarin Jezus schildert den dwazen man, die zijn huis op het zand gebouwd heeft. „En de slagregen is nedergevallen, en de waterstroomen zijn gelcomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen dat huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was "groot" (Matth. 7:27).

Meermalen staan wij, bij de aanschouwing van de producten der wijsgeerige den'kkunst, jaloerschverbaasd, en, om ons heen ziende vragen wij verlegen: Waar "is ónze Kant, " en 'onze Hegel? — maar wij vertwijfelen niet. Het heilig-bescheiden woord van Pa.ulus: „Gij ziet uwe roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vleesch, niet vele machtigen, niet vele edelen", — geldt niet als een testimonium paupertatis (getuigenis van armoede) voor het innerlijk' geestesleven.

De apostel zegt tot dezelfde lezers: Wij' spreken wijsheid onder de volmaakten" (1 Cor. 2:6), en deze wijsheid dient niet slechts tot verzadiging van hen, die honge.ren en dorsten naar gerechtigheid, maar' biedt ook den grondslag aan a.]len waarachtigen wetenschappelijken arbeid. Ziji geeft antwoord op de groote vraag, waarmee do wijsgeeren van alle eeuwen zich hebben bemoeid en vermoeid: at is de norm der waarheid?

Hoe diepi de „ongeloovige" wijsgeer ook' graaft, hoe hoog hij stijgt, hij vindt nergens een andere vastheid, dan die hij ontleent aan zijn eigen subject. Evenmin als hij de aarde verlaten kan, om het heelal te overzien, kan hij uit zijn eigen gedachtengang zich verheffen, om zichzelf objectief te beoordeelen.

De norm der waarheid moet ons gegeven worden door Hem, die de oorsprong der waarheid, de Waarheid zelve, is.

De lezers weten reeds, dat Dr Haitjema aan onze ontkiemende christelijke wijsbegeerte den grooten dienst bewezen heeft dit fundamenteele punt in zuiver licht te stellen.

Zijn inaugurale rede: „De norm der waarheid", gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in Groningen, 7 Nov. 1923, ^) beteekent een belangrijke stap voorwaarts op den weg van onze wijsgeerige ontwikkeling en wij raden onzen lezers dringend aan, 'dit klaar en schoon gestyleerde getuigenis zelf te lezen.

Met een bescheidenheid, die den christen-wijsgeer past, kondigt hij iden inhoud van zijn rede aan als een bijdrage tot zuivering van de probleemstelling, maar de' juiste prohleem-stelling is ook nrecies hetgeen wij noodig hebben, zal er van verderen opbouw onzer christelijke wijsbegeerte sprake kunnen zijn.

Haitjema tegint met de vraag: Wat is waarheid? onder de oogen te zien en tracht, op' het voorbeeld van Augustinus, de eenheid van het (sinds Kant verscheurde) bewustzijn te zoeken in de waaiheidsintuïtie, die, in den grond, aan alle menschelijk denken eigen is.

Tot deze waarheidsintuïtie behoort allereerst het besef van het zijn in 'tegenstelling met den schijn, maar dan' ook het besef, dat de waarheid naar haar objectieve zijde in relatie moet treden met het kennend subject. Waarheid is dus de zeker en zuiver gekende werkelijkheid.

Maar dan blijkt ook, dat een norm der waarheid voor deze zuivere kennis onmisbaar is.

De vóór-Kantiaansche wijsbegeerte zocht deze norm in de objectieve werkelijkheid, met verwaarloozing van het subjectieve element. Het Id-itisch idealisme zocht de norm uitsluitend in het subject, zonder die ook daar te kunnen grijpen, omdat elke gevondene norm weer wegschuilt achter een andere norm, zoodra wij haar willen grijpen.

De tot dusver gekozen wegen moeten dus leiden tot een hopeloos scepticisme.

Haitjema kiest een anderen weg, den éénigen!

Het menschelijk denken geschiedt door de taal, door het woord, en dit woord is niet slechts instrument, maar ook bron, van de gedachte. Want het bewustzijnsleven is er vóór de taal.

Reeds J. H. Gunning sprak dit uit in zijn: „De heerlijkheid des Woords" en gaf daarmee aan de wijsbegeerte haar rechtmatigen grondslag: „De gedachte komt voort uit het woord, ook bij ons menschen. Doorgaans beschouwt men het andersom .... Maar zoo is het inderdaad niet. Het woord der menschen is er eerst, als eclio van een ongeschapen Woord, dat tot hem' komt; .pn eerst als zijn woord is uitgespro'k'en in zijn binnenste of hoorbaar, eerst dan is ook' gelijktijdig zijn gedachte gereed".

Kant is dus in zijn kritiek der zuivere rede^ eigenlijk niet kritisch genoeg geweest. De kritiek van het kenvennogen 'had hem moeten leiden tot de kritiek der reine taal. Maar dan had hem, om niet hopeloos te verdwalen, daarbij moeten leiden het licht des geloofs, dat de taal haar oorsprong heeft in het Woord, hetwelk in'den beginne was bij 'God. Wie de taal alleen beschouwt als cu]luurverschijnsel, blijft tenslotte toch staren in de nevelen van het onnaspeurlijke, of moet uitkomen bij de sceptische opvatting, dat alle taal slechts is een ijdel woordenspel.

De christen heeft uit zijn Bijbel een blijmoediger beschouwing van de taal geleerd. Zijn wijsbegeerte rust op het geloof in den Logos Gods, „die tegelijk denken en spreken is, die de wereldwerke-. lijkheid draagt en zich afspiegelt tevens in het bewustzijn der menschen".

Terecht zoekt Haitjema daarom de norm der wijsgeerige waarheid in de religieiise waarheid, omdat deze ons in aanraking brengt met Hem, die de samenvatting van alle " wezenlijkheid, de objectieve grond van alle reëele verschijnselen is, namelijk God!

De religieuse waarheid heeft óök een norm, die de christen kennen en waaraan hij de waarheid toetsen moet. Deze norm ligt niet uitsluitend in het object, en nog minder alléén in het subject. Evenmin 'kan men, op' de manier van de Weo-Kantianen, de religieuse waarheid zelve to't norm maken. Dus moet ook hier het uitgangspunt gekozen worden in de religieuse taal, en wel in de woord-openbaring Gods, in de levende, oorspronkelijke, taal van de Heilige Schrift, die door den Heiligen Geest, niet slechts naar den inbond, maar ook naar den vorm (graphisch) is geïnspireerd.

Om de norm der religieuse waarheid te Ij'ennen is het dus niet genoeg te buigen voor de majesteit van Christus, noch ook te putten uit het geloofsleven van de gemeente (gelijk' de Ethischen doen), maar is vóór alles noodig een bewust aanvaarden van de in Schrittvorm gegeven woord-openbaring Gods.

Het behoeft geen betoog, dat na het zuiver stellen van het norm-probleem en ook na de principiëele oplossing van dit k'en-kritisch vraagstuk, de cigenlijlce christelijke wijsbegeerte nog tot vollen wasdom moet worden gebracht.

Het Caivinisme, dat den Bijbel het hoogst en het meest getrouw eert als het Woord van God, biedt ons voor de volvoering van die taak de meest solide en meest belovende waarborgen.

Dankbaar aanvaardende de wijsgeerige studiën van mannen als Kuyper („Encyclopaedie der heilige Godgeleerdheid"), Bavinck („Wijsbegeerte der Openbaring", „Christelijke Wereldbeschouwing"), Wolt jer („Het Woord, zijn oorsprong en zijn. uitlegging", „De wetenschap van den Logos"), Geelkerken („De empirische godsdienstpsychologie"), Smit („De natuurfilosofie en het Theïsme"), Vollenhoven („De wijsbegeerte en de wiskunde"), Hepp („De waarde van het dogma"), en de verfrisschende biologische studiën van Prof. Buijtendijk', — hopen wij op een veelzijdigen herbloei van de calvinistische wijsbegeerte.

In verband met het centrale vraagstuk van de norm der waarheid is inzonderheid het optreden van den pas geïnangureerden professor Pos een belofte. Had njeds zijn dissertatie tot thema: „Zur Logik der iSprachwissenschaft", het blijkt uit zijn inaugurale rede „Algemeene taalwetenschap en subjectiviteit", dat hij het kernprobleem der wijsbegeerte tot een voorwerpi van zijn bijzondere s"tudie gekozen heeft.

Wellicht hebben wij later gelegenheid eens a< fzonderlijk een verhandeling te houden over hetgeen door onze gereformeerde wijsgeerën reeds is verricht.

Wij meenen thans voorloopig van onze lezers afscheid te mogen nemen, waar we aan het einde gekomen zijn van onze taak: een inzicht te geven in het begrip en de beteek'enis van de wijsbegeerte, gelijk deze openbaar worden uit den .ontwikkelingsgang der wijsbegeerte, en dat wel tot wapening tegen den eeuwgeest, die ook' de wijsbegeerte mobiliseert tegen het christendom, en tot bewustwording en sterking van ons eigen christelijke geloofsleven.

P. S. Aan de lezers, die mij gevraagd hebben deze artikelenreeks in boekvorm uit te geven, kan ik antwoorden, dat ik reeds bezig ben de artikelen voor 'd^t doel om te werken en te ordenen.


1) Uitgegeven bij J. B. "Wolters, Groningen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijshegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's