GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Roomschen en de Vaderlandsche geschiedenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Roomschen en de Vaderlandsche geschiedenis.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Wanneer we thans enkele opmerkingen maken over hetgeen door „Canite Tuba" werd gezegd, dan willen «e dat ook werkelijk beschouwd zien als „enkele opmerkingen". Het onderwerp op zichzelf zou rijk genoeg zijn, om er eenige artikelen aan te wijden. Maar er zijn twee redenen, waarom we het ditmaal bij enkele notities laten. Dat is in de eerste plaats, wijl de vacantie nadert, en tijdens de weken, dat ons blad in halve grootte verschijnt, door ondergeteekende niet zal worden geschre\'en. En dat is ten tweede, wijl we toch over dit onderwerp nog meer hopen te handelen, want de schrijver „Canite Tuba" blijkt nog niet uitgepraat. Laten we er dan op wachten, dat hij klaar i.s.

Maar reeds nu meenen we toch het volgende t« mogen doen opmerken.

Wanneer ik een onverdacht Roomsch getuige laat spreken, n, l. Pater de Groot, S, J., die een „Handleiding bij het Katholiek Godsdienstonderwijs" uitgaf, dan krijg ik het volgende te hooren:

„Aan wetten, die door de burgerlijke overheid zijn uitgevaardigd, maar strijden tegen de wetten Gods, ma^ men niet gehoorzamen. Waar de overheid de verordeningen Gods overtreedt, handelt ziji niet als zijn plaatsbekleed ster, en kan derhalve geen aanspraak maken op onderwerping van den kant der burgers. Oordeelt zelf, of het billijk is in de oogen van God, U meer te gehoorzamen dan God, zeiden 'Petrus en Johannes tot den Hoogen Raad der Joden, die hun de prediking van Jezus' leer wilde verbieden, (Hand, 4:19, ) Nooit echter mag het verzet tegen onrechtvaardige wetten zoover gaan, dat men de overheid ook in die zaken, welke niet indruischen tegen de wetten Gods, de gehoorzaamheid opzegt. Oproer en opstand zijn altijd verboden, " (3e druk pag. 258, )

Wanneer dit juist is — en geen enkel goed katholiek zal daaraan twijfelen — dan zou ik willen vragen: hoe heeft dan een volk te handelen, indien de overheid de lieden voor de keus stelt: „sten'en of zondigen t-^gen datgene, wat gij naar Gods Woord en uw consciëntie kent als het gebod Gods? " Wanneer dan een volk weigert te gehoorzamen — e" dat consequent doet, d.oor zich te verdedigen, indien de dienaren van de overheid komen om te dooden — is dat dan revolutie? Is het nooit tot Canite Tuba doorgedrongen, dat de gereformeerde vaderen niet anders konden dan weigeren te gehoorzamen aan het gezag van Philips, en is het nimmer hem duidelijk geworden, dat in dien tijd e-r tenslotte 'maar één wet was, en wel deze: „Wees Roomsch — of sterf?

En dan lees ik bij pater ds Groot ook dit: (paê-217): men is verplicht de juiste uitspraken van het geweten te volgen, Doet men het niet, dan overtreedt men willens en wetens een gebod, "

Maar wanneer nu onze vaderen, naar het woord van God, liever wilden, dat Gods Woord richting

gaf aan het geweten, dan de uitspraak van de kerk _. wanneer zij oordeelden, dat dat Woord van God sprak in hun conscientie, en eischte gehoorzaamheid! aan .God alleen, en verbood een gehoorzaamheid aan de kerk, die hen dwingen wilde tegen dat Woord en tegen die conscientie te handelen — was dan die gehoorzaamheid aan de conscientie, en het opzeggen van de gehoorzaamheid aan den Koning een goede daad of niet?

Jlaar we mogen zeker ook wel eens even heriimeren aan de Roomsche practijk. Zeker, het volk mag daar geen koning afzetten of afzweren.

Jlaar het is onwaar, dat men ongehoorzaamheid aan den koning verbiedt, indien die koning van het volk eischt, of persoonlijk iets doet tegen kerk en crodsdienst, wat Rome anders verlangt. Paus H i 1 d e - brand, anders genaamd Gregorius VII, zag "'er werkelijk geen kwaad in, dat de Duitschers tegen het wettig gezag" in opstand kwamen — neen veeleer stond de zaalc zóó, dat hij, die .gehoorzaam was aan den wettigen voa-st Hendrik IV (1066—1106) de kans beliep met den ban te worden getroffen. Waren dan al do wetten van Hendrik zoo goddeloos? Neen — maar inzake de religie wenschte hij niet naar de pijpen van den Paus te dansen.

En dan zegt de Roomsche practijlc iets anders dan de leer: „nooit een vorst ongehoorzaam zijn". En we behoeven niet zoo ver in de historie terug te gaan.

De houding van üe Roomschen ten opzichte van den Diuitschen keizer ligt ieder nog versch in het geheugen. Daar was zeker toch geen enkele reden van die, welke Dr de Groot noemt. Maar de utiliteit alleen scheen daar voldoende, om de handen van de Roomschen in die van de socialisten te doen belanden.

Er zouden hier wel meer gevallen zijn te "noemen. Werkelijk er is geen sprake van, dat Rome het wereldlijk gezag van een vorst zoo hoog acht, indien men het gemakkelijker voor de moederkerk vindt, dat gezag te knotten. Dje dolk van Ravaillac (die Hendrik IV van Frankrijk vermoordde) en de kogels van de moordenaars van onzen vader des vaderlands zouden het kunnen getuigen.

Maar we kunnen nu eenmaal niet breed op deze dingen ingaan.

Enkele vragen moeten me echter nog van het hart. En dan vraag ik allereerst: hoe wil dan Cariite Tuba, die zoo speciaal paedagogisch met de historie te werk wil gaan, aan de kinderen vertellen van de roeping van dezo lage landen bij de zee, in de dagen, toen de martelaren bij duizenden waren te tellen? Och, hij heeft het over die achttien Gorcumsche martelaren. Ja zeker —' maar wanneer wij dan eens beginnen te praten over de duizenden, die hunne tongen den messen, en hunne lichamen den brandstapels moesten overgeven? Wat was dat dan van den vorst van Spanje? En heeft zelfs in den tijd, toen er gevaar dreigde voor ons volk van allen kant, de prins van Oranje niet loyaal zich gehouden tegenover den koning, zoolang'het "kon, én." zoolang hij zijn'leven veilig kon denken? En hoe verging het de „trouwen", die het waagden met den „allerchristelijksten" koning? De graven van Egmond en Hoorne zijn er de bloedig© befl'ijzen voor geweest! Hoe moet de Roomsche ondenvijzer dan "die historie verhalen? ''

Want het was niet naar de Roomsche leer van heden, dat Philips alzoo handelde. En weer citeer ik Dr de Groot:

„Daar echter in zeer vele landen een gemengde bevolking leeft, laat de kerk het, om grooter kwaad te voorkomen, of grooter goed te bereiken, toe, dat de staat ook aan valsche godsdiensten de vrije uitoefening van hun eeredienst waarborgt. Volkomen' valsch is de iDewering, dat de kerk een gewelddadige onderdrukking van andersdenkenden zou begeeren, of hun het genot van hun burgerlijke rechten zou willen zien onttrekken." (pag. 69.)

Dat hadden de martelaren eens moeten hooren! Haar mjsschien zegt Canite Tuba: „Ja, maar dat zijn de nieuwere inzichten". Goed, maar dan moet de inleiding op de vertelling van de historie van Willem den Zwijger ook zijn: „Kinderen, in dien tijd had noch io kerk, noch de Roomsche regeering een goed inzicht in hetgeen er moest geschieden in een staat, welks burgers niet allen leden waren van de Roomsche kerk. En daardoor trad Philips, geholpen door Alva, den vijand van ons volk, in blinden ijver en in dwaze, nu onjuist gebleken, liefde voor de moederkerk op een gansch verkeerde wijee op. En in het licht bezien van hetgeen de koning waagde, en van hetgeen Alva, geholpen door onze geestelijken, die toen ook nog niet beter wisten, bestond, is de daad van Willem den Zwijger, die de gehoorzaamheid aan den koning weigerde, zeer juist. Immers een vorst mag nooit de conscientie binden " enz. En dan kan hij Dr de Groot verder laten spreken.

We merken evenwel, dat hier de knoop ligt bij dit punt: zal de staat onafhankelijk zijn van de kerk, ja 'dan neen? Die kwestie, waarom het gaat, is tenslotte *r een ^a-n tegenstelling tusschen de Roomsche beschouwing, die in die dagen van Gregorius VII opgeld ging doen, dat n.l. de geestelijke overheid het gezag had uit te oefenen over cle wereldlijke — en de protestantsche, die van zulk een theorie van de twee zwaarden, al of niet door een legende gesteund, niet mi weten.

Zie, wanneer we de zaak in dit licht bezien, dan wordt veel - .ons duidelijk. Maar laat men dat dan ook eerlijk zeggen.

Laat men recht doen aan Prins Willem, die protestant was, en aan de vaderen die de gereformeerde opvatting huldigen. Zoo toch alleen blijift men ervoor bewaard te spreken van een karakterfout biji den prins — van een revolutie bij hen, die hem ter zijde stonden ~ en waarbij óók „katholieken" waren! Canite Tuba — ook van uwe vaderen waren daarbij! Wi© zijn neus schendt

Opvoeding eischt eerlijkheid, zoo zegt men. En ^. dat is juist.

Maar eerlijkheid tegenover de gereformeerde beginselen, en jegens den persoon van Prins Willem den Eersten, dien wiji met trots den Vader des Vaderlands noemen, is in het stuk van den man, wiens vaderland geen vader heeft, maar geboren is in ongerechtigheid (zóó moet hij het zien) al heel ver te zoeken!

J. W.

Iets over de Oud-Grieksche Gymnasia.

I.

Terwijl we vroeger voor de kennis van de Oud-Grieksche onderwijstoestanden in hoofdzaak ons moesten tevreden stellen met wat de schrijvers er opzettelijk of toevallig van meedeelen, hebben de opgravingen van de laatste twintig jaren zooveel nieuws aan het licht gebracht, dat het, nu de redactie me om ben bijdrage vroeg, me niet onaardig leek, daarvan een en andei' te vertellen.

Ternauwernood behoef ik te vermelden, dat een Grieksch gymnasium anders was ingericht dan een tegenwoordig en wel om de eenvoudige reden dat het in werkelijkheid een gymnasium was, d. w. z. een plaats, waar men onderricht krijgt in het turnen. Natuurlijk werden ook de andere vakken gedoceerd, maar de gymnastiek en het hanteeren der wapenen vormden ifoch een zeer belangrijk onderdeel van het leerplan. Het gevolg daarvan was, dat ook het gebouw anders ingericht was dan bij ons en men er een worstelperk, , een waschzaal, een zalfzaal en wandelgangen vond. Daar kwam bij, dat een gymnasium menigmaal een combinatie vormde van lagere, middelbare en soms hoogere school. En dit was natuurlijk van invloed op de inrichting van het gebouw. Het beste begrip van zulk een school geeft ons het gymnasium van Pergamum, dat ongeveer in 1904 is opgegraven. Het gebouw lag aan een der hoofdwegen en was verdeeld in drie afdeelingen, die terras-gewijze zich boven elkaar verhieven. Geweldige steunmuren waren gebouwd en de ruimte daartusschen opgevuld met steenen en aarde om zoo de terrassen te vormen. Een rond poortgebouw gaf toegang tot de school. De onderste afdeeling was die der kinderen; daarboven bevond zich de school der epheben, dat zijn de jongens van ongeveer 14 tot 18 jaar, en op het bovenste terras het gymnasium der jongehngen en jonge mannen. Rehalve collegezalen bevatte het een feestzaal en een theater met ongevei:1000 zitplaatsen bij wijze van aula.

Treedt men nu zulk een gymnasium binnen, dan maakt het een mistroostigen en verlaten indruk. Hier ©n daar staat nog een brok muur of een zuil, maar van d£( antieke schoonheid is niets meer over. Niets ook van de aankleeding met aardrijkskundige kaarten en afbeeldingen van tafereelen uit de mythologie. Een merkwaardige prestatie van een der leerlingen is te Priene gevonden. De knaap had de o.pdracht gekregen de namen der Spartaansche ophoren in den muur te beitelen en scheen te meenen, dat het er niet veel op aankwam of de nam? n, die hij vereeuwigde, werkelijk die van de ephoren waren: hoofdzaak vond hij, dat het Spartaansche namen waren en het resultaat is, dat er op d^ ephoreninscriptie inderdaad maar één ephoor voorkomt. De meest voorkomende scboolinscripties zijn de klasselijsten, die soms in de school zelf op den muur, soms in het stadhuis op een koperen zuil gegraveerd werden. Ze geven eerst een dateering en dan de lijst van hen, die van de lagere school naar de middelbara bevorderd zijn en van hen, die eindexamen deden en zich nu als studenten bij den schermleeraar mochten aamnelden. De studie op de lagere school duurde .ongeveer van het 7e tot het 13e jaar. Er is een grafsteen over, door een moeder opgericht voor haar twaalfjarig knaapje, waarop ze den jongen beklaagt, omdat hij al stierf, voordat hij het jongelingenkleed kon aantrekken en Hermes, den beschermgod van het gymnasium kon aanschouwen. Verder zijn op die lijsten de leeraren genoemd en wat wij zouden noemen de curatoren. Later stelden de leerlingen zelf de lijst op, zoo b.v. in 147 V. Chr. te Pergamum, toen 178 jongelui, die de lagere school verlieten, hun namen vereeuwigden door een opsomming daarvan, met een beeld van prins Attains, in een nis van hun school op te stellen. Op sommige plaatsen zijn lijstan gevonden van alleen die leerlingen, die een prijs behaald hadden of overwonnen hadden in schoolwedstrijden.

Buitengewoon belust was de schooljeugd van iiet oude Griekenland op het oprichten van vereenigingen. In de eerste plaats waren er vereenigingen, die aüei leerlingen van een gymnasium omvatten, en een soort scholierenraad vormden. Dat ze heel wat aandurfden blijkt uit een schrijven, dat de leerlingen van Omboi, een klein plaatsje in Egypte, richtten tot koning Ptolemaeus II, op welk schrijven ze keurig netjes antwoord kregen. Een bijzondere reden tot het houden van een leerlingenvergadering was aanwezig, wanneer iemand aan een gymnasium een belangrijk geschenk gegeven had, b.v. van zalfolio. Dan werd officieel de dank der leerlingen overgebracht.

Niet alleen de jongens, maar ook de meisjes sloten zich tot clubs aaneen. Want ook meisjes bezochten de gymnasia. Meermalen blijkt, dat zulke clubs soms aanzienlijke sonunen gelds bezaten en juridisch gesproken zelfstandig naar buiten konden optreden of, . zooals wij zouden zeggen, rechtspersoonlijkheid hadden. 'Ook hadden ze hun eereleden, zooals b.v. te Hierapolis, waar den dichter Onesikles het eerelidmaatscha.p te beurt gevaUen was. Soms eerden zij den gymnasiarch of rector met een standbeeld. Van bijzondere piëteit ge=' tuigt het bestaan van een ephebenclub te Akraiphiai, die zich gevonnd had om jaarlijks op het graf van den jonggestorven Epaminondas en diens zuster een hercCenkingsfeest te vieren.

Zooals ieder rechtgeaard HolLinder, wanneer hij een toren beklommen heeft, meent 'daar zijn naam te moeten vereeuwigen en dat wel liefst zoo hoog mogelijk, zpo schepte ook de Grieksche jeugd er behagen in haar naam in steen te griffen. De wanden vaii de school te Priene zijn tot aan den zolder toe met namen beschreven. Ieder reserveende blijkbaar een plaatsje voor zichzelf, b.v. „de plaats van Artemas den zoon van. Dionysius". Broers en vrienden schreven hun namen bij elkaar; meermalen zijn er schrijffouten gemaakt. 317 waarover we ons niet behoeven te verwonderen, als we bedenken, dat de jongens soms op eikaars schouders moesten klimmen om een open plekje te vinden. InThera hadden ze nog niet genoeg aan de muren van de school, maar bekladden ook do rotsen in de buurt. '17 namen, die in de school te lezen zijn, bevinden zich ook opr de rotsen, de een op al hooger en gevaarlijker plaats dan de andere.

Een, voorzoover ik weet, ons volkomen onbekendemanier van vereeuwigen is die, welke niet den naam, , maar de grootte van den voet aan het nageslacht overlevert. DergeMjke aanduidingen zijn over op langwerpige marmeren steenen, waarop de voeten in rijen geteekend zijn. Meestal zijn het rechtervoeten; de nagels zijn er netjes in geteckend en daarin staat dan de naam van "den gelukkigen bezitter, terwijl in den voet zelf een uitnoodiging staat om hem, - wiens naam hij draagt, vriendeUjk te gedenken.

De examens, die gehouden werden, waren van een geheel ander karakter dan de onze. Ze waren gesplitst in twee soorten, n.l. wetenschappelijke en gymnastijsche. Die eerste werden dilovijls op het stadhuis gehouden, de laatste in het gygnasium. Over bet algemeen droegen ze het karakter van wedstrijden en de prijzen, voor welke van overheids'wiege gelden beschikbaar werden gesteld, 'wijdde men gemeenlijk den goden. Soms werden wedstrijden aangegaan met scholen in andere steden en dan reisde de heele klas onder leiding van den leeraar daarheen en bleef soms maandenlang onderweg. Wat de examenvakken betreft: die waren voor de jongsten het meest in aantal n.l. lezen, schoonschrijven, schrijven van muziek, declameerenl van dichtwerken, citherspelen en fakkehvedloop. Dfe ouderen hadden "lezen, declameeren en algemeene ontwikkeling. Een enkele keer wordt ook rekenen als examenvak gevonden. Een lijst van meisjes, die geëxamineerd waren, is te Pergamum gevonden; zij hadden voldoende in de vakken declameeren van lyrische en epische poëzie, lezen en schoonschrijven. Bij wijze van eindexamen kenden sommige meisjesscholen wedstijden in bezonnenheid en huishoudkunde!

Do verplichte deelname aan de vele godsdienstige feesten hezorgde aan de Grieksche jeugd een groot aantal vacantiedagen. Ook was er vrij, als een nieuw schoolhoofd optrad of als er een nieuwe burgemeester kwam. Zoo 'Weten we van een burgemeester in Priene, die vóór zijn verkiezing zich schriftelijk tegenover de ouders verbonden had de .jeugd zaphtmoedig te zullen behandelen. D|ie belofte hield hij zoo schitterend, dat hij op den dag van zijn optreden de jeugd bij zich thuis op een glas wijn noodigde, zooals de inscriptie zegt: „om zijn menschlievende zachtmoedigheid te toonen". Ook waren er verstandige burgers, die wisten, hoe groot de dankbaarheid der jeugd is voor een vrijen dag. Zoo b.v. Eudemos van Mil'ete, die een zeer belangrijke som aan zijn stad schonk om een gymnasium te stichten. Onder de voorwaarden kwam ook de bepaling voor, dat de 5e van iedere maand een vacantiedag moest zijin. Wat zullen de 'leerlingen dezen iedere maand weerkeerenden Eudemosdag dankbaar hebben aanvaard!

Dr A. SIZOO.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

De Roomschen en de Vaderlandsche geschiedenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's