GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

De Synode van Kalamazoo stelde drie punten vast:1. er is een gunstige gezindheid Gods jegens de menschheid in het algemeen, en niet alleen jegene de uitverljorenen; 2. er is een beteugeling der zonde in het leven van den enkelen mensch en in de samenleving; 3. oolc de onwedergeborenen kunnen zoogenaamde burgerlijke gerechtigheid doen.

Zü deed tot de predikanten H. Danhof en H. Hoekse-' ma een vermaning uitgaan.

Zü drong er biJ professoren en predikanten op aan • het leerstuk van de algemeene genade in nadere studie te nemen en te bespreken in prediking, lezing en geschrift.

Warmeer de besluiten der S-ynode heel nuchter door een HoUandschcn kerkrechtelijken bril worden bekeken en niet gelet op de bijzondere omstandigheden, rijzen er wel bedenkingen.

Een dier bijzondere omstandigheden brengt mee, dat onze Nederlandsche Kerkenordening niet in aUe onderdeden op Amerikaansche toestanden kan worden toegepast. Op den duur zal het wenschelijk zijn een Kerkenordening saam te stellen, waaraan de Gereformeerden Kerkrechtelijke beginselen, welke voor alle landen en voor alle tijden gelden, moeten ten grondslag liggen, maar die een eigen Amerikaanseh cachet draagt.

Een andere is deze, dat de Amerikaansche geest meer op incidenteele beslissingen is aangelegd, dan dat men vaste lijnen volgt, waar echter een gezond kerkelijk leven niet buiten kan.

Ofschoon de vraag kan rijzen of het commissoriaal maken van deze zaak geen aanbeveling zou hebben verdiend, staat dit toch wel vast, dat geen enkel besluit volle tevredenheid zou hebben gewekt.

Staande de S-jmode diende Ds Danhof een protest in, dat, hoe gematigd ook, tóch „practische maatregelen" van verzet aankondigde.

Had de kerk, waaraan Ds Hoeksema verbonden is, de kerk van Eastern Avenue vier broeders, die hun predikant van onrcchtzinnigheid hadden aangeklaagd, onder censuur geplaatst, de classis van Grand Rapids-Oost besloot, dat altlians drie van hen van de censuur moesten worden ontheven. Ds Hoeksema eischte echter, dat ziji hun beschuldiging van „publieke zonde", waartoe de kerkenordpning ook de ketterij rekent, zouden intrekken.

Aisau nam Ds Hoeksema de toevlucht tof; een eigenaardig middel.

De kerkeraad riep een ledenvergadering samen. Daar zette Ds Hoeksema zijn standpunt uiteen.

Daarna moest er gestemd worden.

Toen de-ze vergadering gehouden werd, vertoefde ik juist een paar dagen in Grand Rapids.

Heel Gereformeerd Grand Rapids was er natuurlijk vol van en wachtte met groote spanning af, wat er geschieden zou.

Men gevoelde, dat een scheuring zoo al niet zou plaats hebben, dan toch zou worden voorbereid.

Na de uiteenzetting van Ds Hoeksema moest er gestemd worden.

En hoewel Ds Hoeksema een vurig, tegenstander van kerkelijk stemrecht voor de - vrouw — ook in Amerika een ksvestie — is, stond hij als voorzitter van den kerkcraad erop, dat ook de vrouwen in dit geding haar stem zouden uil; br6ngen.

Zelf heb ik zoo'n stembriefje gezien.

Daarop werd de vraag gesteld, of Ds Hoeksema zich schuldig had gemaakt aan „publieke zonde", gelijk de classis had gekonstateerd.

Het ging dus tegen de classis.

Men had ©en hokje „ja" of „neen" zwart te maken. Als ik me het cijfer goed herinner, stemden meer dan 750 belijdende leden „neon".

En een groote 50 „ja".

Verreweg-de meerderheid was dus op de hand van D'S Hoeksema.

De Chr. Ger. pers in Amerika liet niet na deze handelwijze als independentistisch te veroordeelen.

En volkomen teTCcht.

Want wel verdedigde Ds Hoeksema zich, dat de kerkeraad niet anders bedoelde dan het gevoelen der gemeente te hooren en aan de gemeente niet de regeermacht te geven.

Maar zeer juist zag men hierin slechts een doekje voor het bloeden.

Want het stemmen op een gemeentevergadering is op zichzelf reeds independentistisch.

Welk effekt men daarmee wenschte te bereiken was duidelijk.

Men wilde-zich hiermee sterk maken tegen de classis. Hier ligt dan ook feitelijk reeds de breuk met het kerkverband.

Een kerkeraad; die zulk een uitspraak van de gemeente achter zich heeft, kan niet meer terug.

Deze kerkeraad wilde ook niet meer terug.

Hij had de hoofden geteld en kon er zeker van zijn, dat hij bij verbreking van het kerkverband de gemeente medekreeg.

Wel kreeg hij er ten slotte — in zulke gevallen de gewone ervaring — niet zoovelen mee, als waarop hij gerekend had.

Maar het - grootste deel bleef, later daadwerkelijk voor de keuze geplaatst, toch Ds Hoeksema trouw.

Dit bewijst wel het beslag, dat Ds Hoeksema op de gemeente had gelegd.

Voor velen buiten deze plaatselijke kerk was dit een psychologisch raadsel.

Jarenlang toch was dezo kerk in een gansöh andere richting geleid.

Hoe kon het dan verldaard, dat de nieesten geen oog" ha, dden voor de verkeerde lijn, welke Ds Hoeksema volgde?

Ontegenzeglijk moet dit toegeschreven aan de krachtige persoonlijkheid van Ds H.

En het geheim der persoonlijkheid laat zich niet doorgronden.

Ds H. had langzamerhand ©en kring van fanatieke volgelingen gevormd, welke met hem door dik en dun ging.

Welke vreemde beweringen hij ook voordroeg, zij hingen hem aan.

En niet ondubbelzinnig gaven zij hem en anderen te verstaan, dat hij wat groots was.

De gebruikelijke betuigingen, dat allo predikanten met de professoren erbij, in de schaduw van Ds H. niet konden staan, werden kwistig uitgezaaid.

Ook in ons land kwam zoo iets van tijd tot tijd wel voor.

En wat men er van te zien kreeg, drong steeds tot den wensch: God bewaxe lederen leidsman voor zulke volgelingen. .

VVeinigen zijn tegen zulk een wierook bestand.

En tot die weinigen behoorde Ds H. niet.

Van heel deze droeve geschiedenis dragen de aanhangers van Ds H. een groot deel van de schuld.

Laten zij uit liefde tot hem zijn gedreven, zoo hadden zij hem toch onverstandig lief.

Wanneer zij in hun aanhankelijkheidsbetoon meer gematigd wareai geweest, zou dit kalmeorend op D's H. hebben gewerkt.

Wellicht ware dan de vrede bewaard gebleven en was scheuring voorkomen.

Kerkelijke Openbaarheid.

Onlangs lanceerde de bekende Luthersche predikant P. Groote de idee om de zittingen der Synode ook voor het publie-k, toegankelijk te stellen.

De kerkniouwsreda.kteur van de „N. R. Ct." was daarmee zeer ingenomen.

Maar uit zijn stuk bleek, dat hij niet wist, hoe de zittingen van de Synodes der Gereformeerd© Kerken door alle leden dier kerken kunnen worden bijgewoond, behalve natuurlijk die, waarin tuchtzaken behandeld worden.

Ook daarin zijn onze Gereformeerde Kerken andere groote kerkengroepen vooruit.

En dat niet, omdat zij rekenden met den geest van den tijd.

Maar omdat zij alzoo aan de gem'eenteleden een zoo groot mogelijk recht wilden toekennen.

Om een politiek begrip voor een oogenblik op kerkelijk terrein over te brengen — in het verleenen van dat recht ook aan de niet-ambtsdragers komt uit het demokratische karalcter van onze kerken.

Het is niet zoo, dat men eerst door het begiftig, d worden met een ambt, voor vol wordt aangezien, mondig wordt verklaard.

Maar zoodra iemand belijdenis des geloofs aflegten tot de tafel des Heeren is toegelaten, wordt hij als mondig beschouwd.

Een bestuur, dat zijn gewichtigheid ophoudt door geheimzinnigheid, kennen we niet.

Onze vensters staan open.

Zelfs wordt bij onze Synodale vergaderingen niet eens een inquisitoriaal onderzoek ingesteld of ieder aanwezigie wel lid eener Gereformeerde Kerk is.

Hij behoeft geen kaart te vertoonen.

Ook niet-Gereformeerden kunnen zich gemakkelijk toegang verschaffen.

Dat wordt geheel en al aan hun eerlijkheid overgelaten.

In deze kan gezegd, dat onze kerken haar tijd vooruit zijn.

Evenwel meene men niet, dat er bij ons niets meer te reformeeren overblijft.

Bij de andere kerkelijke vergaderingen, die van den Kerkeraad, Classis en Partikuliere Synode, dient dunkt ons nog naar grootere openbaarheid gestreefd.

Soms zijn de vergaderingen van een Particuliere Synode ook evenals die van de Generale Synode voor alle Gereformeerden publiek.

In de ©ene provincie schijnt men daarin vrijgeviger te zijn dan de andere.

En tot onze Classes en Partikuliere Synodes hebben in elk geval all© ambtsdragers uit alle kerken in dat ressort toegang, dus niet alleen de afgevaardigden.

Op dat punt zijn we nog altijd ruimer dan vele kerkgenootschappen.

Zelfs kunnen op verzoek ook niet-ambtelijke gemeenteleden tot deze vergaderingen worden toegelaten.

Maar een vasten regel heeft men daaiwoor, voorzoover we weten nog nergens opgesteld.

Toch zouden we deze gedachte gaarne bepleiten. Natuurlijk moeten we hierbij met den bijzonderen aard dier vergaderingen rekenen.

Op de Classes worden veel meer persoonlijke zaleen, vooral tuchtzaken behandeld, dan op een Generale Synode. -

Wanneer daarvoor telkens de vergadering in klein comité zou moeten overgaan, zouden de niet-ambtsdragers gedurig weer het lokaal moeten verlaten.

Bij d(> Particuliere Synodes klemt dit minder. Bij de kerkeraadsvergaderingen weer sterker.

De vergaderingen der Partikuliere Synodes zouden in openbaarheid daarom veel meer de openbaarheid der General© Synodes kunnen naderen, dan thans het geval is.

De algemeene kwesties, welke daar ter sprake komen, trekken in den regel niet zooveel belangstelling, dat men verlegen zou zijn, daarvoor een geschikt© lokaliteit te vinden.

Als er spannende zaken aan de orde zijn, zou de toevloed' weleens groot kunnen zijn.

Maar de ruimte van een behoorlijk kerkgebouw zal daarvoor steeds wel voldoende wezen.

En gewoonlijk zal het aantal toehoorders wel zeer gering zijn.

Zelfs de zittingen van de Generale Synode trekkera. dik^vijls slechts een bescheiden getal niet-ambtsdragendo gemeenteleden.

Evenwel pass© men hiervoor op, dat men niet rede^ neert: do gemeenteleden maken van het recht, hun verleend, slechts weinig gebruik, zij stellen het blijkbaar niet op prijs, daarom zullen we het hun maar weer ontnemen.

De vrijheid om van dat recht gebruik te maken verhlijv© aan de gemeente.

Maar juist achter dat recht verleenen staat een gezond Gereformeerde beschouwing n.l. eerbiediging van het ambt aller geloovigen, het aanmerken van alle belijdenden als mondigen.

Zooals we zeiden levert de openbaarheid van classi-cale vergaderingen meer bezwaar.

Toch zou het overweging verdienen om eerst zulke punten op het agendum te stellen, die een publiek karakter dragen, en waarvan de behandeling ook door niet-ambtsdragers kan worden bijgewoond. D'e punten, welke loopen over personen, kunnen dan voor het laatst bewaard en vóór dat die in behandeling konien verzoekt dan de praeses de ambtolooze aanwezigen de vergadering te verlaten.

Of ik van dezen maatregel veel verwacht?

Dat nu niet.

Maar hij is uitvoerbaar.

En dan dient o.i. aan de gemeenteleden van alle betrokken berken het recht, waarover we spralcen, uitdrukkelijk te worden verzekerd.

Op kerkeraadsvergaderingen zouden we daaraan even gaarne willen vasthouden.

Maar hier twijfelen we aan de praktische uitvoerbaarheid.

Het grootste deel dier vergaderingen toch wordt ingenomen door rapporten over huisbezoek, ziekenbezoek enz.

Het persoonlijk element domineert in de besprekingen.

Een schifting tusschen openbaar en geheim valt hier feitelijk niet aan te brengen.

En opeiibaarheid mag natuurlijk nooit worden gezocht ten koste van geheimhouding van persoonlijke zaken.

Met beide moet evenzeer rekening worden gehouden. Toch kan ook in deze wel meer openbaarheid worden betracht.

Vroeger wezen we reeds op het nietszeggende van vele kerkeraadsverslagen.

Eaarin staat vaak niet meer vermeld, dan wat er gezongen en gelezen is, wat er ter visie is gelegd en dat er iets in handen van een commissie is gesteld. 't Is over het geheel de droogste en saaiste lektuur, welke er bestaat.

En wie achter de schermen — men vergeve in dit verband dit woord — kijkt, ontdekt, dat juist het voornaamste, waarover uren lang is gedelibereerd, niet zelden zelfs met geen woord wordt aangeduid.

Daarover wordt in de gemeenten dan ook bijna algemeen geklaagd.

Wij mogen niet anders dan het rechtmatige van die klacht erkennen.

Wil men het kerkeraadsverslag kort houden, zoo bestaat er op zichzelf geen bezwaar tegen, mits een plaatselijke kerkbode het in zijn kolommen maar nader toelichte.

Daarbij behoort vanzelf de redaktour objektief het gevoelen van den kerkeraad weer te geven.

Werd dat meer gedaan, het zou ook de beteekenis der plaatselijke kerkbodes ten goede komen.

Want die zijn er toch allereerst voor de gemeente, wier naam in het hoofd staat vermeld on niet om redakteuren de gelegenheid te geven hun oordeel kenbaai' te maien over aangelegenheden van algemeenen aard.

Is voor dit laatste ruimte, dan valt het te loven, dat deze op zulk een wijze gevuld wordt.

Maar plaatselijke belangen gaan voor.

Door een kerkbode kan er van een kerkeraad uitnemende leiding uitgaan en openbaarheid worden gegeven aan wat door hem gewenscht wordt geacht. Openbaarheid — en hierop mag niet het minst worden aigedongen — is in het geordend kerkelijk leven een gewichte faktor.

Geen kloostermuren!

Geen geheimzinnigheden!

Behalve dan voor tuchtgevallen en andere zaken, die over personen gaan.

Daarover behoort het diepste stilzwijgen te worden bewaard.

Helaas! ontbreekt ook hieraan maar al te veel. Soms wordt het „klikken" ©n het „Idappen" door gebrek aan openbaarheid in de hand gewerkt.

Kerkeraden, die , , lek" zijn, hebben vóór alles te onderzoeken of ze over het geheel tegenover de gemeente niet te veel in raadselen willen wandelen.

Aan den anderen kant echter ontbreekt het in de kerk evenmin als in de wereld aan spionnen.

Niets is tegen dat slag van lieden beveiligd.

Loslippige kerkeraadsleden worden handig uitgehoord. Een enkele maal verstout zich zelfs een ambtsdrager zelf berichten te ventileeren.

Ook komt het voor, dat personen, die onder behandeling val; kerkeraad of meerdere vergaderingen staan, hun zaalc eigenmachtig en op hun manier aan de groote klok hangen.

Dat getuigt van weinig kieschheid, eergevoel en ernst. Want het geheim moet juist dienen om hun ©er zoo lang mogelijk te beschermen.

Geven zij er dan zelf publiciteit aan, dan toonen ze niet te verstaan, hoe ernstig het is, als over hen door een kerkelijke vergadering moet gesproken worden.

Al is hun zaak misschien nog zoo rechtvaardig, zij zijn zelf oorzaak, dat de massa denkt: er zal wel een luchtje aanzitten.

Daarmee dienen zij niet de openbaarheid, maar schaden alleen zichzelf.

Ze halen zich het afkeurend oordeel van alle weldenfcenden op den hals.

Al deze buitensporigheden mogen echter geen beletsel zijn om naar meerdere 'openbaaxheid in het kerkelijke leven te staan.

TheoIOBisclie Sclioolflag.

Voor eenige weken werd de Theologische Schooldag gehouden.

De referaten, welke werden gehouden, zijn in onze dagbladen reeds „verslagen".

Ons blad heeft do gewoonte niet de verslagen nog eens g, f te drukken.

Daarvoor is onze plaatsruimte te kostbaar.

Toch mag het niet onopgemerkt blijven, hoe deze dag zich onderscheiden heeft door een keur van referaten.

Zoowel het onderwerp van Ds Schilder „Gereformeerd Farizeïsme", als dat van Dr Harrenstein „Wonderen op het Zendiiiigsveld", van Ds J. Douma over ..De evanffclisatie-predikant" en van prof. Dr A. Noordtzij over , , Schriftonderzoek" bekoren door belangrijkheid en afwisseling.

Droeg volgens indruk-gevors het referaat van Ds Schilder de eerepalm weg — wij schrijven dit niet om onzen mederedakteur een pluim op den hoed te steken —•, hij dient er ongetwijfeld onzen lezers mede door het in ons blad een plaats te geven.

Wordo ook door deze dag de komst van het koninkrijk Gods bevorderd.

Universiteitsdag.

Kort op den ïheologischen Schooldag volgde de Universiteitsdag of, rekent men de wetenschappeüjke samenkomsten mee, de Universiteitsdagen.

De wetenschappelijke samenkomsten inet prof. Dr A. A. V. Schelven en Dr H. R. Woltjer als inleiders genoten ruime belangstelling en gaven een geanimeerde discussie te hooren.

De bidstond was heel goed bezocht.

Dit beloofde reeds iets voor den volgenden dag. En werkelijk gaf deze dag een talrijke opkomst. Het Avas nu niet de tooneelkwestie, die, gelijk te Utrecht, de schade de zaal deed vullen.

Ook zullen we niet beweren, dat enkel toenemende belangstelling in ons Universiteitsleven die gunstige uitkomst gaf.

Ue verkiezingen van den vorigen dag wekten, waar aan minister Colijn als directeur de leiding was opgedi'ageu, zeer zeker ook den lust op om daar tegenwoordig te zijn.

Doch we gelooven niet te haastig te zijn, wanneer we aan toenemende belangstelling toch het voornaamste van het heuglijk resultaat toeschrijven.

In twee jaar tijds zijn de inkomsten . belangrijk gedaald. We komen hierop nog wel terug.

Maar we hebben toeh hoop, dat ze nu weer stijgen zullen.

Vooral de wederzijdsche liefde van Universiteit en Volk kwam in de redevoeringen aan het woord.

Ook hadden de Directeuren er op voortreffelijke wijze voor gezorgd, dat er populaire onderwerpen werden behandeld door populaire sprekers.

Vandaar, dat 's middags de zaal even goed bezet was als 's morgens en het in-en uitwandelen niet zoo hinderlijk als anders wel het geval was.

Zwolle geeft moed, dat de Universiteitsdagen weer iets van hun vroegere glorie zullen herkrijgen.

Daartoe stiere het onze God, die alleen wetenschap heeft.

Verdedloing van Dr van RliUn.

Dr M. van Rhijn zond ons het volgende te zijner verdtdiging:

Hooggeachte Redactie.

Zoo juist lees ik in „De Reformatie" van 19 Juni 1926 in een stuk van Ds Schilder en in een recensie van Prof. liepp, dat er hier en daar onder Gereformeerden onzekerheid bestaat, of ik bij de teekening van het Farizeïsme in mijn boek over Lucas 16 aan de Gereformeerden heb gedacht. Het spijt mij bijzonder, dat ik dit niet eerder gemerkt heb, want dan had ik het dadelijk kunnen tegenspreken. Ik heb expres in mijn boek opg«nerkt, dat de daar geteekende houding een karikatuur is van vrome orthodoxie en heb er uitdrukkelijk bij gezet: „ook van vrome confessioneele orthodoxie" (blz. 110). Duidelijker kan het toch niet! Niet het minst door de N.C.S.V. heb ik veel te veel eerbied voor waarachtig Gereformeerd leven gekregen, dan dat ik er ooit over zou denken de Gereformeerden een steek onder water te geven in een hoofdstukje over het Farizeïsme ten tijde van Jezus.

U, Mijnheer de Hoofdredacteur, dankende voor de plaatsruimte teeken ik mij

Hoogachtend, Driebergen, 22 Juni 1926.

Uw dw., M. VAN RIJN.

Gaarne bieden we hieraan een plaats, al oordeelen we, dat DT V. R. heusch niet zoo duidelijk was, als hij wel m, eent.

Ik heb echter zijn boek niet mee ingepakt, zoodat ik er gedurende mijn vakantie niet letterlijk uit kan citeeren.

Daarom zij het mij vergund later van antwoord te dienen.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Leergeschillen in de Chr. Ger. Kerk in Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's